92001E1443

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1443/01 van Elly Plooij-van Gorsel (ELDR) aan de Commissie. Mededinging op de interne markt voor elektriciteit.

Publicatieblad Nr. 040 E van 14/02/2002 blz. 0043 - 0044


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1443/01

van Elly Plooij-van Gorsel (ELDR) aan de Commissie

(17 mei 2001)

Betreft: Mededinging op de interne markt voor elektriciteit

Op 5 maart 1998, 10 maart 1999 en 26 november 1999 heb ik reeds vragen gesteld aan de Commissie over de verenigbaarheid van de Franse elektriciteitswet met de elektriciteitsrichtlijn en de Europese mededingingsregels, in het bijzonder met betrekking tot de overdracht voor een symbolisch bedrag van het Franse elektriciteitsnetwerk aan EDF (vragen P-0776/98(1), H-0258/99(2) en H-0748/99(3)). De Commissie antwoordde toen dat zij de gemelde omstandigheden zou onderzoeken.

1. Kan de Commissie mij op de hoogte stellen van de resultaten van dit onderzoek?

2. Is de Commissie met mij van mening dat de overdracht voor het symbolische bedrag van 1 franc van het elektriciteitstransportnetwerk van de Franse staat aan EDF een met het verdrag onverenigbare vorm van staatssteun is die de concurrentie op de interne markt vervalst?

(1) PB C 304 van 2.10.1998, blz. 157.

(2) Schriftelijk antwoord van 13.4.1999.

(3) Schriftelijk antwoord van 14.12.1999.

Antwoord van de heer Monti namens de Commissie

(10 september 2001)

Naar aanleiding van de voorafgaande vragen van het geachte parlementslid (P-776/98(1), H-258/95(2) en H-748/99(3)) van april 1999 heeft de Commissie de Franse autoriteiten verzocht om informatie over de door het Franse parlement aangenomen regelingen in verband met de eigendom van het Franse elektriciteitstransmissienet.

Volgens de informatie die Frankrijk over de genoemde regelingen heeft verstrekt, heeft het Franse parlement naar aanleiding van een grote controverse in Frankrijk over de aard van de in 1958 aan Electricité de France (EDF) verleende concessie in 1997 besloten duidelijkheid te scheppen omtrent de eigendom van het hoogspannings-transmissienet. Krachtens artikel 3 van wet nr. 97-1026 van 10 november 1997 werd EDF toegestaan de activa betreffende de transmissie-infrastructuur over te hevelen van de post Immobilisations corporelles du domaine concédé naar de post Immobilisations corporelles du domaine propre van de balans.

Volgens de verstrekte informatie was de exploitatie van die infrastructuur aan EDF toevertrouwd in het kader van een concessie van 75 jaar die was opgenomen in haar eerste Cahier de charges, goedgekeurd bij decreet nr. 56-1225 van 28 november 1956. De concessieovereenkomst bleek echter verschillende onvolkomenheden te bevatten. De regelingen inzake de langdurige concessie bevatten met name geen specifieke bepalingen betreffende de eigendom van de betrokken activa tijdens en aan het einde van de concessie. Daarentegen was in de concessie duidelijk vermeld dat EDF verplicht was tijdens de looptijd van de concessie alle kosten voor onderhoud, vervanging, versterking en uitbreiding van de betrokken infrastructuur te dragen. Op grond van deze overwegingen was het Franse parlement van oordeel dat voor de concessie de biens propres-regeling gold en dat EDF dientengevolge op het moment van de concessie ab initio de eigendom van de betrokken activa had ontvangen.

Er zij op gewezen dat de betrokken activa volgens de biens propres-concessieregeling, zoals erkend door de Franse rechtsleer, niet onderworpen zijn aan rechten of voorwaarden die voorzien in de teruggave van de activa aan de concessieverlener.

De Commissie is er echter onlangs op gewezen dat wellicht sprake is van een tegenstrijdigheid tussen het feit dat de concessieregeling als biens propres-regeling is aangemerkt en de boekhoudkundige aanpassingen en de fiscale bepalingen in verband met de nieuwe indeling.

De Commissie heeft de Franse autoriteiten verzocht om informatie over deze mogelijke tegenstrijdigheid, en zij zal alle betrokken regelingen als geheel opnieuw onderzoeken. De Commissie zal het geachte parlementslid op de hoogte brengen van de resultaten van haar onderzoek zodra zij een standpunt heeft ingenomen.

(1) PB C 304 van 2.10.1998.

(2) Schriftelijk antwoord van 13.4.1999.

(3) Schriftelijk antwoord van 14.12.1999.