92001E1891

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1891/01 van Ioannis Marínos (PPE-DE) aan de Commissie. Vervolging van de Griekse minderheid in Albanië en optreden van Albanese extremisten in Griekenland.

Publicatieblad Nr. 040 E van 14/02/2002 blz. 0132 - 0132


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1891/01

van Ioannis Marínos (PPE-DE) aan de Commissie

(27 juni 2001)

Betreft: Vervolging van de Griekse minderheid in Albanië en optreden van Albanese extremisten in Griekenland

Volgens een bericht van het Atheens persbureau uit Argyrokastro heeft de premier van Albanië, Fatos Nano, in officiële verklaringen op 29 mei 2001 oppositieleider Sali Berisha beschuldigd van harde praktijken waarmee hij als voorzitter van het land de Griekse minderheid in het zuiden zou hebben bejegend. Zo verklaarde Nano dat, toen Berisha de Albanese Grieken gevangen hield, hijzelf sigaretten uitdeelde in de cellen in de gevangenissen. Nano verklaarde tegelijkertijd dat naar zijn schatting een miljard dollar aan valuta het land binnenstroomde, afkomstig van het werk van honderdduizenden Albanezen in Griekenland.

Het in Macedonië uitgegeven weekblad Zoem berichtte in haar uitgave van 25 mei 2001 dat een actief optreden van Albanese extremisten in Griekenland wordt verwacht, die reeds een leger hebben gevormd met de naam bevrijdingsleger van Tsamouria. Het tijdschrift beroept zich op bronnen van de geheime diensten in Zwitserland (waar de meeste leiders van de extremistische Albanese organisaties zijn gevestigd) die melden dat begin dit jaar een volledig actieplan is opgesteld, dat gericht is op de annexatie van Grieks grondgebied bij Groot-Albanië.

Hoe stelt de Commissie zich op ten opzichte van de informatie van de waarschijnlijk op handen zijnde terroristische activiteiten op het grondgebied van een lidstaat van de Unie? Welke informatie heeft de Commissie over de beschuldigingen - en dan nog wel van de premier van Albanië - van vervolgingen van de grote Griekse minderheid die bovendien deccenialang onderdrukt is door het totalitaire communistische bewind van Hoxha? Stelt de Commissie onderzoek in naar het verband van de financiële steun die de Unie aan dit land geeft met de eerbiediging van de mensenrechten van het Albanese volk en de etnische minderheden die in Albanië wonen?

Antwoord van de heer Patten namens de Commissie

(1 augustus 2001)

De Commissie is niet op de hoogte van terroristische operaties die zouden kunnen worden ondernomen door eventuele Albanese extremisten in Griekenland.

Repressie kwam, tijdens het bewind van Hoxha, helaas, op grote schaal voor in Albanië, en trof ongetwijfeld ook vertegenwoordigers van de Griekse minderheid. De situatie is, echter, veranderd sinds 1991. Albanië heeft de Conventie voor de bescherming van nationale minderheden van de Raad van Europa ondertekend en heeft, over het algemeen, een constructieve houding inzake minderheidsvraagstukken. Albanië erkent het bestaan van een aanzienlijke Griekse minderheid en onderneemt pogingen om zijn wetgeving en praktijk aan te passen aan internationale normen. Tijdens besprekingen in het kader van de stuurgroep op hoog niveau van de Unie en Albanië in mei 2001 benadrukte de Albanese regering haar voornemen om geleidelijk het juridische kader af te ronden voor de bescherming van minderheden en de afschaffing van het concept minderheidszones. Deze stappen dragen bij tot een betere bescherming van minderheden in Albanië.

De communautaire bijstand aan Albanië is altijd gekoppeld, en dit zal ook zo blijven, aan de eerbiediging van essentiële politieke criteria als mensenrechten en bescherming van minderheden. De Commissie volgt de ontwikkelingen op deze gevoelige gebieden nauwgezet.