19.6.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 216/53


Beroep ingesteld op 26 april 2023 — Bategu Gummitechnologie / Commissie

(Zaak T-219/23)

(2023/C 216/70)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Bategu Gummitechnologie GmbH (Wenen, Oostenrijk) (vertegenwoordiger: G. Maderbacher, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

Verzoekster verzoekt het Gerecht

besluit C(2023) 1205 final van de Commissie van 15 februari 2023 in zaak AT.40492 — Fire Protection Bogies [besluit krachtens artikel 7, lid 2, van verordening (EG) nr. 773/2004 tot afwijzing van de klacht] nietig te verklaren;

de Commissie te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster vier middelen aan.

Eerste middel: onjuiste rechtsopvatting

De Commissie is in strijd met punt 7.1.1.5 van verordening (EU) nr. 1302/2014 (1) ten onrechte ervan uitgegaan dat norm EN 45545-2:2013+A1:2015 betreffende de brandveiligheid in spoorwegvoertuigen (eisen inzake het brandgedrag van materialen en onderdelen) pas sinds 1 januari 2018 diende te worden toegepast op spoorwegvoertuigen die in Duitsland en Oostenrijk zijn goedgekeurd.

De Commissie heeft punt 4.7 van norm EN 45545-2:2013+A1:2015 onjuist opgevat en kennelijk onjuist uitgelegd.

De Commissie heeft punt 4.3 en punt 4.2, onder n), van norm EN 45545-2:2013+A1:2015 onjuist opgevat en kennelijk onjuist uitgelegd.

De Commissie heeft blijk gegeven van onjuiste rechtsopvattingen bij de beoordeling van haar bewijslast in het kader van de klachtprocedure overeenkomstig verordening nr. 1/2003 (2).

De Commissie heeft blijk gegeven van onjuiste rechtsopvattingen bij de beoordeling van de vraag of er sprake is van collusie of mededingingsbeperkende uitwisseling van informatie tussen producenten van spoorwegvoertuigen die actief zijn op de interne markt (OEM).

Tweede middel: de Commissie heeft kennelijke beoordelingsfouten gemaakt bij de beoordeling van de klacht.

De Commissie heeft ten onrechte aangenomen dat OEM niet verplicht zijn om commerciële betrekkingen met verzoekster aan te knopen.

De Commissie is tot een groot aantal onjuiste bevindingen gekomen met betrekking tot een onderling afgestemde onjuiste uitlegging van norm EN 45545-2:2013+A1:2015 door de OEM.

Derde middel: misbruik van bevoegdheid

De Commissie heeft misbruik gemaakt van haar bevoegdheid en heeft de economische belangen van de OEM laten primeren op de belangen van de treinreizigers en het treinpersoneel bij de veiligheid van het spoorwegsysteem van de Unie.

Vierde middel: schending van verzoeksters recht op behoorlijk bestuur krachtens artikel 41, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (3)

De Commissie heeft verzoekster het recht ontnomen te worden gehoord over cruciale onderzoeksresultaten en heeft haar informatie verstrekt die onvoldoende nauwkeurig was om haar in staat te stellen dienstige opmerkingen over het bestreden besluit in te dienen vóór de vaststelling ervan.


(1)  Verordening (EU) nr. 1302/2014 van de Commissie van 18 november 2014 betreffende een technische specificatie inzake interoperabiliteit van het subsysteem “rollend materieel — locomotieven en reizigerstreinen” van het spoorwegsysteem in de Europese Unie (PB 2014, L 356, blz. 228).

(2)  Verordening (EG) nr. 1/2003 van de Raad van 16 december 2002 betreffende de uitvoering van de mededingingsregels van de artikelen 81 en 82 van het Verdrag (PB 2003, L 1, blz. 1).

(3)  PB. 2012, C 326, blz. 391.