91999E0491

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 491/99 van Joaquín SISÓ CRUELLAS Preventie op het werk

Publicatieblad Nr. C 341 van 29/11/1999 blz. 0126


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-0491/99

van Joaquín Sisó Cruellas (PPE) aan de Commissie

(5 maart 1999)

Betreft: Preventie op het werk

Het belang van de toepassing van de beginselen op het gebied van de preventie ter verbetering van de gezondheid en de veiligheid op het werk is algemeen bekend. Dit wordt ook door de Commissie in haar vierde programma inzake veiligheid, hygiëne en gezondheid op het werk erkend.

Vaak is het voor een onderneming veel goedkoper een boete te betalen dan preventieve maatregelen te nemen, waardoor de strekking van de wet wordt ondergraven. Hoe moet hiertegen worden opgetreden?

Antwoord van de heer Flynn namens de Commissie

(31 maart 1999)

De Commissie deelt de mening van de geachte afgevaardigde en hecht er speciaal belang aan dat de bepalingen van de Gemeenschapswetgeving inzake de veiligheid en de gezondheid op het werk in alle lidstaten daarwerkelijk worden toegepast.

Overeenkomstig artikel 4 van de kaderrichtlijn 89/391/EEG van de Raad van 12 juni 1989 betreffende de tenuitvoerlegging van maatregelen ter bevordering van de verbetering van de veiligheid en de gezondheid van de werknemers op het werk(1), waarborgen de lidstaten met name een passende controle en toezicht op de nationale bepalingen ter omzetting van de richtlijn.

Te dien aanzien vestigt de Commissie de aandacht van de geachte afgevaardigde op de constante jurisprudentie van het Hof Van Justitie, die aangeeft dat de lidstaten, binnen de vrijheid die artikel 189, derde alinea, van het EG-

Verdrag hun laat, verplicht zijn om de vorm en middelen te kiezen die het meest geschikt zijn om het nuttig effect van de richtlijnen te bereiken. Wanneer een richtlijn niet voorziet in een specifieke sanctie in geval van schending van de bepalingen ervan of, ten aanzien van dit punt, verwijst naar de nationale wettelijke, bestuursrechtelijke en administratieve bepalingen, verplicht artikel 5 van het EG-Verdrag de lidstaten alle maatregelen te treffen die geschikt zijn om de toepassing en de doeltreffendheid van het Gemeenschapsrecht te waarborgen. Daartoe moeten zij, onder behoud van een discretionaire bevoegdheid ten aanzien van de keuze van de sancties, er op toezien dat schendingen van de communautaire regelgeving worden bestraft onder inhoudelijke en procedurele voorwaarden die analoog zijn aan die welke van toepassing zijn op schendingen van het nationale recht van gelijke aard en belang, en die, in ieder geval, aan de sanctie een doeltreffend, evenredig en afschrikkend karakter toekennen(2).

Het is dus aan de nationale autoriteiten om het juiste evenwicht te vinden tussen de door de nationale regelgeving voorziene geldstraf en het doel de preventie van beroepsrisico's te bevorderen.

(1) PB L 189 van 29.6.1989.

(2) Arrest van 12 september 1996, Sando Gallotti, e.e., gevoegde zaken C-58/95, C-75/95, C-112/95, C-119/95, C-123/95, C-135/95, C-140/95, C-141/95, C-154/95 en C-157/95, Jur. blz. I-4345 punt 14.