91997E4212

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 4212/97 van Bryan CASSIDY aan de Commissie. Arrest van het Europese Hof van Justitie (EHvJ) van 26 oktober 1996 in de zaak Elida Gibbs Limited (zaak C317/94)

Publicatieblad Nr. C 304 van 02/10/1998 blz. 0016


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-4212/97 van Bryan Cassidy (PPE) aan de Commissie (21 januari 1998)

Betreft: Arrest van het Europese Hof van Justitie (EHvJ) van 26 oktober 1996 in de zaak Elida Gibbs Limited (zaak C317/94)

Bovengenoemd arrest van het EHvJ wordt kennelijk gefrustreerd doordat het in Duitsland niet en in Frankrijk en Griekenland ten dele wordt uitgevoerd.

Bestaat er in Duitsland enig voorschrift op grond waarvan bepaalde soorten promotie-activiteiten, zoals kortingbonnen of geld terug-bonnen van de fabrikant, zijn verboden? Zo ja, wat is de logica achter dit verbod en strookt een dergelijk verbod met de interne markt?

Wanneer een dergelijk voorschrift bestaat en dit niet met de interne markt verenigbaar is, welke maatregelen heeft de Europese Commissie dan genomen en uit hoofde van welke Verdragsbepalingen?

Antwoord van de heer Monti namens de Commissie (10 maart 1998)

Duitsland heeft inderdaad zeer strikte voorschriften inzake het geven van kortingen en cadeaus.

De Zugabeverordnung (wet inzake het cadeaustelsel) van maart 1932 verbiedt - op enkele kleine uitzonderingen na - het geven van cadeaus van welke aard dan ook bij de verkoop van een product of dienst. De uitzonderingen hebben alleen betrekking op, bijvoorbeeld, de verpakking of op cadeaus van geringe waarde (minder dan circa 50 Pfennig). Het Rabattgesetz (wet inzake kortingen) van november 1933 verbiedt kortingen van meer dan 3 %.

Uit de gegevens waarover de Commissie beschikt, blijkt dat de toenmalige wetgever een dubbele doelstelling heeft nagestreefd: enerzijds bescherming van de consument, door diens keuze voor een product of dienst te richten op de intrinsieke kwaliteiten en de prijs ervan, en anderzijds waarborging van eerlijke mededinging, door praktijken te verbieden die concurrentievervalsing in de hand werken. In de jaren '20 was het geven van cadeaus een wijdverbreide praktijk, met name bij de grootwarenhuizen in Duitsland, en in de nasleep van de economische recessie leek het de toenmalige wetgever noodzakelijk om met een maatregel die slechts tijdelijk bedoeld was, de kleine en middelgrote ondernemingen te beschermen.

De Duitse regering heeft in 1993/1994 gepoogd deze twee wetten in te trekken. Haar voorstel is echter op tegenstand van de Bondsraad gestuit en sindsdien niet meer aan de orde geweest.

Het lijdt geen twijfel dat dergelijke wetten - die in geen enkel ander EU-land een tegenhanger met dezelfde draagwijdte hebben - niet verenigbaar kunnen zijn met de opzet van de interne markt. Ondernemingen kunnen immers geen pan-Europese promotie- en reclamestrategieën opstellen als zij telkens opnieuw de inhoud en de vorm van hun reclameboodschappen grondig moeten wijzigen om de wetgeving van een van de grootste markten in de Gemeenschap te respecteren. De Commissie heeft trouwens al talrijke klachten hierover ontvangen (zie bv. haar antwoord op schriftelijke vraag 64/98 van de heer De Vries ((Zie blz. 26. ))).

Bij ontstentenis van geharmoniseerde regels terzake op communautair niveau bestudeert de Commissie momenteel - in het kader van het onderzoek naar bovengenoemde klachten en in het licht van de uitspraken van het Hof - of deze wetten beperkende gevolgen hebben en of zij in overeenstemming met het evenredigheidsbeginsel zijn.