92001E3385

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3385/01 van Ioannis Marínos (PPE-DE) aan de Commissie. Jihad-belasting.

Publicatieblad Nr. 172 E van 18/07/2002 blz. 0047 - 0048


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3385/01

van Ioannis Marínos (PPE-DE) aan de Commissie

(7 december 2001)

Betreft: Jihad-belasting

Uit in Europese kranten verschenen artikelen blijkt dat onder illegale, semi-illegale en legale mohammedaanse immigranten in Europa (en vooral Duitsland) een systeem van toepassing is voor de heffing van de zogenaamde Jihad-belasting. Voor deze belastingheffing wordt onder meer gebruik gemaakt van een illegaal bankcircuit. Dit bankcircuit is operationeel in de West-Europese landen en biedt illegale immigranten (die als illegalen geen transacties kunnen verrichten via banken) de kans geld naar hun vaderland te sturen.

Dit systeem heet Hawala en opereert via agenten in het verblijfsland van de immigranten. Deze agenten zorgen ervoor dat, na aftrek van een bepaalde commissie, geld wordt overgemaakt naar de landen van herkomst van de legale of illegale immigranten. Tijdens deze transactie wordt met de volledige instemming van de betrokkenen de Jihad-belasting ingehouden die dient ter financiële ondersteuning van de Taliban.

Is de Commissie op de hoogte van dit illegaal bankcircuit en wat is zij voornemens te ondernemen om, overeenkomstig hetgeen door niet alleen de Raad en het Parlement van de Europese Unie maar ook de Verenigde Naties is besloten, een einde te maken aan deze financiële ondersteuning van het terrorisme?

Antwoord van de heer Patten namens de Commissie

(28 januari 2002)

De Commissie heeft nota genomen van de beweringen dat het Hawala-systeem van geldtransfers een belangrijke rol heeft gespeeld bij de financiering van de activiteiten van bepaalde terroristische groepen. Zij is zich ervan bewust dat er vaak geen schriftelijke sporen bestaan van transacties in dit op vertrouwen gebaseerde systeem en dat het daarom moeilijk is om deze beweringen te controleren of te bewijzen.

Algemeen genomen zijn op de geldtransfers tussen de Gemeenschap en derde landen de bepalingen van het EG-Verdrag inzake het vrij verkeer van kapitaal en betalingen van toepassing. De door het geachte parlementslid bedoelde transfers zouden echter in strijd kunnen zijn met de nationale wetgeving op het bankwezen (bijvoorbeeld in Duitsland, waar voor geldovermakingsdiensten een

bankvergunning is vereist), de communautaire wetgeving ter bestrijding van het witwassen van geld (afhankelijk van de oorsprong van de middelen) of de communautaire verordeningen waarbij financiële sancties worden opgelegd (afhankelijk van de ontvanger of bestemming). Het feit dat deze faciliteiten voor geldtransfers ook aan illegale immigranten zouden worden aangeboden, is op zich niet van aard om deze transfers illegaal te maken.

In verband met de beweringen inzake de financiering van terroristische activiteiten, heeft de Financial Action Task Force inzake witwaspraktijken (FATF/GAFI) op 30 oktober 2001 aanbevolen dat voor acties, waaronder die welke een dienst verlenen voor de overmaking van geld of waarden, een vergunning moet worden afgegeven en dat zij moeten worden geregistreerd en dienen te zijn onderworpen aan de wetten en verordeningen ter voorkoming van het witwassen van geld die op financiële instellingen van toepassing zijn. De FATF was het er ook over eens dat personen of rechtspersonen die deze dienst illegaal uitvoeren aan administratieve, civiele of strafrechtelijke sancties dienen te worden onderworpen (speciale aanbeveling nr. VI).

Indien, zoals beweerd, op een bepaalde som een belasting wordt geheven die als financiële steun voor de Taliban is bestemd, dan is de transfer van dergelijke financiële steun aan de Taliban waarschijnlijk in strijd met Verordening (EG) nr. 467/2001 van 6 maart 2001 tot instelling van een verbod op de uitvoer van bepaalde goederen en diensten naar Afghanistan, tot versterking van het verbod op vluchten en verlenging van de bevriezing van tegoeden en andere financiële middelen ten aanzien van de Taliban van Afghanistan(1). De Commissie beschikt echter over geen bewijzen waaruit zou blijken dat één of meer personen of entiteiten in de Gemeenschap of onder haar jurisdictie zijn betrokken bij een transfer van financiële middelen die in strijd is met Verordening (EG) nr. 467/2001 van de Raad.

De Commissie zal de kwestie van de financiële transfers door middel van het Hawala-systeem blijven volgen en zal zo nodig wijzigingen aan de desbetreffende communautaire instrumenten voorstellen.

(1) PB L 67 van 9.3.2001.