92002E2207

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2207/02 van Bill Newton Dunn (ELDR) aan de Commissie. Wrede behandeling van dieren op veemarkten in België.

Publicatieblad Nr. 028 E van 06/02/2003 blz. 0192 - 0192


SCHRIFTELIJKE VRAAG P-2207/02

van Bill Newton Dunn (ELDR) aan de Commissie

(12 juli 2002)

Betreft: Wrede behandeling van dieren op veemarkten in België

De Commissie is op de hoogte van verscheidene ernstige beschuldigingen in verband met overtredingen van de richtlijn inzake het vervoer van dieren op veemarkten in België en heeft gezegd dat zij deze kwestie onderzoekt. Hoewel de Commissie heeft verklaard verantwoordelijk te zijn voor het welzijn van dieren op de boerderij, gedurende het vervoer en bij het slachten, houdt zij staande dat de algemene bescherming van dieren tegen een wrede behandeling onder de bevoegdheid van de lidstaten blijft vallen. Dat betekent dat aanwijzingen van wreedheid tegenover dieren als de dieren nog in handen van de vervoerder zijn tot stappen wegens overtreding van de regels leiden, terwijl een wrede behandeling van dieren bij andere gelegenheden technisch gezien toelaatbaar is. Is de Commissie niet van oordeel dat hieruit inconsequentie spreekt bij haar bescherming van het welzijn van dieren?

Als de Commissie van mening is dat een wrede behandeling van dieren onder deze specifieke omstandigheden (bij het fokken, het vervoer en de slacht) met het oog op de volksgezondheid en de gezondheid van dieren als voldoende ernstig is aan te merken om hierop met wetgeving te reageren, waarom is het dan niet mogelijk de bestaande dierenbehandelingsvoorschriften zodanig uit te breiden dat ze gelden voor de behandeling van dieren in elk stadium van hun leven?

De eerbied voor het welzijn van dieren werd in het Verdrag van Amsterdam opgenomen in het kader van het beleid van de Gemeenschap inzake de landbouw, het vervoer, de interne markt en onderzoek. Dit lijkt te worden geïnterpreteerd alsof het hier uitsluitend gaat om de bescherming van het dierenwelzijn op de boerderij en bij het slachten, maar niet gedurende de verkoop. Is de Commissie voornemens deze interpretatie te verruimen, zodat ook veemarkten onder de Gemeenschapswetgeving inzake de behandeling van dieren vallen?

Gecombineerd Antwoordvan de heer Byrne namens de Commissieop de schritftelijke vragen E-2161/02, P-2207/02 en E-2244/02

(23 september 2002)

De Commissie beschikt slechts over geringe bevoegdheden inzake de vaststelling van regels ter voorkoming van mishandeling van en wreedheid tegen dieren. De Gemeenschap heeft geen algemene wetgevende bevoegdheid ten aanzien van dierenwelzijn. Zij kan evenwel regulerend optreden op dit gebied indien het gevaar dreigt dat uiteenlopende nationale voorschriften betreffende dierenwelzijn de concurrentie op de interne markt verstoren of binnen een sector (zoals de landbouw), waar zij over grotere wettelijke bevoegdheden beschikt.

Binnen dit kader maakt de Commissie gebruik van haar bevoegdheden om ertoe bij te dragen een einde te maken aan onaanvaardbare praktijken op het terrein van het welzijn van dieren.

In het door de geachte parlementsleden genoemde geval is uit hoofde van artikel 226 van het EG-Verdrag een niet-nakomingsprocedure aangespannen tegen de Belgische autoriteiten vanwege de gebrekkige toepassing van communautaire wettelijke voorschriften inzake dierenwelzijn. In verband hiermee hebben ambtenaren van het Voedsel- en Veterinair Bureau van de Commissie inspecties uitgevoerd met betrekking tot de tenuitvoerlegging van de Europese wetgeving betreffende bescherming van dieren op bedrijven, tijdens het vervoer en in slachthuizen. Hierbij werden ook veemarkten gecontroleerd. De uit deze inspectiebezoeken resulterende bevindingen en aanbevelingen zijn gepubliceerd op het internet(1).

De ervaringen van de afgelopen jaren hebben aangetoond dat het dierenwelzijn op veemarkten verbetering behoeft. De Commissie zal binnenkort met een voorstel komen betreffende de bescherming van dieren tijdens het vervoer, dat betrekking heeft op dit terrein. Beoogd wordt door middel van deze wetgeving te waarborgen dat de lidstaten zodanige maatregelen nemen dat overwegingen in verband met dierenwelzijn bij het functioneren van veemarkten een essentiële rol gaan spelen. Het is evenwel niet mogelijk voor de Commissie om de verantwoordelijkheid voor het toezicht op het functioneren van veemarkten op zich te nemen. Deze rol komt de lidstaten toe, zowel op grond van het subsidiariteitsbeginsel als vanwege de financiële beperkingen waarmee de Commissie te maken heeft.

(1) http://europa.eu.int/comm/food/fs/inspections/index_en.html.