92002E1565

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1565/02 van Maurizio Turco (NI) aan de Commissie. Syrië.

Publicatieblad Nr. 052 E van 06/03/2003 blz. 0079 - 0080


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1565/02

van Maurizio Turco (NI) aan de Commissie

(3 juni 2002)

Betreft: Syrië

In het antwoord van de heer Patten op schriftelijke vraag P-0634/02(1) over Syrië beweert de commissaris onder andere dat de Commissie er vast van overtuigd is dat de dialoog over de mensenrechten het best gevoerd kan worden binnen het kader van een bindende associatieovereenkomst, dat in een toekomstige associatieovereenkomst EU-Syrië de mensenrechten beschouwd zullen worden als essentieel voor de betrekkingen tussen de Europese Unie en Syrië en dat een dergelijke overeenkomst tot doel zal hebben de gemeenschappelijke doelstellingen uit de Verklaring van Barcelona(2) te bevorderen, zoals de bevordering van de rechtsorde en de democratie, eerbiediging van de mensenrechten, de vrije markt en duurzame groei. Daarnaast zegde de heer Patten toe dat de Commissie in het kader van het samenwerkingsprogramma MEDA zal blijven aandringen op hervormingen.

Is de Commissie nog steeds zo optimistisch over de noodzakelijke democratisering van Syrië, gezien het incident van 24 maart te Homs en de nauwe technisch-militaire samenwerking tussen de Syrische en de Irakese regering met het oog op de constructie van raketten met een bereik van meer dan 500 kilometer?

Vindt de Commissie het, meer in het algemeen, niet verontrustend dat een land dat lid is geworden van de Veiligheidsraad van de VN, mede dankzij de onmisbare steun van de EU en haar lidstaten, zo ongegeneerd de VN-resoluties over Irak kan schenden?

Kan de Commissie tot slot aangeven waar de grens ligt van haar optimistische en positieve politiek ten opzichte van regimes die niet alleen totalitair zijn en wreed tegenover hun bevolking, maar ook een zo duidelijke bedreiging vormen voor de internationale veiligheid en stabiliteit dat zij boven aan alle lijsten van de internationale organisaties staan?

(1) PB C 277 E van 14.11.2002, blz. 69.

(2) Aangenomen tijdens de Euro-mediterrane Conferentie (27 en 28 november 1995).

Antwoord van de heer Patten namens de Commissie

(11 juli 2002)

De Commissie is op de hoogte van verslagen in de pers over een explosie eind april 2002 in een Syrische wapenfabriek in de buurt van Homs. In die verslagen worden Westerse inlichtingendiensten geciteerd volgens welke het wapencomplex in kwestie geen rakettenfabriek was.

De Commissie stelt voor om de vraag met betrekking tot het lidmaatschap van Syrië van de Veiligheidsraad aan de Raad te richten.

De Commissie herhaalt dat een dialoog over de mensenrechten een efficiënt instrument is dat bijdraagt tot de verwezenlijking van de doelstellingen die zijn vastgelegd in de Verklaring van Barcelona (goedgekeurd op 27 en 28 november 1995). In dit verband moge de Commissie verwijzen naar de laatste ronde van de associatieonderhandelingen met Syrië waarin belangrijke vooruitgang is geboekt met betrekking tot het politieke hoofdstuk; in dit verband heeft de Commissie van de gelegenheid gebruik gemaakt om nogmaals het standpunt van de Unie ten aanzien van mensenrechtenkwesties en hun centrale rol in de associatieovereenkomst toe te lichten.