91997E2530

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 2530/97 van Leonie van BLADEL aan de Commissie. Twijfel aan goede controle op financiële ondersteuning voor Suriname

Publicatieblad Nr. C 187 van 16/06/1998 blz. 0002


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-2530/97 van Leonie van Bladel (UPE) aan de Commissie (24 juli 1997)

Betreft: Twijfel aan goede controle op financiële ondersteuning voor Suriname

1. Is de Commissie niet van mening dat de benoeming van de voormalige Surinaamse dictator, Desi Bouterse, in de zeer invloedrijke positie van Adviseur van Staat van de Republiek Suriname, aanleiding zou moeten zijn om het samenwerkingsverband tussen de Europese Unie en Suriname te heroverwegen, mede vanwege het feit dat Bouterse door de Nederlandse Justitie ervan wordt verdacht betrokken te zijn bij grootscheepse internationale cocaïnehandel via Nederland naar de Europese lidstaten, alsmede vanwege het feit dat tussen 1982 en 1991 onder Bouterse's verantwoordelijkheid een groot aantal misdaden tegen de menselijkheid in Suriname zijn gepleegd?

2. Kan de Commissie garanderen dat de gelden die door de EU ter beschikking zijn gesteld op geen enkele wijze oneigenlijk zullen worden gebruikt, c.q. zal kunnen worden bewerkstelligd dat indien gelden aan Suriname ter beschikking worden gesteld, deze gelden nimmer aan kringen rondom Bouterse ten goede zullen komen?

3. Vindt de Commissie het verantwoord om financiële steun aan Suriname te verlenen nu inmiddels is gebleken dat de Surinaamse president weigert om aan het Surinaamse parlement verantwoording af te leggen over een geheime bankrekening waarover hij beschikt bij de Centrale Bank van Suriname?

4. Is de Commissie zich bewust van het grote probleem van het illegale 'nearbanking' circuit in Suriname dat in de toekomst tot grote instabiliteit in de regio zou kunnen leiden en zo ja, welke consequenties heeft dit voor het National Indicative Program (Tweede Financieel Protocol van de Vierde Overeenkomst van Lomé)?

Antwoord van de heer Pinheiro namens de Commissie (15 september 1997)

1. De Commissie is zich ervan bewust dat er recentelijk in Nederland een rechtsvervolging is ingesteld tegen de heer Desi Bouterse, in verband met drugshandel, en dat deze persoon tegelijkertijd tot adviseur van staat van de Republiek Suriname is benoemd.

Voor de samenwerking tussen Suriname en de Europese Gemeenschap gelden de bepalingen van de Overeenkomst van Lomé, zoals gewijzigd bij de Overeenkomst van Mauritius. In artikel 5 van die Overeenkomst wordt duidelijk gesteld dat eerbiediging van de rechten van de mens, democratische beginselen en de rechtsstaat.... een fundamentele factor van deze Overeenkomst is. Iedere heroverweging van het samenwerkingsverband met Suriname dient op een duidelijke overtreding van een of alle van deze fundamentele factoren te berusten. In dat geval dient er een procedure zoals aangegeven in artikel 366a te worden ingeleid.

2. In artikel 4 van dezelfde Overeenkomst wordt gesteld dat de ACS-EG-samenwerking het streven van de ACS-Staten ondersteunt... ten einde de sociale, culturele en economische vooruitgang van de ACS-Staten en het welzijn van hun bevolking te bevorderen. De samenwerking tussen de Gemeenschap en Suriname moet dan ook duidelijk ten goede komen aan de bevolking in de ruimste zin des woords en is onderworpen aan dezelfde, doelgerichte controleregelingen als die welke voor andere staten in Afrika, het Caribisch gebied en het Stille-Oceaangebied (ACS) gelden.

3. De Commissie beschikt niet over meer informatie dan die van het geachte Parlementslid over de aantijging dat de Surinaamse President over een geheime bankrekening zou beschikken.

4. De Commissie is zich bewust van de economische risico's welke uit de "nearbanking¨-activiteiten voortvloeien en die ook onder de aandacht van de regering van Suriname zijn gebracht tijdens de meest recente inspectiereis van het Internationaal Monetair Fonds krachtens artikel IV.

Beide vraagstukken houden verband met overwegingen van behoorlijk bestuur, welk begrip een "bijzonder doel van samenwerkingsmaatregelen¨ krachtens de Overeenkomst van Lomé (artikel 5) is. Ook al is een gebrek aan behoorlijk bestuur niet een van de drie bovenvermelde fundamentele factoren die tot een heroverweging van de samenwerking tussen de Gemeenschap en Suriname zouden kunnen leiden, dan wenst de Commissie het geachte Parlementslid toch ervan te verzekeren dat zij bij haar samenwerkingsprogramma's bijzonder veel belang hecht aan behoorlijk bestuur, zoals nader aangegeven in artikel 5.