Beschikking van het Hof (Achtste kamer) van 5 oktober 2023 –
ZSE Elektrárne

(Zaak C‑151/23)

„Prejudiciële verwijzing – Artikel 99 van het Reglement voor de procesvoering van het Hof – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde (btw) – Richtlijn 2006/112/EG – Artikel 183 – Btw-overschot – Tardieve teruggaaf – Recht van de belastingplichtige op vertragingsrente – Uitvoeringsbepalingen – Procedurele autonomie van de lidstaten – Beginselen van doeltreffendheid en fiscale neutraliteit – Nationale regelgeving die het startpunt van de berekening van vertragingsrente vaststelt op een latere datum dan deze waarop terugbetaling had moeten geschieden indien geen belastingcontrole was verricht”

Harmonisatie van de belastingwetgeving – Gemeenschappelijk stelsel van belasting over de toegevoegde waarde – Aftrek van de voorbelasting – Wijze van uitoefening van het recht op aftrek – Teruggaaf van het overschot – Verplichting om interest te betalen bij niet-terugbetaling binnen een redelijke termijn – Uitvoeringsbepalingen voor de rente die onder de procedurele autonomie van de lidstaten valt – Eerbiediging van het gelijkwaardigheidsbeginsel en van het doeltreffendheidsbeginsel – Vaststelling van het startpunt van de berekening van interesten die een passende vergoeding van de geleden schade waarborgt

(Richtlijn 2006/112 van de Raad, art. 183, eerste alinea)

(zie punten 27‑31 en dictum)

Dictum

Artikel 183, eerste alinea, van richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde,

moet aldus worden uitgelegd dat

de belastingplichtige er recht op heeft dat de nationale belastingdienst hem vertragingsrente op het btw-overschot betaalt, wanneer deze dienst dit overschot niet binnen een redelijke termijn heeft terugbetaald. De uitvoeringsbepalingen voor deze rente vallen onder de procedurele autonomie van de lidstaten, die door het gelijkwaardigheids- en doeltreffendheidsbeginsel wordt afgebakend, met dien verstande dat de nationale regels betreffende met name het startpunt voor de berekening van de eventueel verschuldigde rente er niet toe mogen leiden dat de belastingplichtige een passende vergoeding wordt ontzegd voor het verlies als gevolg van de tardieve terugbetaling van dat bedrag.