91998E3629

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3629/98 van Hartmut NASSAUER aan de Commissie. Gevolgen van de in de Tsjechische Republiek geldende wetten voor de beoordeling van het toetredingsverzoek

Publicatieblad Nr. C 207 van 21/07/1999 blz. 0095


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3629/98

van Hartmut Nassauer (PPE) aan de Commissie

(3 december 1998)

Betreft: Gevolgen van de in de Tsjechische Republiek geldende wetten voor de beoordeling van het toetredingsverzoek

Tot op heden zijn door verdrijving uit Tsjecho-Slowakije in de tijd na het einde van de Tweede Wereldoorlog veroorzaakte schendingen van de mensenrechten van burgers van verschillende nationaliteit niet ongedaan gemaakt. Vele van de betrokkenen zijn nog in leven. Door decreten van de president van de republiek en andere wetten werd in de jaren 1945 en 1946 een volledige confiscatie van de vermogens van vooral Duitse en Hongaarse eigenaars tot stand gebracht, die nog steeds een belasting vormt voor mensen en waaraan de rechtsorde van de Tsjechische Republiek vasthoudt. De Tsjechische Republiek blijft van mening dat de wet van 8 mei 1946, die strafvrijheid biedt voor excessen bij verdrijving, nog altijd van kracht is.

Deelt de Commissie de mening dat de naleving of niet-naleving van fundamentele mensen- en burgerrechten niet zonder gevolgen kan blijven voor de wijze waarop de Europese Unie het Tsjechische verzoek om toetreding tot de Europese Unie beoordeelt?

Gecombineerd Antwoord

van de heer van den Broek namens de Commissie op de schritftelijke vragen E-3626/98, E-3628/98 en E-3629/98

(3 februari 1999)

De onderhandelingen hebben betrekking op de toekomstige toetreding van de Tsjechische Republiek en de aanvaarding van de communautaire regelgeving ("acquis").

Het eigendomsrecht maakt als zodanig geen deel uit van het acquis. In artikel 222 van het EG-Verdrag wordt bepaald dat het Verdrag de regeling van het eigendomsrecht in de lidstaten onverlet laat. De Commissie beschouwt derhalve de door het geachte parlementslid ter sprake gebrachte kwesties als een bilateraal vraagstuk dat tussen Duitsland en de Tsjechische Republiek dient te worden geregeld.

Het acquis omvat wel een aantal fundamentele vrijheden - zoals het vrije verkeer van personen en de vrijheid van vestiging - die in de toekomst voor de onderdanen van zowel de nieuwe als van de oude lidstaten van toepassing zullen zijn. De toepasselijkheid van bedoelde rechten in de Tsjechische Republiek zou het vinden van een oplossing voor het door het geachte parlementslid vermelde probleem moeten vergemakkelijken.