91997E3416

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3416/97 van Hiltrud BREYER aan de Commissie. Wereldhandel en dierenbescherming

Publicatieblad Nr. C 174 van 08/06/1998 blz. 0055


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3416/97 van Hiltrud Breyer (V) aan de Commissie (28 oktober 1997)

Betreft: Wereldhandel en dierenbescherming

Handelsbeperkingen worden volgens de nu gangbare interpretatie alleen toegestaan voor zover dit voor bepaalde beschermingsdoeleinden noodzakelijk is (necessity, least trade restrictive).

1. Hoe moeten deze voorschriften worden uitgevoerd? Wie bepaalt in welke mate er maatregelen nodig zijn?

2. In hoeverre kan worden onderscheiden tussen uitvoerbaarheid, noodzaak en discriminatie? Volgens verordening nr. 3254/91 ((PB L 307 van 8.11.1991, blz. 1. )) vallen bijvoorbeeld alle huiden uit een betrokken staat onder het invoerverbod, en niet alleen de huiden die met behulp van voetklemmen zijn verkregen. De uitvoerbaarheid mag in dit geval een plausibele reden zijn, maar is dit ook de "geringste noodzakelijke¨ economische sanctie?

Antwoord van Sir Leon Brittan namens de Commissie (13 januari 1998)

Staten die lid zijn van de Wereldhandelsorganisatie (WTO) mogen onder bepaalde voorwaarden handelsmaatregelen nemen teneinde bepaalde beleidsdoelstellingen te bereiken.

Krachtens artikel XX, onder (b) en (g), van de Algemene Overeenkomst betreffende Tarieven en Handel (GATT) mogen handelsmaatregelen die normaal gezien niet stroken met de grondbeginselen van de GATT worden toegepast als ze "noodzakelijk¨ zijn ter bescherming van "het leven of de gezondheid van... dier...¨ of "tot het behoud van uitputbare natuurlijke hulpbronnen¨, mits dergelijke maatregelen niet zodanig worden toegepast "dat zij een middel vormen hetzij tot willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie tussen landen waar dezelfde omstandigheden heersen, hetzij tot een verkapte beperking van de internationale handel¨. De betekenis van en het bereik voor de toepassing van de in in artikel XX vervatte uitzonderingen worden stap voor stap vastgelegd in het kader van de geschillenbeslechtingsprocedures van de GATT/WTO.

Het is de taak van de Gemeenschap en haar lidstaten om ervoor te zorgen dat de wetgeving inzake dierenbescherming strookt met de verschillende handelsovereenkomsten waar ze partij bij zijn, en indien noodzakelijk ook met de in artikel XX van de GATT vastgelegde vereisten. Met betrekking tot de door het geachte Parlementslid vermelde specifieke begrippen en criteria dient te worden opgemerkt:

- dat het begrip uitvoerbaarheid op zich noch in artikel XX van de GATT, noch in het desbetreffende jurisprudentierecht van de GATT/WTO te vinden is;

- dat enkele handelsbeperkende maatregelen die het beschermen van dieren ten doel hebben in bepaalde gevallen kunnen worden gerechtvaardigd op grond van artikel XX, onder (g), van de GATT. In tegenstelling tot artikel XX, onder (b), bevat artikel XX, onder (g), het begrip noodzaak niet, hoewel de jurisprudentie in het kader van de GATT suggereert dat dergelijke maatregelen in de eerste plaats gericht moeten zijn op het behoud van een uitputtelijke natuurlijke bron zodat er een verband kan worden gelegd met behoud als bedoeld in dit lid;

- dat, zoals hoger vermeld, de kop van artikel XX van de GATT niet alle vormen van discriminatie verbiedt, maar alleen maatregelen die zodanig worden toegepast "dat zij een middel vormen hetzij tot willekeurige of ongerechtvaardigde discriminatie tussen landen waar dezelfde omstandigheden heersen, hetzij tot een verkapte beperking van de internationale handel¨.

Vooral betreffende Verordening (EEG) nr. 3254/91 van 4 november 1991 houdende een verbod van de wildklem in de Gemeenschap en op het binnenbrengen van pelzen en producten die vervaardigd zijn van bepaalde in het wild levende diersoorten uit landen waar gebruik wordt gemaakt van de wildklem of andere vangmethoden die niet stroken met de internationale normen voor humane vangst met behulp van vallen, dient ook te worden opgemerkt dat de Commissie eind 1995 een voorstel goedkeurde tot wijziging ((PB C 58 van 28.2.1996. )) van die verordening; dit voorstel voorziet in het aanbrengen van wijzigingen die de uitvoering van de verordening vergemakkelijken en haar adequater maken om de nagestreefde doeleinden te bereiken. Dit voorstel is nog niet goedgekeurd door de Raad.