91997E1200

SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 1200/97 van Nikitas KAKLAMANIS aan de Commissie. Kentekens te verkopen auto's

Publicatieblad Nr. C 045 van 10/02/1998 blz. 0014


SCHRIFTELIJKE VRAAG E-1200/97 van Nikitas Kaklamanis (UPE) aan de Commissie (3 april 1997)

Betreft: Kentekens te verkopen auto's

In de Europese Unie worden auto's in de ene lidstaat gekocht om in de andere lidstaat verkocht te worden. Voor het vervoer wordt door het land waar de auto is gekocht een tijdelijk kenteken afgegeven (bijv. in Duitsland een "Zollnummer¨, in België een "transitplaat¨).

De afgifte van de kentekens kost een aanzienlijk bedrag van ongeveer 700 DM met de verzekering, hetgeen ten laste van de consument bovenop de uiteindelijke prijs komt.

Voorts is het zo dat de autohandelaren in de Europese Unie kentekens voor proefritten hebben (bijv. "DOK¨ in Griekenland, "Kenemnikum¨ in Duitsland, "handelarenplaat¨ in België enz.), die door het eigen land worden afgegeven.

Misschien kan daarom het vervoer van auto's van de ene lidstaat van de EU naar de andere met het oog op de verkoop plaatsvinden met deze kentekens, waarbij de verantwoordelijkheid voor de verzekeringsdekking bij de handelaar komt te liggen, overwegende dat de verzekeringsmaatschappijen een dekking kunnen bieden via de bekende groene kaart.

Kan de Commissie mij meedelen of zij voor het vervoer van auto's met het oog op de verkoop eventueel de invoering van de oplossing met de proefritkentekens zou overwegen? Ook zou ik het standpunt van de Commissie willen vernemen over de invoering van een uniform proefritkenteken voor de hele EU overeenkomstig de gewone kentekens die in alle lidstaten zullen worden gebruikt.

Antwoord van de heer Monti namens de Commissie (3 juli 1997)

Op verzoek van de houder van een voertuig kunnen de autoriteiten van een lidstaat nadat zij de fiscale en technische verificaties hebben uitgevoerd (individuele of type-goedkeuring, technische controle) het voertuig inschrijven. Dit betekent dat zij het voertuig een serienummer, inschrijvingsnummer genoemd, toekennen dat bestemd is om het voertuig en de houder ervan in het wegverkeer te identificeren ((Voorstel voor een richtlijn van de Raad inzake de kentekenbewijzen van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan (COM(97)248 def. van 30.5.1997). )). Er wordt dan een kentekenbewijs afgegeven waaruit blijkt dat het voertuig is ingeschreven alsmede een kenteken met het kentekennummer, dat volgens de geharmoniseerde normen op het voertuig dient te worden aangebracht ((Richtlijn 70/222/EEG van de Raad van 20 maart 1970 inzake de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lidstaten betreffende de plaats en het aanbrengen van de achterste kentekenplaten van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan, PB L 76 van 6.4.1970, blz. 25.. )).

Het kentekenbewijs is het voornaamste middel voor de autoriteiten van een lidstaat om een voertuig en de houder ervan in het wegverkeer te identificeren.

In sommige lidstaten geven de autoriteiten aan de op hun grondgebied gevestigde autohandelaren kentekenbewijzen en speciale kentekenplaten af die enkel de houder en niet het voertuig identificeren. Met deze speciale kentekenbewijzen kunnen zij op hun grondgebied met om het even welk voor de handel bestemd voertuig rijden. De speciale kentekenplaten zijn in beginsel enkel geldig in de lidstaat van vestiging van de handelaar. De reden hiervan is dat de autoriteiten van elke lidstaat een doeltreffend toezicht moeten kunnen uitoefenen op de op hun grondgebied gevestigde handelaren.

Dit verklaart waarom bij de aankoop van een voertuig in een lidstaat door een in een andere lidstaat woonachtige koper het voertuig voorlopig moet worden ingeschreven in de lidstaat van aankoop om het naar de lidstaat van woonplaats van de koper te kunnen overbrengen. De kosten van deze voorlopige inschrijving zijn van land tot land verschillend maar zijn vergeleken bij de waarde van het voertuig verwaarloosbaar.

In het op 20 februari 1979 gewezen arrest (zaak 120/78, "Cassis de Dijon¨) heeft het Hof van Justitie uitgemaakt dat belemmeringen van het handelsverkeer "moeten worden aanvaard voor zover dringende behoeften, onder meer verband houdend met de doeltreffendheid der fiscale controles, ze noodzakelijk maken¨.

Indien deze speciale kentekenplaten van in een lidstaat gevestigde autohandelaren konden worden gebruikt op het grondgebied van een andere lidstaat voor de overbrenging van voertuigen tussen lidstaten, dan zou volgens de Commissie het toezicht door de autoriteiten van een lidstaat op de voertuigen die op hun grondgebied met dit speciaal kentekenbewijs aan het verkeer deelnemen en op de in een andere lidstaat gevestigde handelaren al te zwak of zelfs onbestaande zijn. Dit zou schending van de nationale, inzonderheid de fiscale, regelingen tot gevolg kunnen hebben. Dit is de reden waarom de Commissie vooralsnog geen voorstel op dit gebied zal indienen.

De Commissie heeft geen voorstel voor een richtlijn goedgekeurd betreffende de onderlinge aanpassing van de nationale wetgevingen betreffende de gewone kentekenplaten en het ligt ook niet in haar bedoeling een voorstel in te dienen betreffende de hierbedoelde speciale kentekenplaten.

Met betrekking tot de verzekering van een voertuig bij een in de Gemeenschap gevestigde onderneming dienen de navolgende punten onder de aandacht te worden gebracht.

Volgens het communautaire autoverzekeringsrecht is het de plaats van inschrijving van het voertuig die bepaalt in welke lidstaat het risico gelegen is. Deze risicolokalisatie op grond van de plaats van inschrijving vloeit voort uit het groene-kaartstelsel ((Ingevoerd bij aanbeveling nr. 5 van 25.2.1949 van de Subcommissie voor het wegvervoer van het Comité voor Binnenlands Vervoer van de Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties. )), dat ten grondslag ligt aan de regeling verplichte wettelijke aansprakelijkheidsverzekering voor motorrijtuigen in de Gemeenschap en aan het toezicht op deze verzekeringsplicht. De omstandigheid dat een voertuig een speciaal kenteken draagt, zoals de voorlopige of proefritkentekens waarop het geachte parlementslid doelt, doet niets af aan de lokalisatie van het risico voor de toepasselijke regeling van de vaste kentekenplaten.

Richtlijn 72/166/EEG ((PB L 103 van 2.5.1972 )) van de Raad bepaalt dat de lidstaat waar het voertuig is ingeschreven er zich moet van vergewissen dat het voertuig gedekt is door een verzekering tegen de wettelijke aansprakelijkheid waartoe de deelneming aan het verkeer aanleiding kan geven. Deze verplichte verzekering dekt op grond van één enkele premie de schade die door het voertuig op het grondgebied van de andere lidstaten wordt veroorzaakt, volgens de vigerende wetgeving van die lidstaten of de dekking die wettelijk is voorgeschreven in de lidstaat waar het voertuig gewoonlijk is gestald, indien laatstgenoemde dekking hoger is ((Richtlijn 90/232/EEG, PB L 129 van 19.5.1990 )).