91997E2672

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2672/97 van Leonie van BLADEL aan dee Raad. Schade aan vertrouwensbeginsel van de burger in de EU. Vervolg op eerder gestelde vragen inzake Jolanda Bona

Publicatieblad Nr. C 158 van 25/05/1998 blz. 0005


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2672/97 van Leonie van Bladel (UPE) aan de Raad (1 september 1997)

Betreft: Schade aan vertrouwensbeginsel van de burger in de EU. Vervolg op eerder gestelde vragen inzake Jolanda Bona

1. Het College van Burgemeesters en Wethouders van Amsterdam heeft aan de uit Suriname afkomstige veertienjarige Jolanda Bona, die van Surinaamse afkomst is, laten weten dat zij haar Nederlanderschap uit de basisadministratie zal laten schrappen en tevens dat zij het door de Burgemeester van Amsterdam aan Jolanda Bona op 6 september 1996 verstrekte Nederlandse paspoort dient in te leveren.

Is de Raad van mening dat wij met de belangen van een burger, in dit geval een veertienjarig kind, op deze wijze in het hedendaagse Europa mogen omgaan?

2. Jolanda Bona, die zich de afgelopen maanden eenzaam op haar kamertje opsloot omdat zij bang was door de vreemdelingenpolitie te worden opgehaald, is door de gehele zaak dermate traumatisch beschadigd, dat haar stiefmoeder en haar vader het onverantwoord vonden om deze situatie nog langer te laten duren. Op 17 juli 1997 heeft Jolanda zich tezamen met haar stiefmoeder gemeld bij de Vreemdelingenpolitie te Amsterdam om de onzekere situatie te beƫindigen. Jolanda wilde, met instemming van haar ouders, haar Nederlandse paspoort inleveren en haar Surinaamse paspoort terugkrijgen teneinde weer terug te keren naar Suriname. De vreemdelingenpolitie meldde dat dit onmogelijk was. Jolanda was inmiddels volgens de vreemdelingenpolitie officieel Nederlands staatsburger.

Is de Raad niet van mening dat op deze manier misbruik wordt gemaakt van het vertrouwensbeginsel dat een burger in een Europese rechtsstaat mag stellen?

Gecombineerd Antwoord op de schritftelijke vragen E-2321/97 en E-2672/97 (20 januari 1998)

Kwesties met betrekking tot het verkrijgen of het verliezen van de nationaliteit van een lidstaat van de Europese Unie vallen uitsluitend onder de bevoegdheid van de betrokken lidstaat. Er bestaan geen instrumenten van het gemeenschapsrecht, noch instrumenten van de Europese Unie betreffende deze problematiek.

De Raad kan derhalve geen standpunt innemen over de vragen van het geachte parlementslid.