92001E3646

SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3646/01 van Fernando Fernández Martín (PPE-DE) aan de Commissie. Begrotingslijn B7-6000.

Publicatieblad Nr. 172 E van 18/07/2002 blz. 0101 - 0102


SCHRIFTELIJKE VRAAG P-3646/01

van Fernando Fernández Martín (PPE-DE) aan de Commissie

(8 januari 2002)

Betreft: Begrotingslijn B7-6000

De Commissie heeft op 18 januari 2000 een document ter bespiegeling goedgekeurd onder de titel De Commissie en de niet-gouvernementele organisaties: versterking van de samenwerking. In dit document worden verschillende manieren opgesomd waarop de gehele Commissie een samenwerkingskader zou kunnen bereiken dat meer coherent is dan tot dusver: tot nog toe is de samenwerking verbrokkeld over de sectoren.

Het werkdocument Draft Guidelines for implementation of NGO co-financed projects carried out in Developing Countries under Budget Line B7-6000 in 2002 wil verder tornen aan de zelfstandigheid van de NGO's en hun mogelijkheid initiatieven te nemen om medefinancieringsprojecten in te dienen.

Overwegende dat de voor begrotingslijn B7-6000 bestemde gelden (deze lijn is specifiek bestemd voor NGO's) niet meer dan 3 % uitmaken van de totale samenwerkingshulp aan derde landen, luidt de vraag:

- Kan de Commissie uitleggen waarom zij de zelfstandigheid van de NGO's nog verder wil inperken terwijl hun actieveld al zo is gereduceerd?

- Denkt de Commissie het initiatief van de NGO's bij de indiening van medefinancieringsprojecten van begrotingslijn B7-6000 nog verder onder controle te krijgen?

Is dit beleid om de initiatieven van de NGO's onder controle te houden en in te perken niet strijdig met wat is vastgelegd in de Overeenkomst van Cotonou, namelijk de participatie van de civil society te stimuleren?

Antwoord van de heer Nielson namens de Commissie

(15 februari 2002)

De Commisie is inderdaad begonnen met het onderzoeken van mogelijkheden om het samenwerkingskader met de niet-gouvernementele organisaties (NGO) te verbeteren. De ontwikkeling is een van de gebieden waarop samenwerkingsbetrekkingen tussen de Commissie en de NGO bijzonder solide zijn en waarover regelmatig diepgaande discussies worden gevoerd.

De richtsnoeren voor de tenuitvoerlegging in 2002 en 2003 van projecten die met de NGO worden gecofinancierd en uitgevoerd in de ontwikkelingslanden uit hoofde van begrotingslijn B7-6000 zijn onlangs door de Commissie vastgesteld na raadpleging van de lidstaten. Deze richtsnoeren zijn met name gebaseerd op de eerbiediging van het initiatiefrecht van de NGO en op de erkenning van hun specifieke rol, met name bij de noodlijdende en gemarginaliseerde bevolkingsgroepen van de ontwikkelingslanden.

De Commissie is het dus niet eens met het standpunt dat zij de autonomie van de NGO zou inperken en hun initiatieven zou controleren. Het is voorts dienstig erop te wijzen dat de Commissie de NGO niet uitsluitend steunt via begrotingslijn B7-6000, maar ook via verschillende andere financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld de begrotingslijnen mensenrechten, humanitaire hulp, rehabilitatie, enz.: het gedeelte van de samenwerking dat voor NGO's bestemd is, bedraagt heel wat meer dan het door het geachte parlementslid genoemde percentage.

Wat de samenwerking met de staten van Afrika, het Caribisch gebied en de Stille-Zuidzee (ACS) betreft zijn de nieuwe richtsnoeren van de begrotingslijn niet alleen volstrekt coherent met de bepalingen van de Overeenkomst van Cotonou, maar bovendien van dien aard dat zij de versterking van de burgermaatschappij steunen in de partnerlanden, hetgeen een van de sleutelelementen van deze overeenkomst is.