SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0230/02 van Bartho Pronk (PPE-DE) aan de Commissie. Belemmering vrij verkeer door het systeem van bovenwettelijke pensioenen.
Publicatieblad Nr. 205 E van 29/08/2002 blz. 0096 - 0097
SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0230/02 van Bartho Pronk (PPE-DE) aan de Commissie (6 februari 2002) Betreft: Belemmering vrij verkeer door het systeem van bovenwettelijke pensioenen EU-onderdanen die gedurende hun arbeidzame leven in verschillende lidstaten werkzaam zijn of zijn geweest, worden belemmerd in hun mobiliteit door het systeem van bovenwettelijke pensioenen. Een voorbeeld van deze belemmering is gelegen in het feit dat bepaalde regelingen een wachtduur kennen voor er tot opbouw van pensioenrechten wordt overgegaan of dat er en dat gebeurt nog regelmatiger geen sprake is van samentelling van tijdvakken. Aangezien de bovenwettelijke pensioenen niet onder de verordening vallen, is er geen compenserend systeem dat de belemmering van het vrij verkeer van werknemers tegengaat. De vraag aan de Commissie is derhalve de volgende: Is de Commissie met mij van mening dat het systeem van bovenwettelijke pensioenen het vrij verkeer van werknemers binnen de Unie belemmert? Kan de Commissie aangeven of zij voornemens is compenserende maatregelen terzake te treffen? Antwoord van mevrouw Diamantopoulou namens de Commissie (3 april 2002) Zoals het geachte parlementslid terecht opmerkt, geldt de huidige Gemeenschapswetgeving inzake sociale zekerheid voor migrerende werknemers (Verordening (EEG) nr. 1408/71(1)) niet voor bovenwettelijke pensioenregelingen. Deze regelingen vallen onder Richtlijn (EG) nr. 98/49(2) die gelijke behandeling met betrekking tot het behoud van pensioenrechten waarborgt. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat deelnemers voor wie geen bijdragen aan een aanvullende pensioenregeling meer worden betaald als gevolg van het feit dat zij zich van een lidstaat naar een andere hebben begeven, hun verworven pensioenrechten behouden in dezelfde mate als deelnemers voor wie geen bijdragen meer worden betaald, maar die in dezelfde lidstaat zijn gebleven. De lidstaten dragen er ook zorg voor dat de aanvullende pensioenregelingen aan hun deelnemers, alsmede aan andere rechthebbenden uit hoofde van die regelingen, de prestaties die hun uit hoofde van deze aanvullende pensioenregelingen verschuldigd zijn, exclusief de eventueel toepasselijke belastingen en transactiekosten, in andere lidstaten uitkeren. Richtlijn (EG) nr. 98/49 maakt het ook mogelijk dat de betaling van bijdragen aan een in een lidstaat bestaande aanvullende pensioenregeling, door of namens een gedetacheerde werknemers tijdens het tijdvak van zijn of haar detachering in een andere lidstaat, kan worden voortgezet. In deze richtlijn blijven evenwel andere problemen buiten beschouwing, zoals wachttijden. Gezien de complexe aard van deze kwestie, die zowel betrekking heeft op de sociale zekerheid als het fiscale terrein, is het van belang dat alle belanghebbende partijen betrokken worden bij de totstandkoming van passende oplossingen. Met het oog hierop heeft de Commissie een Europees pensioenforum ingesteld, waardoor de lidstaten, de sociale partners en pensioeninstellingen en -fondsen in de gelegenheid worden gesteld om gezamenlijk de voornaamste belemmeringen te verkennen en ernaar te streven optimale oplossingen in kaart te brengen. Op basis van de uitkomst van dit overleg zal de Commissie, zoals aangekondigd in het Actieplan voor vaardigheden en mobiliteit van 13 februari 2002(3), in het voorjaar van 2002 formeel overleg plegen met de sociale partners over nader te nemen maatregelen om vooruitgang te boeken met betrekking tot de overdraagbaarheid van aanvullende pensioenrechten van migrerende werknemers. Voorts wordt het vrije verkeer van werknemers dikwijls belemmerd door de fiscale behandeling van aanvullende pensioenregelingen. Daarom heeft de Commissie op 19 april 2001 haar Mededeling over de opheffing van fiscale barrières voor grensoverschrijdende bedrijfspensioenregelingen(4) uitgebracht. Op basis van deze mededeling heeft de Ecofin-Raad toegezegd zich te zullen inzetten voor de verbetering van de uitwisseling van informatie over bedrijfspensioenen tussen de lidstaten en voor kwesties in verband met dubbele belasting en dubbele niet-belasting. De Ecofin-Raad heeft zich ertoe verplicht deze werkzaamheden voor het eind van het jaar af te ronden. De Commissie harerzijds onderwerpt op het ogenblik de belastingregels van de lidstaten inzake bedrijfspensioenen aan een onderzoek en zal de nodige stappen ondernemen teneinde te garanderen dat de fundamentele vrijheden van het EG-Verdrag daadwerkelijk worden nageleefd en zal in verband daarmee op grond van artikel 226 van het EG-Verdrag deze kwestie aanhangig maken bij het Hof van Justitie. Er zijn reeds twee zaken aangespannen bij het Hof van Justitie: de zaak Danner en de zaak Skandia-Ramstedt(5). Beide zaken zouden een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de opheffing van fiscale barrières, indien het vonnis ten gunste van de belastingbetaler uitvalt. (1) Verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op werknemers en zelfstandigen, alsmede op hun gezinsleden, die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen (PB L 149 van 5.7.1971), zoals gewijzigd en bijgewerkt bij Verordening (EG) nr. 118/97 van de Raad van 2 december 1996 (PB L 28 van 30.1.1997) en laatstelijk gewijzigd bij Verordening (EG) nr. 1386/2001 van het Parlement en de Raad van 5 juni 2001 (PB L 187 van 10.7.2001). (2) Richtlijn 98/49/EG van de Raad van 29 juni 1998 betreffende de bescherming van de rechten op aanvullend pensioen van werknemers en zelfstandigen die zich binnen de Gemeenschap verplaatsen, PB L 209 van 25.7.1998. (3) COM(2002) 72 def. (4) Mededeling van de Commissie aan de Raad, het Europees Parlement en het Economisch en Sociaal Comité, PB C 165 van 8.6.2001. (5) Respectievelijk zaken C-136/00 en C-422/01.