30.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 189/9


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curte de Apel Piteşti (Roemenië) op 2 maart 2023 — Asociaţia “Forumul Judecătorilor din România”, Asociaţia “Mişcarea pentru Apărarea Statutului Procurorilor” / Parchetul de pe lângă Înalta Curte de Casaţie şi Justiţie — Procurorul General al României

(Zaak C-53/23, Asociaţia “Forumul Judecătorilor din România”)

(2023/C 189/13)

Procestaal: Roemeens

Verwijzende rechter

Curtea de Apel Piteşti

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Asociaţia “Forumul Judecătorilor din România”, Asociaţia “Mişcarea pentru Apărarea Statutului Procurorilor”

Verwerende partij: Parchetul de pe lângă Înalta Curte de Casaţie şi Justiţie — Procurorul General al României

Prejudiciële vragen

1)

Staan artikel 2 en artikel 19, lid 1, tweede alinea, VEU, in samenhang gelezen met artikel 12 en artikel 47 van het Handvest [van de grondrechten van de Europese Unie], eraan in de weg dat er aan de indiening van bepaalde rechtsvorderingen door beroepsverenigingen van magistraten — met het doel om de rechterlijke onafhankelijkheid en de rechtsstaat te bevorderen en te beschermen, en om de status van het beroep te waarborgen — grenzen worden gesteld door invoering van de voorwaarde dat er een rechtmatig particulier belang bestaat, dat door een bindend besluit van de Înalta Curte de Casație și Justiție (hoogste rechterlijke instantie) buitensporig is beperkt, waarna er een nationale praktijk is ontstaan waarbij in soortgelijke zaken als de onderhavige een direct verband wordt geëist tussen de bestuurlijke handeling die door de rechterlijke instanties aan een wettigheidstoetsing wordt onderworpen en het directe oogmerk en de doelstellingen die in de statuten van de beroepsverenigingen van magistraten zijn vastgelegd, wanneer de verenigingen in overeenstemming met hun algemene statutaire doelstellingen effectieve rechtsbescherming beogen te verkrijgen op gebieden die door het Unierecht worden geregeld?

2)

Staan, in het licht van het antwoord op de eerste vraag, artikel 2, artikel 4, lid 3, en artikel 19, lid 1, tweede alinea, VEU, bijlage IX bij de [Akte betreffende de toetredingsvoorwaarden voor Roemenië] en de beschikking MST (1) in de weg aan een nationale regeling die de bevoegdheid van het Nationaal directoraat corruptiebestrijding in die zin beperkt dat de bevoegdheid om onderzoek te doen naar corruptiemisdrijven (in brede zin) die zijn gepleegd door rechters en aanklagers exclusief wordt toegekend aan bepaalde openbare aanklagers die daartoe speciaal zijn aangesteld (door de procureur-generaal van Roemenië, op voorstel van de plenaire vergadering van de Hoge raad voor de magistratuur) binnen het openbaar ministerie bij de Înalta Curte de Casație și Justiție, respectievelijk het openbaar ministerie bij de hoven van beroep, waarbij laatstbedoelde openbare aanklagers ook bevoegd zijn ten aanzien van andere categorieën strafbare feiten die door rechters en aanklagers zijn gepleegd?


(1)  Beschikking 2006/928/EG van de Commissie van 13 december 2006 tot vaststelling van een mechanisme voor samenwerking en toetsing van de vooruitgang in Roemenië ten aanzien van specifieke ijkpunten op het gebied van de hervorming van het justitiële stelsel en de bestrijding van corruptie (PB 2006, L 354, blz. 56).