91999E2386

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2386/99 van Bart Staes (Verts/ALE) aan de Raad. Duitse hulp bij de bouw van een laboratorium voor chemische wapens.

Publicatieblad Nr. 280 E van 03/10/2000 blz. 0038 - 0039


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2386/99

van Bart Staes (Verts/ALE) aan de Raad

(13 december 1999)

Betreft: Duitse hulp bij de bouw van een laboratorium voor chemische wapens

Het Duitse Ministerie van Defensie heeft onlangs toegegeven dat het Turkije wil helpen bij de bouw van een militair chemisch laboratorium. Het project zou een louter defensieve functie hebben. Nochtans citeerde het ZDF-programma Kennzeichen D onlangs militaire bronnen die beweren dat het Turkse leger op 11 mei 1999 nog chemische wapens inzette tegen de Koerdische PKK-beweging. Daarbij zouden twintig Koerden zijn omgebracht. Uit onderzoek aan de Universiteit van München blijkt bovendien dat de Turkse koppen van de gebruikte chemische granaten werden geleverd door de Duitse bedrijven Buck en Depyfag.

1. Is de Raad op de hoogte van de Duitse hulp bij de bouw van een nieuw militair chemisch laboratorium in Turkije?

2. Strookt deze Duits-Turkse samenwerking met de internationale en Europese verplichtingen en engagementen inzake ontwapening en wapenbeheersing, meer in het bijzonder wat chemische wapens betreft?

3. Zal de Raad zich alsnog verzetten tegen de Duitse hulp bij de bouw van ene nieuw militair chemisch laboratorium in Turkije, nu ze op de hoogte is gebracht van dit feit? Zo ja, op welke wijze zal hij zijn verzet kenbaar maken aan de Duitse regering? Zo neen, waarom niet?

4. Weet de Raad dat het Turkse leger op 11 mei 1999 chemische wapens heeft gebruikt tegen de Koerdische PKK-beweging? Zo neen, waarom is de Raad niet op de hoogte van deze inbreuk op de VN-conventie over chemische wapens door een kandidaatlidstaat?

5. Heeft de Raad zijn onvrede over deze inbreuk kenbaar gemaakt aan de Turkse regering? Zo ja, hoe heeft de Turkse regering gereageerd? Zo neen, zal de Raad alsnog zijn onvrede over deze inbreuk kenbaar maken aan de Turkse regering, nu ze op de hoogte is gebracht van dit feit? Zo neen, waarom niet?

6. Zal de Raad een onderzoek instellen naar het gebruik van Duitse granaatkoppen bij een chemische aanval in Turkije, aangezien het materiaal werd geleverd door een EU-lidstaat en het een handeling betreft van een kandidaatlidstaat die in strijd is met de VN-conventie over chemische wapens? Zo neen, waarom niet?

Antwoord

(13 maart 2000)

Alle EU-lidstaten zijn partij bij het Verdrag tot verbod van de ontwikkeling, de productie, de aanleg van voorraden en het gebruik van chemische wapens en inzake de vernietiging van deze wapens (CWC).

Ingevolge de algemene verplichtingen neergelegd in artikel I van dit Verdrag hebben de staten die partij zijn bij het Verdrag zich er onder meer toe verplicht nimmer en onder geen enkele omstandigheid chemische wapens te ontwikkelen, te produceren, anderszins te verwerven, een voorraad daarvan aan te leggen of in bezit te houden, dan wel aan wie dan ook direct of indirect over te dragen en nimmer en onder geen enkele omstandigheid wie dan ook op enigerlei wijze te helpen, aan te moedigen of aan te zetten tot een ingevolge dit Verdrag aan een staat die partij is bij dit Verdrag verboden activiteit.

De Organisatie voor het Verbod van Chemische Wapens (OVCW) waarborgt de toepassing van de bepalingen van het Verdrag, met inbegrip van die inzake de internationale verificatie van de naleving ervan. Alle staten die partij zijn bij het CWC zijn lid van de OVCW.

De door het geachte parlementslid genoemde bronnen zijn niet ter kennis van de Raad gebracht.