92001E0188

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0188/01 van Toine Manders (ELDR) aan de Commissie. Kinderarbeid met betrekking tot jonge voetballers.

Publicatieblad Nr. 187 E van 03/07/2001 blz. 0199 - 0200


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0188/01

van Toine Manders (ELDR) aan de Commissie

(1 februari 2001)

Betreft: Kinderarbeid met betrekking tot jonge voetballers

Onlangs hebben wij uit de pers vernomen dat vele bekende Europese voetbalclubs, via al of niet betrouwbare voetbalmakelaars buiten Europa, grote aantallen vaak zeer jonge kinderen langdurig aan zich hebben gebonden voor ongewoon lage bedragen. Ook werd in dat artikel gemeld dat van die duizenden jongeren er jaarlijks een groot aantal naar Europa gaat om te voetballen. Veel van deze jongeren komen met vermeende valse Europese paspoorten, al dan niet met medeweten van de clubs waar ze voor gaan spelen (bijvoorbeeld Leonardo bij Feijenoord in Rotterdam), omdat ze zonder een dergelijk paspoort geen of moeilijk een werkvergunning krijgen. Als deze jonge kinderen als voetballer slagen krijgen zij een arbeidscontract, als zij niet slagen worden zij min of meer aan hun lot overgelaten.

Het is mij bekend dat de nationale voetbalbonden geen mogelijkheid of bevoegdheid hebben om hiertegen op te treden.

1. Is de Commissie op de hoogte van deze praktijken?

2. Is de Commissie met mij van mening dat dit in strijd is met het Europees Verdrag van de rechten van de mens en de ILO-conventie?

3. Is de Commissie met mij van mening dat dit in strijd is met de Europese mededingingsregels en het vrij verkeer van werknemers, omdat rijke clubs buiten Europa zich met kennelijk illegale of ongewenste praktijken bezighouden om zich vervolgens binnen de interne markt van voor Europese begrippen zeer goedkope werknemers te kunnen voorzien, terwijl zich beschaafd gedragende clubs hun werknemers op de dure Europese markt moeten inhuren?

4. Heeft de Commissie mogelijkheden tegen bovengenoemde praktijken op te treden en, zo ja, welke? Is zij daartoe bereid?

Antwoord van mevrouw Reding namens de Commissie

(26 maart 2001)

De geachte afgevaardigde brengt een aantal gevoelige kwesties naar voren waaraan de afgelopen maanden in de Europese pers aandacht is besteed, in het bijzonder de rol en de status van voetbalmakelaars, commerciële transacties met jonge spelers en valse paspoorten.

Wat de rol en de status van voetbalmakelaars betreft, zij erop gewezen dat de Commissie deze momenteel in een speciale procedure toetst aan de mededingingsregels. De Wereldvoetbalbond (FIFA) heeft in dit verband de wens geuit om de regels betreffende de uitoefening van dit beroep te wijzigen en deontologische regels op te stellen. Deze procedure heeft in een wijziging van de FIFA-regels betreffende voetbalmakelaars geresulteerd, die op 1 januari 2001 in werking is getreden. Een aantal lidstaten heeft verder besloten wetgeving te ontwikkelen, teneinde een beter regelgevend kader voor de activiteiten van voetbalmakelaars tot stand te brengen.

Aangaande commerciële transacties met jonge spelers heeft de Commissie onlangs uiting aan haar bezorgdheid kunnen geven. Ze heeft dit gedaan in het kader van het Verslag van Helsinki over sport(1), alsook tijdens het Europese Sportforum op 26-27 oktober 2000 in Rijsel, waar een workshop aan de bescherming van jongeren was gewijd.

Wat valse paspoorten betreft, volgt de Commissie de situatie aandachtig. Er zij evenwel op gewezen dat de voorwaarden voor de afgifte van paspoorten, de vaststelling van gevallen waarin valse paspoorten zijn afgegeven en de toepassing van sancties in verband met valse paspoorten tot de bevoegdheden van de lidstaten behoren.

Alle door de geachte afgevaardigde genoemde kwesties worden op dit moment bestudeerd. In zijn verklaring van Nice in december 2000(2) heeft de Europese Raad uiting gegeven aan zijn bezorgdheid over commerciële transacties met minderjarige sporters, ook uit derde landen, voor zover dergelijke transacties niet in overeenstemming zijn met de bestaande arbeidswetgeving dan wel de gezondheid en het welzijn die jonge sporters in gevaar brengen. Hij roept de sportorganisaties en de lidstaten op onderzoek te doen naar dergelijke praktijken, op dit punt waakzaam te zijn en zo nodig passende maatregelen te overwegen. In dit verband moeten de lidstaten eveneens zorgen voor naleving van de bepalingen van Richtlijn 94/33/EG van de Raad van 22 juni 1994 betreffende de bescherming van jongeren op het werk(3).

(1) Verslag van de Commissie aan de Europese Raad teneinde de bestaande sportstructuren te vrijwaren en de sport haar sociale functie in het kader van de Gemeenschap te laten behouden Verslag van Helsinki over sport COM(1999) 644 def.

(2) Conclusies van het voorzitterschap Europese Raad van Nice 7, 8 en 9 december 2000 bijlage IV: verklaring over de specifieke kenmerken van de sport en de maatschappelijke functie daarvan in Europa waarmee bij de uitvoering van het communautaire beleid rekening moet worden gehouden.

(3) PB L 216 van 20.8.1994.