ARREST VAN HET HOF (Achtste kamer)

26 september 2024 ( *1 )

„Prejudiciële verwijzing – Bescherming van de consument – Prijsaanduiding van producten – Richtlijn 98/6/EG – Artikel 6 bis – Aankondigingen van prijsverminderingen – Voorwaarden – Begrip ‚vorige prijs’ – Verplichting om de aangekondigde prijsvermindering vast te stellen op basis van de vorige prijs”

In zaak C‑330/23,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Landgericht Düsseldorf (rechter in eerste aanleg Düsseldorf, Duitsland) bij beslissing van 19 mei 2023, ingekomen bij het Hof op 25 mei 2023, in de procedure

Verbraucherzentrale Baden-Württemberg eV

tegen

Aldi Süd Dienstleistungs SE & Co. OHG,

wijst

HET HOF (Achtste kamer),

samengesteld als volgt: N. Piçarra (rapporteur), kamerpresident, N. Jääskinen en M. Gavalec, rechters,

advocaat-generaal: L. Medina,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

Aldi Süd Dienstleistungs SE & Co. OHG, vertegenwoordigd door C. Fürsen en A. Starcke, Rechtsanwälte,

de Tsjechische regering, vertegenwoordigd door S. Šindelková, M. Smolek en J. Vláčil als gemachtigden,

de Hongaarse regering, vertegenwoordigd door M. Z. Fehér en K. Szíjjártó als gemachtigden,

de Nederlandse regering, vertegenwoordigd door M. K. Bulterman en M. H. S. Gijzen als gemachtigden,

de Poolse regering, vertegenwoordigd door B. Majczyna als gemachtigde,

de Finse regering, vertegenwoordigd door H. Leppo als gemachtigde,

de Noorse regering, vertegenwoordigd door F. Bergsjø en P. A. Tønnessen als gemachtigden,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door B.‑R. Killmann, P. Ondrůšek en N. Ruiz García als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 6 bis, leden 1 en 2, van richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten (PB 1998, L 80, blz. 27), zoals gewijzigd bij richtlijn (EU) 2019/2161 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019 (PB 2019, L 328, blz. 7) (hierna: „richtlijn 98/6”).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Verbraucherzentrale Baden-Württemberg eV (vereniging voor consumentenbescherming van de deelstaat Baden-Württemberg, Duitsland; hierna: „vereniging voor consumentenbescherming”) en Aldi Süd Dienstleistungs SE & Co. OHG (hierna: „Aldi”) over de aanduidingen van prijsverminderingen in reclameboodschappen voor de verkoop van levensmiddelen.

Toepasselijke bepalingen

Richtlijn 98/6

3

De overwegingen 1, 2, 6 en 12 van richtlijn 98/6 luiden als volgt:

„(1)

[…] een doorzichtige marktwerking en correcte informatie [komen] de consumentenbescherming en gezonde concurrentie tussen ondernemingen en producten ten goede […];

(2)

[…] het [is] van belang de consumenten een hoog beschermingsniveau te garanderen, en […] de Gemeenschap [moet] daartoe […] bijdragen door middel van specifieke acties die het door de lidstaten gevoerde beleid inzake precieze, doorzichtige en ondubbelzinnige informatie aan de consumenten over de prijs van aan hen aangeboden producten, steunen en aanvullen;

[…]

(6)

[…] de verplichting tot aanduiding van de verkoopprijs en de prijs per meeteenheid [levert] een aanzienlijke bijdrage […] tot een betere voorlichting van de consumenten, aangezien zulks de consument op de eenvoudigste wijze optimale mogelijkheden biedt om de prijs van de producten te beoordelen en te vergelijken, zodat hij op basis van eenvoudige vergelijkingen weloverwogen keuzes kan maken;

[…]

(12)

[…] een regelgeving op communautair niveau kan zorgen voor een homogene en doorzichtige voorlichting ten behoeve van alle consumenten in het kader van de interne markt; […]”.

4

Artikel 1 van deze richtlijn luidt:

„Doel van deze richtlijn is te voorzien in de aanduiding van de verkoopprijs en de prijs per meeteenheid van de producten die een verkoper aan de consument aanbiedt, teneinde de voorlichting aan de consument te verbeteren en een prijsvergelijking te vergemakkelijken.”

5

Krachtens artikel 4, lid 1, van die richtlijn moet de verkoopprijs ondubbelzinnig, gemakkelijk herkenbaar en goed leesbaar zijn.

6

Artikel 6 bis, leden 1 en 2, van die richtlijn bepaalt:

„1.   Bij aankondigingen van prijsverminderingen wordt de vorige prijs aangegeven die door de handelaar is toegepast gedurende een bepaalde periode voorafgaand aan de toepassing van de prijsvermindering.

2.   Onder de vorige prijs wordt verstaan de laagste prijs die door de handelaar is toegepast tijdens een periode die niet korter is dan 30 dagen voor de toepassing van de prijsvermindering.”

7

Dit artikel 6 bis is in richtlijn 98/6 ingevoegd bij richtlijn 2019/2161, waarvan overweging 1 luidt:

„Artikel 169, lid 1, en artikel 169, lid 2, onder a), [VWEU bepalen] dat de Unie moet bijdragen tot de verwezenlijking van een hoog niveau van consumentenbescherming door middel van maatregelen die op grond van artikel 114 VWEU worden genomen. Volgens artikel 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie […] moet in het beleid van de Unie zorg worden gedragen voor een hoog niveau van consumentenbescherming.”

Richtlijn 2005/29

8

Artikel 3 van richtlijn 2005/29/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 mei 2005 betreffende oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten op de interne markt en tot wijziging van richtlijn 84/450/EEG van de Raad, richtlijnen 97/7/EG, 98/27/EG en 2002/65/EG van het Europees Parlement en de Raad en van verordening (EG) nr. 2006/2004 van het Europees Parlement en de Raad („richtlijn oneerlijke handelspraktijken”) (PB 2005, L 149, blz. 22), met als opschrift „Toepassingsgebied”, bepaalt in de leden 1 en 4:

„1.   Deze richtlijn is van toepassing op oneerlijke handelspraktijken van ondernemingen jegens consumenten, zoals omschreven in artikel 5, vóór, gedurende en na een commerciële transactie met betrekking tot een product.

[…]

4.   In geval van strijdigheid tussen de bepalingen van deze richtlijn en andere communautaire voorschriften betreffende specifieke aspecten van oneerlijke handelspraktijken, prevaleren laatstgenoemde voorschriften en zijn deze van toepassing op deze specifieke aspecten.”

Richtsnoeren van 2021

9

Hoofdstuk 2 van de mededeling van de Commissie met als opschrift „Richtsnoeren met betrekking tot de uitlegging en toepassing van artikel 6 bis van richtlijn [98/6]” (PB 2021, C 526, blz. 130; hierna: „richtsnoeren van 2021”) heeft betrekking op de „vermelding van de ‚vorige’ prijs”. Punt 2.1 van dat hoofdstuk, „Algemene voorschriften”, luidt als volgt:

„[…]

„Behalve voor goederen die onder de in artikel 6 bis, leden 3 tot en met 5, [van richtlijn 98/6] bedoelde regelgevingsopties vallen, mogen de lidstaten voor de vaststelling van de ‚vorige’ prijs geen kortere termijn dan dertig dagen vaststellen. Het doel van deze referentieperiode van ten minste dertig dagen is te voorkomen dat handelaren met prijzen goochelen en valse prijsverminderingen presenteren, zoals het verhogen van de prijs gedurende een korte periode om deze vervolgens te verlagen en dit voor te stellen als een (aanzienlijke) prijsvermindering die de consument misleidt. De termijn van dertig dagen voor de vaststelling van de ‚vorige’ referentieprijs garandeert derhalve dat de referentieprijs reëel is en niet louter een marketinginstrument om de vermindering aantrekkelijk te doen lijken.

[…]

Bijgevolg moet de prijsvermindering worden gepresenteerd met de aangegeven ‚vorige’ prijs als referentie, d.w.z. elk aangegeven kortingspercentage moet gebaseerd zijn op de ‚vorige’ prijs zoals vastgesteld overeenkomstig artikel 6 bis […].”

Hoofdgeding en prejudiciële vragen

10

Aldi geeft wekelijks reclamefolders uit met daarin de aanbiedingen van de verschillende dochterondernemingen van de Aldi Süd-groep (hierna: „Aldi-groep”). Deze folders zijn ook online beschikbaar.

11

In de folder voor de week van 17 tot en met 22 oktober 2022 werd onder meer een „superaanbieding” aangekondigd voor „verse producten tegen verlaagde prijzen”, waaronder „Fairtrade bio-bananen, los” en „Rainforest Alliance ananas”. Naast een foto van deze twee producten werd de respectievelijke prijs ervan vermeld in een witte rechthoekige vorm, waarin twee verschillende prijsaanduidingen te zien waren, te weten een prijsaanduiding in grote cijfers (1,29 EUR voor de bananen en 1,49 EUR voor de ananas) in het midden, en een andere prijsaanduiding in kleinere cijfers die doorstreept zijn (1,69 EUR voor beide producten) in de rechterbenedenhoek. Voor de bananen werd in een rechthoek met de kleuren van de Duitse vlag – die gedeeltelijk boven de prijs was geplaatst – in procenten aangegeven hoeveel de prijs was verminderd. Voor de aanbieding van de ananas werd een soortgelijke rechthoek gebruikt, met de vermelding Preis-Highlight (knalprijs). Onder elk van de twee witte rechthoeken met de prijs stond de volgende tekst: „Laatste verkoopprijs. Laagste prijs in de afgelopen 30 dagen”, gevolgd door een derde prijsaanduiding (1,29 EUR voor de bananen en 1,39 EUR voor de ananas).

12

Concreet werd de verkoopprijs van de betrokken bananen en ananas respectievelijk als volgt aangeduid:

Image

Image

(bananen)

(ananas)

13

Uit de verwijzingsbeslissing blijkt dat de in de winkels van de Aldi-groep voor die bananen opgetekende prijs sinds medio september 2022 steeds 1,69 EUR/kg bedroeg, met uitzondering van de week van 19 tot en met 24 september, wanneer een verlaagde prijs van 1,29 EUR/kg van toepassing was. De eenheidsprijs voor ananas schommelde tussen 1,39 en 1,79 EUR in de vijf weken voorafgaand aan de aanbieding in de folder. De onmiddellijk aan deze aanbieding voorafgaande prijs bedroeg 1,69 EUR.

14

Aangezien de vereniging voor consumentenbescherming van mening was dat een dergelijke reclame de belangen van de consument schaadde en oneerlijk was, heeft zij bij het Landgericht Düsseldorf (rechter in eerste aanleg Düsseldorf, Duitsland), de verwijzende rechter, een vordering ingesteld teneinde Aldi te gelasten niet langer zelf of door een derde bij consumenten reclame te maken voor de verkoop van levensmiddelen via prijsverminderingen in de vorm van een percentage, wanneer de vermindering niet wordt bepaald op basis van de laagste prijs die in de winkels van de Aldi-groep in de 30 dagen voorafgaand aan een dergelijke vermindering werd toegepast. De vordering van de vereniging voor consumentenbescherming strekt er ook toe Aldi te verbieden nog langer zelf of via een derde reclame te maken voor een vermindering van de prijs van een levensmiddel met de bewoordingen „knalprijs”, waarbij een hogere prijs wordt aangegeven dan die welke in de voorafgaande 30 dagen in de winkels van de Aldi-groep gold.

15

De verwijzende rechter is van oordeel dat de uitkomst van het bij hem aanhangige geding afhangt van de uitlegging van artikel 6 bis, leden 1 en 2, van richtlijn 98/6 en wijst erop dat hij het niet eens is met het standpunt van de vereniging voor consumentenbescherming dat de basis voor de vaststelling van de aan de consument aangeboden prijsvermindering de „vorige prijs” in de zin van dat artikel 6 bis, lid 2, moet zijn. Deze rechter meent dat een dergelijke uitlegging, hoewel zij uit de richtsnoeren van 2021 voortvloeit, niet kan worden afgeleid uit richtlijn 98/6, die zich er in wezen toe beperkt te bepalen welke informatie aan de consumenten moet worden verstrekt en wanneer dit dient te gebeuren, zonder evenwel te preciseren op welke wijze die informatie moet worden verstrekt.

16

De verwijzende rechter merkt op dat, aangezien richtlijn 98/6 niet de specifieke aspecten van de informatieverstrekking regelt, met uitzondering van het gebied dat onder artikel 6 bis valt, het meer passend zou zijn om te beoordelen of de betrokken informatie aan de consumenten overeenkomstig de relevante bepalingen van richtlijn 2005/29 is verstrekt. Hij erkent evenwel dat in bepaalde gevallen de aankondiging van een prijsverminderingspercentage dat geen betrekking heeft op de „vorige prijs” in de zin van artikel 6 bis, lid 2, van richtlijn 98/6, oneerlijk is en dus in strijd is met richtlijn 2005/29. Hetzelfde zou mutatis mutandis kunnen gelden voor reclameboodschappen waarbij het vermeende zeer voordelige karakter van een prijsvermindering wordt gepromoot.

17

In deze omstandigheden heeft het Landgericht Düsseldorf de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)

Moet artikel 6 bis, leden 1 en 2, van richtlijn 98/6 aldus worden uitgelegd dat een in een aankondiging van een prijsvermindering genoemd percentage uitsluitend betrekking kan hebben op de vorige prijs in de zin van artikel 6 bis, lid 2, van richtlijn 98/6?

2)

Moet artikel 6 bis, leden 1 en 2, van richtlijn 98/6 aldus worden uitgelegd dat reclameboodschappen die bedoeld zijn om de lage prijs van een aanbieding te benadrukken (zoals de aanduiding van de prijs als ‚knalprijs’), wanneer zij worden gebruikt in een aankondiging van een prijsvermindering, betrekking moeten hebben op de vorige prijs in de zin van artikel 6 bis, lid 2, van richtlijn 98/6?”

Beantwoording van de prejudiciële vragen

18

Met zijn twee vragen, die samen moeten worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in essentie te vernemen of artikel 6 bis, leden 1 en 2, van richtlijn 98/6 aldus moet worden uitgelegd dat het vereist dat wanneer een handelaar een vermindering van de prijs van een product aankondigt in de vorm van hetzij een percentage, hetzij een reclametekst waarbij het de bedoeling is om de lage prijs van een aanbieding te benadrukken, die vermindering wordt vastgesteld op basis van de „vorige prijs” in de zin van lid 2 van dat artikel.

19

Artikel 6 bis, lid 1, van richtlijn 98/6 bepaalt dat „[b]ij aankondigingen van prijsverminderingen […] de vorige prijs [wordt] aangegeven die door de handelaar is toegepast gedurende een bepaalde periode voorafgaand aan de toepassing van de prijsvermindering”. Het begrip „vorige prijs” wordt in lid 2 van dit artikel gedefinieerd als „de laagste prijs die door de handelaar is toegepast tijdens een periode die niet korter is dan 30 dagen voor de toepassing van de prijsvermindering”.

20

In de eerste plaats is het juist dat uit de bewoordingen van artikel 6 bis, lid 1, van richtlijn 98/6 alleen niet kan worden afgeleid of de prijsvermindering in een aankondiging moet worden berekend op basis van de „vorige prijs”, zoals gedefinieerd in lid 2 van dat artikel. Dit neemt niet weg dat de term „vermindering” in de omgangstaal verwijst naar een verlaging van een eerder toegepaste prijs.

21

In de tweede plaats moet een bepaling van Unierecht, om de betekenis en de draagwijdte ervan vast te stellen, niet alleen worden uitgelegd in het licht van de bewoordingen van die bepaling, maar met name ook in het licht van de specifieke doelstellingen die ermee worden nagestreefd alsook de doelstellingen van de regeling waarvan die bepaling deel uitmaakt [zie in die zin arrest van 22 juni 2021, Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (Gevolgen van een verwijderingsbesluit), C‑719/19, EU:C:2021:506, punt 70].

22

Uit artikel 1 van richtlijn 98/6, gelezen in het licht van overweging 6 ervan, blijkt dat die richtlijn tot doel heeft de voorlichting van de consument te verbeteren en de vergelijking van de verkoopprijzen van de door verkopers aan de consument aangeboden producten te vergemakkelijken, opdat de consument weloverwogen keuzen kan maken. Overweging 1 van die richtlijn benadrukt het belang van een doorzichtige marktwerking en correcte informatie voor de bescherming van de consument. Overweging 12 van richtlijn 98/6 preciseert dat zij ertoe strekt een homogene en doorzichtige voorlichting ten behoeve van alle consumenten in het kader van de interne markt te waarborgen. Voorts blijkt uit artikel 4, lid 1, van die richtlijn, gelezen in het licht van overweging 2 ervan, dat de verkoopprijs van aan de consument aangeboden producten ondubbelzinnig, gemakkelijk herkenbaar en goed leesbaar moet zijn, opdat die informatie precies, doorzichtig en eenduidig is [zie in die zin arrest van 29 juni 2023, Verband Sozialer Wettbewerb (Statiegeldverpakkingen), C‑543/21, EU:C:2023:527, punt 25].

23

Bovendien verwijst overweging 1 van richtlijn 2019/2161, waarbij artikel 6 bis in richtlijn 98/6 is ingevoegd, uitdrukkelijk naar artikel 38 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. Deze bepaling sterkt ertoe, net als artikel 169 VWEU, om in de beleidsdomeinen van de Unie een hoog niveau van consumentenbescherming te waarborgen (zie in die zin arrest van 23 maart 2021, Airhelp, C‑28/20, EU:C:2021:226, punt 49). Dezelfde doelstelling is opgenomen in overweging 2 van richtlijn 98/6.

24

Een uitlegging van artikel 6 bis, lid 1, van richtlijn 98/6 volgens welke het volstaat om in een aankondiging van een prijsvermindering de „vorige prijs” in de zin van lid 2 van dat artikel te vermelden, zonder dat deze prijs de daadwerkelijke berekeningsgrondslag voor een dergelijke prijsvermindering vormt, dreigt echter – zoals met name de Hongaarse, de Nederlandse en de Noorse regering in hun schriftelijke opmerkingen hebben opgemerkt – afbreuk te doen aan deze doelstellingen en in het bijzonder aan de doelstelling van verbetering van de voorlichting van de consument, die vereist dat de informatie over de prijzen en over de berekeningsmethoden van de aangekondigde prijsvermindering ondubbelzinnig moet zijn.

25

Voorts beoogt artikel 6 bis van richtlijn 98/6, zoals in de richtsnoeren van 2021 is aangegeven en door de Tsjechische en de Poolse regering alsook de Commissie in hun schriftelijke opmerkingen is benadrukt, specifiek te voorkomen dat handelaren de consument misleiden door de laatste prijs voor de aankondiging van een prijsvermindering te verhogen en aldus valse prijsverminderingen te tonen.

26

Een uitlegging van artikel 6 bis, lid 1, van richtlijn 98/6 volgens welke het volstaat om in een aankondiging van een prijsverlaging de „vorige prijs” in de zin van lid 2 van dat artikel louter ter informatie te vermelden, zonder dat een dergelijke vermindering daadwerkelijk op basis van die prijs wordt bepaald, zou dus in strijd met deze specifieke doelstelling handelaren in staat stellen de consument te misleiden met aankondigingen van prijsverminderingen die niet overeenstemmen met de werkelijkheid, hetgeen in strijd is met de doelstelling van dat artikel 6 bis zelf.

27

Hieruit volgt dat, om zowel de specifieke doelstelling van artikel 6 bis van richtlijn 98/6 als de door deze richtlijn in algemene zin nagestreefde doelstellingen te eerbiedigen, artikel 6 bis, leden 1 en 2, ervan aldus moet worden uitgelegd dat in een aankondiging van een prijsverlaging van de verkoopprijs van een product, deze verlaging moet worden bepaald aan de hand van de „vorige prijs” van dat product in de zin van lid 2 van dat artikel. Daaruit vloeit voort dat de verkoopprijs van een product waarvan in een aankondiging wordt gesteld dat het een verminderde prijs is, in werkelijkheid niet gelijk kan zijn aan of zelfs hoger kan zijn dan die „vorige prijs”.

28

In de derde plaats is het duidelijk dat artikel 6 bis van richtlijn 98/6 specifieke aspecten van de aanduiding van de vorige prijs in aankondigingen van prijsverminderingen en de definitie daarvan regelt. De handelspraktijk in de verhoudingen tussen handelaren en consumenten om een prijsvermindering van het betrokken product aan te kondigen die niet is bepaald op basis van de in dat artikel 6 bis, lid 2, genoemde „vorige prijs”, moet derhalve worden beoordeeld in het licht van dat artikel 6 bis, zoals uitgelegd in de punten 24 en 27 van het onderhavige arrest, en niet in het licht van de bepalingen van richtlijn 2005/29, zoals blijkt uit artikel 3, leden 1 en 4, van deze richtlijn (zie in die zin arrest van 7 juli 2016, Citroën Commerce, C‑476/14, EU:C:2016:527, punten 4245).

29

In het licht van het voorgaande moet op de gestelde vragen worden geantwoord dat artikel 6 bis, leden 1 en 2, van richtlijn 98/6 aldus moet worden uitgelegd dat het vereist dat wanneer een handelaar een vermindering van de prijs van een product aankondigt in de vorm van hetzij een percentage, hetzij een reclametekst waarbij het de bedoeling is om de lage prijs van een aanbieding te benadrukken, die vermindering wordt vastgesteld op basis van de „vorige prijs” in de zin van lid 2 van dat artikel.

Kosten

30

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Achtste kamer) verklaart voor recht:

 

Artikel 6 bis, leden 1 en 2, van richtlijn 98/6/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 februari 1998 betreffende de bescherming van de consument inzake de prijsaanduiding van aan de consument aangeboden producten, zoals gewijzigd bij richtlijn (EU) 2019/2161 van het Europees Parlement en de Raad van 27 november 2019

 

moet aldus worden uitgelegd dat

 

het vereist dat wanneer een handelaar een vermindering van de prijs van een product aankondigt in de vorm van hetzij een percentage, hetzij een reclametekst waarbij het de bedoeling is om de lage prijs van een aanbieding te benadrukken, die vermindering wordt vastgesteld op basis van de „vorige prijs” in de zin van lid 2 van dat artikel.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Duits.