91998E1203

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1203/98 van Patricia McKENNA aan de Commissie. Multilaterale Overeenkomst inzake Investeringen

Publicatieblad Nr. C 323 van 21/10/1998 blz. 0116


SCHRIFTELIJKE VRAAG P-1203/98 van Patricia McKenna (V) aan de Commissie (6 april 1998)

Betreft: Multilaterale Overeenkomst inzake Investeringen

De lidstaten van de OESO onderhandelen momenteel over de Multilaterale Overeenkomst inzake Investeringen (MOI). De meest recente ontwerptekst van deze overeenkomst bevat een aantal bepalingen die een aantasting zouden kunnen betekenen van de vrijheid die de Europese Unie heeft om de visserij-industrie in de Gemeenschap overeenkomstig haar eigen prioriteiten en beleidsvormen te beheren. Ook zou het een bedreiging kunnen vormen voor de mogelijkheden van de EU om verplichtingen na te komen die zijn aangegaan in het kader van een aantal door de EU ondertekende internationale verdragen en overeenkomsten.

Met name verontrustend lijken de bepalingen met betrekking tot o.a.:

- het verbod op eisen omtrent economische prestaties ("performance requirements¨);

- toepassing van het beginsel van "nationale behandeling¨ op alle investeerders;

- de beginselen van "standstill¨ en "roll-back¨ betreffende zaken ten aanzien waarvan voorbehoud wordt gemaakt.

Heeft de Commissie een evaluatie gemaakt van de mogelijke gevolgen van de MOI voor de visserij-industrie van de EU, met inbegrip van de sectoren visvangst, verwerkende industrie en distributie? Kan de Commissie aantonen dat de MOI op geen enkele wijze een aantasting zal betekenen van de mogelijkheden van de Gemeenschap om het beleid betreffende de instandhouding van de visbestanden en het beheer van de communautaire visserij vast te stellen en te implementeren?

Heeft de Commissie of enige andere onderhandelingspartij een analyse gemaakt van de gevolgen van de MOI voor de bestaande internationale overeenkomsten die de EU en/of de lidstaten hebben ondertekend, zoals het VN-zeerechtverdrag en de bijbehorende overeenkomst betreffende transzonale en over grote afstanden migrerende soorten, alsmede verschillende regionale overeenkomsten voor het beheer van de visserij?

Welke garanties kan de Commissie geven dat het voorbehoud dat de Commissie en bepaalde lidstaten voornemens zijn ten aanzien van een aantal punten voor de communautaire visserij te maken, zowel nu als in de toekomst een adequate bescherming zullen bieden en dat zij niet zal worden gedwongen deze op enig moment te herroepen?

Antwoord van Sir Leon Brittan namens de Commissie (30 april 1998)

De toepassingssfeer van de Multilaterale Overeenkomst inzake Investeringen (MAI), waarover momenteel in het kader van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) onderhandeld wordt, zal zich uitstrekken tot alle sectoren van de economie, met inbegrip van de visserijsector. Aangezien de onderhandelingen nog niet zijn afgesloten, is het effect van de MAI op de visserijsector en de geldende bilaterale, regionale en internationale overeenkomsten in dit stadium moeilijk in te schatten. De Commissie wil voorkomen dat de MAI tot problemen leidt voor de huidige maatregelen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid en de uitvoering daarvan.

De onderhandelaars werken momenteel actief aan oplossingen om het continueren van de huidige bilaterale, regionale en internationale overeenkomsten inzake de instandhouding en het beheer van de visbestanden veilig te stellen.

De Commissie en bepaalde lidstaten hebben voorlopige uitzonderingen ingediend om de maatregelen in het kader van het gemeenschappelijk visserijbeleid, maar ook de huidige en toekomstige bilaterale visserijovereenkomsten buiten de werkingssfeer van de MAI te houden. Wil dit effect hebben, dan moeten alle lidstaten dergelijke uitzonderingen indienen. De Commissie overlegt met alle lidstaten over de formulering van deze uitzonderingen.