91997E3410

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 3410/97 van Roberta ANGELILLI aan de Commissie. Verzoek aan de Italiaanse autoriteiten om informatie over bepaalde openbare werken te Rome

Publicatieblad Nr. C 158 van 25/05/1998 blz. 0104


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-3410/97 van Roberta Angelilli (NI) aan de Commissie (28 oktober 1997)

Betreft: Verzoek aan de Italiaanse autoriteiten om informatie over bepaalde openbare werken te Rome

In antwoord op vraag E-1971/97 ((PB C 45 van 10.2.1998, blz. 131.)) maakte de Commissie met betrekking tot de aanleg te Rome van de metrolijn C en de tramlijn Casalletto/Largo Argentina bekend dat de Italiaanse autoriteiten nog niet hebben gereageerd op haar verzoek om informatie over de milieu-effectbeoordeling overeenkomstig de voorschriften van richtlijn 85/337/EEG ((PB L 175 van 5.7.1985, blz. 40.)).

Intussen zijn de werkzaamheden volgens de oorspronkelijke plannen voortgezet, ondanks het feit dat de eerste verzoeken om informatie inmiddels meer dan een jaar geleden verstuurd werden.

Kan de Commissie zeggen:

1. wat zij denkt van de houding van de Italiaanse autoriteiten, die zich nu al maanden in een onbegrijpelijk stilzwijgen hullen;

2. wat zij ervan vindt dat de werkzaamheden ondanks de herhaalde verzoeken gewoon doorgaan zonder dat de Italiaanse autoriteiten de minste informatie verschaffen;

3. welke andere initiatieven zij denkt te nemen om, als het dan niet de eerbiediging van het Gemeenschapsrecht is, dan toch ten minste te bereiken dat de gemeente Rome, die voor beide projecten verantwoordelijk is, op haar verzoeken om informatie antwoordt?

Antwoord van mevrouw Bjerregaard namens de Commissie (4 december 1997)

De Commissie is ermee belast de naleving van het Gemeenschapsrecht in de lidstaten te verzekeren. Met het oog hierop heeft de Commissie een inbreukprocedure tegen Italië ingeleid wegens niet-conformiteit van de Italiaanse wetgeving met Richtlijn 85/337/EEG betreffende de milieueffectbeoordeling. De Italiaanse wetgeving voorziet niet in een voorafgaand onderzoek om vast te stellen of projecten als bedoeld in bijlage II van de richtlijn in kwestie al dan niet aan een milieueffectbeoordeling moeten worden onderworpen. Dergelijke projecten worden, anders dan in bijlage I bedoelde projecten, die per definitie aan een milieueffectbeoordeling worden onderworpen, slechts aan een milieueffectbeoordeling onderworpen indien zij met name gezien hun aard, omvang of ligging een aanzienlijk milieueffect kunnen hebben. De door het geachte Parlementslid genoemde projecten behoren tot de in punt 10, onder G, van de genoemde richtlijn vermelde categorie.

Naar aanleiding van het informatieverzoek aan de Italiaanse autoriteiten over de in schriftelijke vraag E-1273/97 van mevrouw Angelilli genoemde projecten ((PB C 367 van 4.12.1997 )) hebben deze autoriteiten aangegeven dat deze projecten onder de regionale bevoegdheid vallen. De regio's moeten immers toezien op de toepassing van het decreet (DPR) van 12 april 1996 "houdende oriëntatie en coördinatie voor de toepassing van artikel 40, lid 1, van de wet van 22 februari 1994, nr. 146¨, dat bepaalt dat de autoriteiten onder andere moeten nagaan of projecten voor regionale of lokale spoorweglijnen alsmede vervoermiddelen zoals tram- of metro gezien hun aard, omvang of ligging geen milieueffectbeoordelingsprocedure noodzakelijk maken.

Aangezien de regio's de wetgeving in kwestie nog niet hebben aangenomen, zal bij de voornoemde inbreukprocedure met het regionale aspect rekening worden gehouden.