92002E1213

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1213/02 van Theresa Villiers (PPE-DE) aan de Commissie. Veiligheidszegels in het goederenvervoer.

Publicatieblad Nr. 052 E van 06/03/2003 blz. 0048 - 0049


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1213/02

van Theresa Villiers (PPE-DE) aan de Commissie

(29 april 2002)

Betreft: Veiligheidszegels in het goederenvervoer

Kan de Commissie, gelet op EU-verordening 2787/2000(1) artikelen 357 en 386, Bijlage 46A inzake veiligheidszegels mededelen:

1. in welke mate zij in het kader van de opstelling van deze wetgeving overleg heeft gevoerd met producenten/gebruikers van zegels? Met wie is overlegd?

2. of zij alvorens deze verordening ten uitvoer te leggen de huidige controlestelsels in de lidstaten heeft onderzocht?

3. door het stelsel van aanvaarding en controle in het Verenigd Koninkrijk kunnen nagemaakte zegels worden herkend. In het verleden is het voorgekomen dat dergelijke nagemaakte zegels tijdens het vervoer zijn aangebracht in plaats van het oorspronkelijke product van de producent, waardoor het mogelijk werd ongemerkt lading te verwijderen of aan te vullen. Welke maatregelen neemt de Commissie, in overweging nemend dat jaarlijks, heffingen niet meegerekend, voor een bedrag van meer dan USD 400 miljoen aan lading verloren gaat, om ervoor te zorgen dat de Europese markt niet wordt overspoeld met nagemaakte zegels uit niet-EU-landen of landen zonder regelgeving?

4. of de aanvaarding van een veiligheidszegel door één lidstaat niet alleen het gebruik mogelijk maakt bij doorvoer door andere lidstaten, maar voor andere lidstaten eveneens aanvaardbaar is voor levering in alle lidstaten? Zo niet, houdt dit in dat een zegel door iedere lidstaat afzonderlijk moet worden gecontroleerd voordat het in iedere lidstaat aanvaard wordt?

5. de ter zake bevoegde minister van het Verenigd Koninkrijk heeft in een aan mij gericht schrijven in oktober 2001 verklaard dat vermoed werd dat de meeste landen die gebruik maken van de communautaire/gezamenlijke doorvoerprocedures niet beschikken over adequate controlefaciliteiten en dat de invoering van een bindende zegelspecificatie in de Gemeenschapswetgeving en de gemeenschappelijke doorvoerovereenkomst door hen onmogelijk ten

uitvoer kan worden gelegd. Is de Commissie het met deze verklaring eens? Zo ja, waarom heeft zij een nieuwe verordening ten uitvoer gelegd die niet door alle lidstaten op gelijke wijze kan worden gecontroleerd of naar behoren nageleefd?

6. welke maatregelen zij neemt om ervoor te zorgen dat de lidstaten hun zegels naar behoren kunnen controleren en de verordening ten uitvoer leggen?

7. of zij voornemens is de lidstaten te verzoeken om bijzonderheden over het Ministerie, de beoordelingsprocedure en de contactinstantie voor aanvaarding van de zegels? Wanneer? Zo niet, waarom niet?

8. of zij voornemens is een voor alle belanghebbende partijen beschikbare centrale lijst op te stellen van door lidstaten aanvaarde zegels en van de landen waarin deze worden aanvaard? Zo niet, waarom niet?

(1) PB L 330 van 27.12.2000, blz. 1.

Antwoord van de heer Bolkestein namens de Commissie

(13 juni 2002)

De verzegeling van het douanevervoer dient te waarborgen dat de onder de regeling geplaatste goederen dezelfde zijn als die welke bij het kantoor van bestemming worden aangebracht. De verzegeling kan, volgens de terzake geldende voorschriften worden vervangen door een nauwkeurige omschrijving van de goederen in de aangifte voor douanevervoer waarin andere kenmerken zijn vermeld aan de hand waarvan zij geïdentificeerd kunnen worden. Beide identificatiemethoden maken het mogelijk manipulatie en verlies van ladingen op te sporen, doch zijn ongeschikt om deze te voorkomen.

De goedkeuring en de controle van verzegelingen behoren tot de bevoegdheid van de lidstaten, die hiervoor hun eigen controleprocedures hebben ontwikkeld. Bij de goedkeuring van verzegelingsmethoden dienen de lidstaten rekening te houden met de algemene richtsnoeren die zijn neergelegd in bijlage 46 bis van de bepalingen ter uitvoering van het communautair douanewetboek. Deze op de praktijkervaringen van de nationale douanediensten gebaseerde richtsnoeren zijn geen gedetailleerde technische specificaties, doch veeleer elementen waarmede de bevoegde instanties van de lidstaten rekening dienen te houden bij het beoordelen van de kenmerken van een bepaald type verzegeling. Deze elementen zijn gebaseerd op de beginselen van doeltreffend douanebeleid en vereisten geen voorafgaand overleg met de fabrikanten of gebruikers van de verzegelingen.

De Commissie houdt geen toezicht op de controlemethoden van de lidstaten en beschikt overigens niet over de nodige deskundigheid voor de handhaving van de verzegelingsvoorschriften in de praktijk. Er zijn geen aanwijzingen dat deze methoden onverenigbaar zijn met de vorengenoemde elementen van de wetgeving betreffende douanevervoer. Deze wetgeving heeft overigens niet ten doel de mededingingsvoorwaarden voor de fabrikanten van verzegelingen in de interne markt van de Gemeenschap te uniformeren.

De Commissie geeft geen commentaar op het door de Britse minister geformuleerde standpunt hieromtrent. Het nieuwe artikel 386 van Verordening (EG) Nr. 2787/2000 van 15 december 2000 tot wijziging van Verordening (EEG) Nr. 2454/93 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van Verordening (EEG) Nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek(1) waaraan het geachte parlementslid refereert, geeft de douaneinstanties de mogelijkheid de aangever te machtigen voor vervoermiddelen of colli verzegelingen van een bijzonder model te gebruiken, mits de douaneautoriteiten zich ervan hebben vergewist dat deze verzegelingen de in bijlage 46 bis vermelde kenmerken bezitten. De Commissie is er van overtuigd dat de douanediensten van alle lidstaten over de nodige deskundigheid beschikken om de naleving van de voorschriften te waarborgen. In bepaalde gevallen bevordert de Commissie de verspreiding van informatie betreffende controles die zijn uitgevoerd door nationale handhavingsinstanties die deskundig zijn op het gebied van de controle van verzegelingen.

De Commissie heeft noch de middelen noch de deskundigheid voor het handhaven van de ter zake geldende wetgeving om toezicht te kunnen houden op de concrete goedkeuring van verzegelingsprocedures.

(1) PB L 330 van 27.12.2000.