92002E1819

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1819/02 van Glenys Kinnock (PSE) aan de Commissie. Indonesië.

Publicatieblad Nr. 192 E van 14/08/2003 blz. 0022 - 0023


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1819/02

van Glenys Kinnock (PSE) aan de Commissie

(27 juni 2002)

Betreft: Indonesië

Kan de Commissie meedelen hoe de EU probeert de Indonesische autoriteiten er met spoed toe te brengen om:

1. Alle Laskar Jihad en andere niet-lokale strijders uit te wijzen uit de Molukken, Sulawesi en Irian Djaya;

2. ervoor te zorgen dat Jafar Umar Thalib, de leider van de Laskar Jihad, wordt vervolgd voor de hem ten laste gelegde misdrijven, o.a. het recente bloedbad in Soya, Ambon;

3. ervoor te zorgen dat het Indonesische leger en de politie eerlijk en verantwoordelijk optreden bij hun vredesmissies op de Molukken, Sulawesi en Irian Djaya;

4. ervoor te zorgen dat de 3 000 Molukse christenen op Halmehera, Bacan, Buru en Ceram die door Moslim militanten zijn geprest om zich tot de Islam te bekeren, op korte termijn worden geëvacueerd naar een plaats waar zij veilig zijn?

Antwoord van de heer Patten namens de Commissie

(19 juli 2002)

De delegatie van de Commissie in Jakarta volgt, samen met de diplomatieke missies van de lidstaten, de ontwikkelingen op het gebied van de mensenrechten in Indonesië op de voet en is betrokken bij alle initiatieven van de Unie om de aandacht te vestigen op de bezorgdheid die er bestaat over de mensenrechten in Indonesië. De Commissie staat achter de duidelijke stellingname van de Unie, die de territoriale integriteit van Indonesië krachtig steunt en de regering aanmoedigt met spoed maatregelen te nemen om de interne conflicten van Indonesië, zowel de separatistische als de sectarische conflicten, aan te pakken en op vreedzame wijze op te lossen. Evenals de meerderheid van de internationale gemeenschap is de Commissie van mening dat deze interne conflicten in eerste instantie de verantwoordelijkheid van Indonesië zijn en daarom in de allereerste plaats door de Indonesische regering en door de organisaties van de civiele samenleving, door de religieuze gemeenschappen en door andere instellingen via een vreedzame dialoog en met eerbiediging van de rechtsorde en de mensenrechten aangepakt moeten worden, zonder daarbij bepaalde groepen te bevoordelen.

De aanhoudende gewelddadigheden op de Molukken en in de provincies Atjeh, Sulawesi en Papoea vormen een bron van voortdurende bezorgdheid. Het onderzoek en de vervolging van personen in verband met schendingen van de mensenrechten op Oost-Timor tot september 1999 zijn nog steeds niet beëindigd ondanks het feit dat de Indonesische autoriteiten in januari 2002 een ad hoc tribunaal voor de mensenrechten hebben opgericht om deze schendingen te onderzoeken.

De tenuitvoerlegging van de wetten die in november 2001 door het Indonesische Parlement zijn goedgekeurd inzake regionale autonomie voor Atjeh en Irian Jaya (hierna Papoea genoemd) en decentralisatie voor alle andere provincies zou in belangrijke mate kunnen bijdragen tot het verminderen van de moeilijkheden. Om dit proces op langere termijn te ondersteunen is de Commissie voornemens, in het kader van haar voorstel voor een landenstrategie voor steun aan Indonesië, zich te concentreren op het bevorderen van goed bestuur en de rechtsstaat in het kader van de maatregelen van de regering inzake decentralisatie en regionale autonomie.

De Commissie is ervan overtuigd dat de Indonesische regering zich onder leiding van president Megawati werkelijk inzet om de interne spanningen te verminderen en om met inachtneming van de mensenrechten naar een vreedzame oplossing van de geschillen te zoeken. Dit wordt bijvoorbeeld aangetoond door de bemiddelende rol die de regering onlangs heeft gespeeld bij de totstandkoming van de vredesovereenkomsten van Malino tussen de christelijke en de moslimgemeenschappen op de Molukken en de rivaliserende groepen in Sulawesi.

De Commissie apprecieert de inspanningen van de Indonesische regering om met de internationale alliantie tegen het terrorisme samen te werken. Zij heeft vernomen dat de leider van de Laskar Jihad-beweging, Jafar Umar Thalib, op de Molukken gearresteerd is en momenteel in Jakarta wordt vastgehouden. De Commissie spoort de regering van Indonesië aan om in deze alsook in andere gevallen de correcte juridische procedures toe te passen.

De Commissie levert humanitaire bijstand voor de slachtoffers van de conflicten en verstrekt tevens financiële hulp om de geschillen te helpen oplossen en de mensenrechtensituatie in Indonesië te verbeteren. Wat dit betreft waren de acties van de Commissie hoofdzakelijk op de Molukken gericht. Sinds 1999 heeft de Commissie al 4 600 000 EUR aan spoedhulp ter beschikking gesteld om de slachtoffers, zowel christenen als moslims, van het geweld op de Molukken in het bijzonder de in eigen land ontheemden te helpen. In de toekomst zal Indonesië een van de landen zijn waarvoor het Europese initiatief voor democratie en mensenrechten 2002-2004 bestemd is. In 2000 en 2001 werden al vier acties voor een totale waarde van 1 862 880 EUR in het kader van dit initiatief gefinancierd door niet-gouvernementele organisaties (NGO's) en het Bureau van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties. Er is bovendien een indicatief bedrag van 2 500 000 EUR uitgetrokken voor verdere acties die in 2002 in het kader van het Europees initiatief voor democratie en mensenrechten (EIDHR) worden gefinancierd.