91997E1621

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1621/97 van Eva KJER HANSEN aan dee Raad. Minderheidsrechten

Publicatieblad Nr. C 082 van 17/03/1998 blz. 0013


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1621/97 van Eva Kjer Hansen (ELDR) aan de Raad (14 mei 1997)

Betreft: Minderheidsrechten

Is het redelijk te noemen dat de Unie voor de bescherming van minderheidsrechten hogere eisen stelt aan de toekomstige lidstaten van Oost-Europa, terwijl ze in dat opzicht geen enkel wetgevend initiatief voor de minderheidsgroepen binnen de Unie genomen heeft?

Heeft de Raad wetgevende maatregelen voor de bescherming van minderheidsgroepen binnen de Unie in het vooruitzicht?

Antwoord (17 oktober 1997)

Het specifieke vraagstuk waarnaar wordt verwezen door de Geachte Afgevaardigde valt niet onder de bevoegdheid van de Gemeenschap.

De Raad memoreert evenwel dat artikel F, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie bepaalt dat de Unie de grondrechten eerbiedigt zoals die worden gewaarborgd door het op 4 november 1950 te Rome ondertekende Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden en zoals zij uit de gemeenschappelijke constitutionele tradities van de lidstaten voortvloeien, als algemene beginselen van het Gemeenschapsrecht.

Tevens wordt de aandacht gevestigd op de resolutie van de Raad en de Ministers van onderwijs, in het kader van de Raad bijeen, van 22 mei 1989 betreffende het onderwijs aan kinderen van zigeuners en reizigers ((PB C 153 van 21.06.1989, blz. 3. )), op het gemeenschappelijk optreden van 15 juli 1996 door de Raad aangenomen op grond van artikel K.3 van het Verdrag betreffende de Europese Unie ter bedstrijding van racisme en vreemdelingenhaat ((PB L 185 van 24.07.1996, blz. 5. )) en op Verordening (EG) nr. 1035/97 van de Raad van 2 juni 1997 houdende oprichting van een Europees Waarnemingscentrum voor racisme en vreemdelingenhaat ((PB L 151 van 10.06.1997, blz. 1. )).