91999E0461

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 461/99 van W.G. van VELZEN Implementatie van de elektriciteitsrichtlijn in Frankrijk

Publicatieblad Nr. C 341 van 29/11/1999 blz. 0117


SCHRIFTELIJKE VRAAG P-0461/99

van W.G. van Velzen (PPE) aan de Commissie

(23 februari 1999)

Betreft: Implementatie van de elektriciteitsrichtlijn in Frankrijk

Op 17 februari 1999 heeft in het Franse parlement een debat plaatsgevonden inzake de implementatie van de Europese elektriciteitsrichtlijn. Iedere lidstaat is volgens het Verdrag verplicht een Europese richtlijn om te zetten in nationale regelgeving. De elektriciteitsrichtlijn moet per 18 februari 1999 omgezet zijn in nationale wetgeving.

1. Heeft de Commissie kennis genomen van de opstelling van de Franse staatssecretaris Pierret die beheerste openstelling van de elektriciteitsmarkt wenst?

2. Volgens berichten in de pers houdt het nieuwe voorstel van de Franse regering in dat bedrijven slechts eens in de vijf jaar van elektriciteitsleverancier kunnen wisselen. Is dat in overeenstemming met artikel 19 van de elektriciteitsrichtlijn?

3. Ook zouden alleen producenten elektriciteit aan mogen bieden, handelaren en tussenpersonen worden geweerd. Is dat in overeenstemming met artikel 19 van de richtlijn?

4. Welke gevolgen heeft deze restrictieve opstelling van de Franse regering voor de reciprociteit en de totale liberalisering van de Europese elektriciteitsmarkt?

5. Welke stappen gaat de Commissie ondernemen indien zij van mening is dat de Franse regeling op gespannen voet staat met de Europese richtlijn?

Antwoord van de heer Papoutsis namens de Commissie

(7 april 1999)

1. De wetgeving voor de omzetting van Richtlijn 96/92/EG van het Europees Parlement en de Raad van 19 december 1996 betreffende gemeenschappelijke regels voor de interne markt voor elektriciteit(1) is in nauwe samenwerking tussen de lidstaten en de Commissie voorbereid, zowel op bilateraal als op multilateraal niveau. In die context is bij de Commissie het "wetsontwerp inzake de modernisering en de ontwikkeling van de openbare dienst op het gebied van elektriciteit" van 11 december 1998 binnengekomen. Op 2 maart 1999 heeft de Assemblée Nationale dit ontwerp in eerste lezing goedgekeurd met een aantal amendementen waarvan de Commissie nog niet in detail kennis heeft genomen. Het ontwerp moet nog door de Senaat worden onderzocht.

2. De richtlijn spreekt zich niet uit over de duur van de contracten voor de levering van elektriciteit die volgens de Commissie onder de contractuele vrijheid valt en in dit geval onder de mededingingsregels uit het EG-Verdrag. De Commissie heeft zojuist kennis genomen van de goedkeuring, tijdens de stemming in eerste lezing bij de Assemblée Nationale, van een amendement waarbij voor de duur van de contracten tussen ondernemingen en elektriciteitsleveranciers een minimumduur van drie jaar wordt opgelegd. Het feit dat een minimumduur wordt opgelegd, kan een ongerechtvaardigde beperking vormen voor de bij Richtlijn 96/92/EG vereiste openstelling van de markt, alsmede een inbreuk op de artikelen 5, 85 en 90 van het EG-Verdrag. De Commissie zal een officieel standpunt innemen indien het desbetreffende amendement aan het einde van het wetgevingsproces in de wet wordt opgenomen.

3. De richtlijn omvat geen enkele verplichting voor de lidstaten om de activiteiten van groothandelaars en makelaars in elektriciteit te erkennen, hetgeen aan de subsidiariteit wordt overgelaten.

4. De richtlijn verplicht de lidstaten om aanvankelijk een openstelling van hun elektriciteitsmarkt voor 26,48 % te garanderen. De lidstaten mogen verder gaan, maar zijn daartoe niet verplicht. Wat de wederkerigheidsclausule betreft, zal de Commissie zich op de in artikel 19 van de richtlijn vastgestelde voorwaarden uitspreken indien een lidstaat haar daartoe verzoekt.

5. Zoals in elk geval van strijdigheid met een Europese richtlijn zal de Commissie in dit geval reageren met een aanmaningsbrief en eventueel een inbreukprocedure.

(1) PB L 27 van 30.1.1997.