92000E4159(01)

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-4159/00 van Wolfgang Ilgenfritz (NI) aan de Commissie. BSE-crisis.

Publicatieblad Nr. 040 E van 14/02/2002 blz. 0005 - 0006


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-4159/00

van Wolfgang Ilgenfritz (NI) aan de Commissie

(16 januari 2001)

Betreft: BSE-crisis

De Unie heeft in de begroting 2001 65,5 miljoen uitgetrokken voor het verrichten van BSE-tests en nog eens 6 miljard ter ondersteuning van de rundveehouders. Zoals nu reeds bekend is, zullen deze uitgetrokken middelen zeker niet volstaan, aangezien de uit de BSE-crisis in Europa voortvloeiende kosten veel hoger zijn dan tot op heden werd aangenomen.

Derhalve werpen zich de volgende vragen op:

1. Zal de Commissie ernaar streven dat door het Europees Parlement en de Raad extra middelen (aanvullende begroting) voor de oplossing van de BSE-crisis worden goedgekeurd?

2. Indien ja, hoe hoog zal het bedrag zijn dat de Commissie hiervoor voorstelt?

3. Zijn er reeds ramingen resp. exactere berekeningen beschikbaar van de te verwachten kosten van de oplossing van de BSE-crisis in Europa in 2001 en in de daaropvolgende jaren?

4. Zijn er reeds ramingen resp. exactere berekeningen beschikbaar waaruit blijkt welke groepen personen resp. belangengroepen in Europa vooral het slachtoffer van de BSE-crisis zijn en op grond daarvan extra steun van de lidstaten en de EU dienen te krijgen?

5. Wordt er reeds concreet overleg gevoerd (onderhandelingen, gesprekken) over de verdeelsleutel waarmee de middelen die door de Unie ter oplossing van de BSE-crisis beschikbaar worden gesteld, over de lidstaten worden verdeeld en welk deel door de betrokken lidstaten zelf moet worden betaald?

6. Hoe worden de in de begroting opgenomen en nog op te nemen middelen (aanvullende begroting) over de getroffen groepen verdeeld?

a) Hoeveel van de totale middelen gaat naar de getroffen rundveehouders?

b) Hoeveel van de totale middelen gaat naar de getroffen diervoederproducenten?

c) Hoeveel van de totale middelen gaat naar andere productiebedrijven zoals rundvleesverwerkende bedrijven (vlees- en worstfabrieken, slachthuizen, enz.)?

d) Hoeveel van de totale middelen gaat naar andere getroffen groepen?

7. Wordt reeds overleg gevoerd, resp. zijn reeds besluiten genomen over het tijdstip en de vorm van de betalingen aan de getroffen groepen?

Zal de Commissie zich ervoor inzetten dat bijzondere categorieën, zoals bijvoorbeeld boerderijen, slachthuizen, rundvleesverwerkende bedrijven, diervoederproducenten, enz., die bijzonder hard door de BSE-crisis zijn getroffen en die geen blaam treft, kunnen rekenen op spoedmaatregelen opdat hun economische ondergang (faillissement door een langere sluiting van het bedrijf) hierdoor kan worden afgewend? Hiertoe moet een soort fonds voor spoedhulp worden opgericht.

Aanvullend antwoord van de heer Fischler namens de Commissie

(3 september 2001)

De in verband met boviene spongiforme encefalopathie (BSE) genomen maatregelen hebben het tot dusver niet nodig gemaakt een aanvullende begroting ter dekking van de kosten voor te stellen, en zullen dat ook in de toekomst niet doen. Deze maatregelen worden grotendeels bekostigd via een systeem van communautaire medefinanciering.

Afgezien van de kosten die zijn gemoeid met het testen van dieren, hebben de rechtstreeks met BSE samenhangende kosten voor de Gemeenschapsbegroting betrekking op de openbare interventieaankopen, de opkoopregeling die is ingesteld bij Verordening (EG) nr. 2777/2000 houdende vaststelling van buitengewone maatregelen ter ondersteuning van de rundvleesmarkt(1), en de maatregelen die de Raad in juni 2001 heeft goedgekeurd via het zogenoemde zevenpuntenplan.

Wat de genoemde opkoopregeling betreft, zijn in de Gemeenschapsbegroting voor 2001 de totale kosten op 700 miljoen geraamd op basis van de veronderstelling dat in het kader van die regeling 530 000 ton zou worden opgekocht. In werkelijkheid bleek aan het einde van de looptijd van de regeling echter slechts 240 000 ton te zijn opgekocht.

Het zevenpuntenplan zal naar verwachting tot 2003 hogere kosten voor de Gemeenschapsbegroting meebrengen, onder meer voor extra interventieaankopen. Na 2003 zullen de maatregelen op het gebied van een kleinere veebezetting, lagere maxima voor de premies, enz. tot besparingen voor de Gemeenschapsbegroting leiden.

Er zijn geen communautaire steunmaatregelen vastgesteld voor specifieke categorieën personen of belangengroepen. Als wordt overwogen nationale steun te verlenen, moet de Commissie beoordelen of deze steun verenigbaar is met, voornamelijk, de bepalingen betreffende het gemeenschappelijk landbouwbeleid.

De financiële middelen die de Commissie beschikbaar stelt voor het beheer van de BSE-crisis, worden niet bij voorbaat over de lidstaten verdeeld. In het kader van de opkoopregelingen die zijn ingesteld bij de Verordeningen (EG) nr. 2777/2000 en (EG) nr. 690/2001(2), financiert de Gemeenschap 70 % van de aankoopprijs, terwijl alle overige kosten die verband houden met de toepassing van deze regelingen, voor rekening van de lidstaten komen.

De Commissie is niet op de hoogte van de precieze verdeling van de uit de ondersteuningsmaatregelen voortvloeiende voordelen over de verschillende marktpartijen.

De Commissie beschikt niet over een rechtsgrondslag en evenmin over de financiële mogelijkheden om een fonds voor spoedhulp op te richten.

In plaats daarvan zijn de inspanningen geconcentreerd op het bewerkstelligen van een algemeen herstel van de rundvleesmarkt, vooral via de volgende maatregelen:

- aankopen van vlees dat geschikt is voor menselijke consumptie,

- specifieke opkoopregelingen zoals de bovengenoemde,

- extra maatregelen inzake voedselveiligheid met bijzondere aandacht voor BSE,

- voorlichtingscampagnes in de Gemeenschap en in derde landen.

(1) PB L 321 van 19.12.2000.

(2) PB L 95 van 5.4.2001.