91998E2765

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2765/98 van Giacomo SANTINI aan dee Raad. Bijzondere heffing ("sovrapprezzo") op suiker uit andere communautaire landen

Publicatieblad Nr. C 096 van 08/04/1999 blz. 0144


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2765/98

van Giacomo Santini (PPE) aan de Raad

(11 september 1998)

Betreft: Bijzondere heffing ("sovrapprezzo") op suiker uit andere communautaire landen

In zijn arrest van 21.5.1980 in de zaak 73/79 bepaalde het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen dat de Italiaanse staat in strijd met artikel 95 van het EG-Verdrag had gehandeld door op grond van een besluit van het Interministerieel Prijzencomité (Comitato Interministeriale Prezzi - CIP n. 3661 van 22.6.1968) een bijzondere belasting te heffen op uit andere lidstaten van de EG geïmporteerde suiker; volgens het Hof leidde deze belasting tot bevoordeling van de binnenlandse producenten ten opzichte van importeurs, en vormde zij derhalve een onaanvaardbare "vervalsing van de mededingingsvoorwaarden". De toepassing van deze bijzondere heffing werd als onrechtmatig beschouwd omdat de "sovrapprezzo" een belasting is die, "ofschoon volgens een zelfde tarief geheven op in Italië geproduceerde en uit andere lidstaten afkomstige suiker, niet op eenvormige wijze op deze producten drukt".

Kan de Raad zeggen:

1. of hij de "sovrapprezzo" zoals die krachtens besluit CIP 3661 van 22.6.1968 door de Italiaanse staat is geheven, nog steeds in strijd met de wetgeving acht;

2. of de door de Italiaanse importeurs aan de grens betaalde heffing in elk geval moet worden terugbetaald als zijnde ten onrechte geïnd, zonder dat daaraan enige voorwaarde kan worden gesteld;

3. of de openbare instelling "Cassa conguaglio zucchero" (CCZ - vereveningskas voor suiker) vervolgens de importeur kan vragen om betaling van het eventuele verschil tussen de aan de grens betaalde "sovrapprezzo" en het steunbedrag dat de Italiaanse overheid terecht heeft uitbetaald;

4. of de Staat op eigen gelegenheid en zonder enige controle van andere autoriteiten mag vaststellen hoeveel steun hij rechtstreeks of onrechtstreeks aan de producenten verleent;

5. of de CCZ, ingeval de ten onrechte geïnde "sovrapprezzo" reeds aan de importeur is terugbetaald, krachtens het retroactief verklaarde voorschrift om restitutie kan verzoeken;

6. of de regels van de Italiaanse wet L. 429/90 inzake bewijslast in verband met het vervallen van het recht op terugbetaling, zo mogen worden geïnterpreteerd dat de importeur/producent het bewijs moet leveren dat de "sovrapprezzo" niet op anderen is afgewenteld;

7. of ook wanneer de "sovrapprezzo" op de consument is afgewenteld, kan worden gesteld dat de onrechtmatigheid van de inning ervan is hersteld?

Kan de Raad de Italiaanse regering verzoeken artikel 29, leden 2 en 7 van L. 128/90 nietig te verklaren c.q. in te trekken?

Antwoord

(3 november 1998)

Het ligt niet op de weg van de Raad zich uit te spreken over het gevolg dat de Italiaanse Staat heeft gegeven aan het arrest van het Hof van Justitie van 21 mei 1980 in de zaak 73/79. Indien dit arrest niet volledig zou zijn nagekomen, behoort de Commissie, overeenkomstig artikel 171 van het Verdrag, de nodige maatregelen te nemen om de uitvoering ervan te verzekeren.