91999E1680

SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1680/99 van Karl von Wogau (PPE-DE) aan de Commissie. Concurrentievervalsing door subsidies van de Europese Unie.

Publicatieblad Nr. 170 E van 20/06/2000 blz. 0073 - 0074


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1680/99

van Karl von Wogau (PPE-DE) aan de Commissie

(22 september 1999)

Betreft: Concurrentievervalsing door subsidies van de Europese Unie

Deelt de Commissie de opvatting dat er in Duitsland een overcapaciteit is op het gebied van de inzameling en sortering van gebruikte kleding?

Is het de Commissie bekend dat de firma SOEX Textil-Vermarktungsgesellschaft mbH, Bad Oldesloe, voor de vestiging van een bedrijf in Sachsen-Anhalt subsidie heeft gekregen, hoewel dit bedrijf de Europese marktleider op dit gebied is?

In de Bondsrepubliek Duitsland is er op het gebied van de inzameling en sortering van gebruikte kleding een overcapaciteit. Subsidie voor de marktleider op dit gebied leidt ertoe dat concurrenten van de markt worden verdrongen. Voorts zou de marktleider daardoor een monopoliepositie kunnen krijgen.

Antwoord van de heer Monti namens de Commissie

(26 oktober 1999)

Eind 1998 werd de aandacht van de Commissie gevestigd op mogelijk onrechtmatige overheidssteun ten behoeve van een installatie voor textielrecyclage die de SOEX-groep op het bedrijventerrein van Bitterfeld (Saksen-Anhalt) gebouwd had. De Commissie deed de Duitse autoriteiten dan ook een schrijven toekomen met een verzoek om informatie omtrent de vraag of de onderneming voor deze investering overheidssteun had ontvangen en, in voorkomend geval, voor welk bedrag en op welke rechtsgrondslag.

De Duitse autoriteiten bevestigden in hun antwoord van 16 november 1998 dat de onderneming DEM 76,037 miljoen had geïnvesteerd en werkgelegenheid had geschapen voor 417 personen, en dat zij overheidssteun had ontvangen. Bij besluit van de deelstaat Saksen-Anhalt van 7 november 1996 kreeg de onderneming voor in totaal DEM 23, 419 miljoen investeringssubsidie uit nationale en communautaire middelen. Het aandeel van de steun in de totale investering bedroeg dus 32,48 %.

De Duitse autoriteiten wezen er op dat de investeringssteun werd toegekend met volledige inachtneming van de voorwaarden uit het 25e kaderplan van de Gemeinschaftsaufgabe Verbetering van de regionale economische structuur; deze Duitse regionale steunregeling werd bij de Commissie aangemeld en door haar goedgekeurd. Bijgevolg was geen afzonderlijke aanmelding vereist. In deze regeling mocht zelfs steun worden verleend voor nieuwe investeringen tot 35 % van de totale investeringsuitgaven. Bovendien had de Commissie het project op 11 april 1997 goedgekeurd voor cofinanciering door de Commissie uit het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling (EFRO), in het kader van het operationeel programma 1994-1999 voor de deelstaat Saksen-Anhalt.

Na onderzoek van de door de Duitse autoriteiten verstrekte inlichtingen kwam de Commissie tot de slotsom dat, voortgaande op de beschikbare informatie, geen inbreuk gemaakt was op de communautaire regelgeving inzake overheidssteun. De steun werd immers op basis van een goedgekeurde steunregeling toegekend voor een nieuwe investering in een kwetsbaar gebied.

In dit verband moet er op gewezen worden dat de Commissie in het verleden doorgaans geen onderzoek uitvoerde van individuele overheidssteun voor nieuwe investeringsprojecten in kwetsbare gebieden. Bijgevolg kon zij ook niet nagaan welk effect een dergelijke nieuwe investering op de capaciteit in de betrokken bedrijfstak had. Uitzonderingen waren er alleen voor de zogenaamde gevoelige sectoren zoals scheepsbouw, automobiel- en synthetischevezelindustrie, waarvoor specifieke regels inzake toezicht op overheidssteun bestaan. Deze situatie veranderde echter met de multisectorale kaderregeling betreffende regionale steun voor grote investeringsprojecten, die op 1 september 1998 van kracht werd. Volgens deze kaderregeling moet overheidssteun ten behoeve van grote investeringsprojecten afzonderlijk worden aangemeld wanneer bepaalde plafonds inzake investeringsuitgaven of steunbedragen worden overschreden. Zodoende kan de Commissie bij de beoordeling van een individuele zaak thans beter nagaan welk effect een investering heeft op de capaciteit binnen de betrokken productmarkt, en kan zij met dit effect ook beter rekening houden om de toegestane maximale steunintensiteit vast te stellen.