Voorlopige editie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer)

4 juli 2024 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Harmonisatie van wetgevingen – Vervoer – Wegvervoer – Richtlijn 2014/31/EU – Toepassingsgebied – Niet-automatische weegwerktuigen voor de bepaling van de massa van voertuigen – Gebruik van de weegwerktuigen voor de toepassing van een nationale regeling van strafrechtelijke aard”

In zaak C‑283/23 [Marhon(i)],

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Hof van Cassatie (België) bij beslissing van 26 april 2023, ingekomen bij het Hof op 2 mei 2023, in de strafzaak tegen

FB,

JL Sàrl,

in tegenwoordigheid van:

Procureur du Roi près le tribunal de première instance d’Eupen,

wijst

HET HOF (Zesde kamer),

samengesteld als volgt: T. von Danwitz, kamerpresident, A. Arabadjiev (rapporteur), president van de Eerste kamer, waarnemend rechter van de Zesde kamer, en I. Ziemele, rechter,

advocaat-generaal: J. Richard de la Tour,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

–        de Belgische regering, vertegenwoordigd door S. Baeyens, P. Cottin en C. Pochet als gemachtigden,

–        de Tsjechische regering, vertegenwoordigd door M. Smolek, T. Suchá en J. Vláčil als gemachtigden,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door J. Flett en G. Wils als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 1, artikel 2, punt 3, en artikel 3 van richtlijn 2014/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van niet-automatische weegwerktuigen (PB 2014, L 96, blz. 107).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een strafzaak tegen FB en JL Sàrl betreffende twee strafbare feiten die FB zou hebben gepleegd wegens het besturen van een aan JL toebehorend transportvoertuig dat de toegestane maximummassa overschreed.

 Toepasselijke bepalingen

 Unierecht

3        De overwegingen 4, 5 en 47 van richtlijn 2014/31 luiden als volgt:

„(4)      Deze richtlijn is van toepassing op niet-automatische weegwerktuigen die nieuw zijn op de markt van de [Europese] Unie wanneer zij in de handel worden gebracht. Dit houdt in dat het ofwel nieuwe niet-automatische weegwerktuigen [betreft die] zijn gemaakt door een in de Unie gevestigde fabrikant, ofwel niet-automatische weegwerktuigen, nieuwe of tweedehandse, die worden ingevoerd uit een derde land.

(5)      Het behoort tot de taak van de lidstaten het publiek te beschermen tegen onjuiste resultaten van weegbewerkingen met behulp van niet-automatische weegwerktuigen, wanneer deze voor bepaalde categorieën van toepassingen worden gebruikt.

[...]

(47)      Daar de doelstelling van deze richtlijn, namelijk waarborgen dat niet-automatische weegwerktuigen op de markt aan de eisen voldoen die een hoog niveau van bescherming van onder deze richtlijn vallende algemene belangen bieden zonder dat afbreuk wordt gedaan aan de werking van de interne markt, niet voldoende door de lidstaten kan worden verwezenlijkt en derhalve, maar de omvang en gevolgen ervan beter op Unieniveau kan worden verwezenlijkt, kan de Unie, overeenkomstig het in artikel 5 [VEU] neergelegde subsidiariteitsbeginsel, maatregelen nemen. Overeenkomstig het in hetzelfde artikel neergelegde evenredigheidsbeginsel, gaat deze richtlijn niet verder dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken.”

4        Artikel 1 („Toepassingsgebied”) van deze richtlijn bepaalt het volgende:

„1.      Deze richtlijn is van toepassing op alle niet-automatische weegwerktuigen.

2.      Voor de toepassing van deze richtlijn worden de volgende toepassingsgebieden van niet-automatische weegwerktuigen onderscheiden:

[...]

b)      bepaling van de massa voor het berekenen van een recht, een heffing, een belasting, een premie, een boete, een vergoeding of een soortgelijk verschuldigd bedrag;

c)      bepaling van de massa voor de toepassing van wetten en wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen of voor gerechtelijke expertises;

[...]

g)      alle niet onder a) tot en met f) genoemde toepassingen.”

5        Artikel 2 („Definities”) van deze richtlijn luidt:

„Voor de toepassing van deze richtlijn wordt verstaan onder:

1.      ‚weegwerktuig’: een meetwerktuig voor het bepalen van de massa van een lichaam met gebruikmaking van de werking van de zwaartekracht op dat lichaam. Een weegwerktuig kan bovendien worden gebruikt voor het bepalen van andere met de massa verband houdende grootheden, hoeveelheden, parameters of kenmerken;

2.      ‚niet-automatisch weegwerktuig’ of ‚werktuig’: een weegwerktuig waarbij voor het wegen de tussenkomst van een operateur noodzakelijk is;

3.      ‚op de markt aanbieden’: het in het kader van een handelsactiviteit, al dan niet tegen betaling, verstrekken van een werktuig met het oog op distributie of gebruik op de markt van de Unie;

4.      ‚in de handel brengen’: het voor het eerst in de Unie op de markt aanbieden van een werktuig;

[...]”

6        Artikel 3 („Op de markt aanbieden en in gebruik nemen”) van deze richtlijn bepaalt:

„1.      De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat alleen werktuigen die aan de toepasselijke voorschriften van deze richtlijn voldoen op de markt mogen worden aangeboden.

2.      De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat voor de in artikel 1, lid 2, onder a) tot en met f), vermelde toepassingen alleen werktuigen in gebruik kunnen worden genomen die voldoen aan de voorschriften van deze richtlijn.

3.      De lidstaten nemen de nodige maatregelen om ervoor te zorgen dat werktuigen die voor de in artikel 1, lid 2, onder a) tot en met f), vermelde toepassingen in gebruik zijn genomen in overeenstemming met de toepasselijke voorschriften van deze richtlijn blijven.”

7        Artikel 4 („Essentiële eisen”) van richtlijn 2014/31 bepaalt in de eerste alinea het volgende:

„Werktuigen die voor de in artikel 1, lid 2, onder a) tot en met f), vermelde toepassingen worden gebruikt of zijn bedoeld, moeten voldoen aan de essentiële eisen van bijlage I.”

 Belgisch recht

8        Artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 oktober 2010 betreffende de goedkeuring, de ijking en de installatie van de meettoestellen gebruikt om toezicht te houden op de naleving van de wet betreffende de politie over het wegverkeer en haar uitvoeringsbesluiten (Belgisch Staatsblad, 25 oktober 2010, blz. 63130; hierna: „koninklijk besluit van 2010”), bepaalt:

„Dit besluit is van toepassing op de toestellen die gebruikt worden om toezicht te houden op de naleving van de wet betreffende de politie over het wegverkeer, gecoördineerd op 16 maart 1968 en haar uitvoeringsbesluiten, en die rechtstreeks of onrechtstreeks een meting uitvoeren, in dit besluit ‚toestel’ genoemd, en dit onder voorbehoud van de toepassing van andere reglementering betreffende specifieke toestellen.”

9        Artikel 1 van het koninklijk besluit van 12 april 2016 betreffende de niet-automatische weeginstrumenten (Belgisch Staatsblad, 19 april 2016, blz. 26487), met als opschrift „Onderwerp”, bepaalt:

„Dit besluit voorziet in de omzetting van [richtlijn 2014/31].”

 Hoofdgeding en prejudiciële vraag

10      Op 28 februari 2019 heeft de Belgische politie te Sankt Vith (België) een controle uitgevoerd van een aan JL toebehorend voertuig voor houttransport.

11      Uit de weging die de politie tijdens deze controle heeft uitgevoerd (hierna: „weging” of „weegbewerking”), bleek dat de massa van dit voertuig de toegestane maximummassa van 20 856 kg ruimschoots overschreed.

12      Bijgevolg werd FB, de bestuurder van het voertuig, voor het Polizeigericht Eupen, Abteilung Sankt Vith (België) vervolgd voor, ten eerste, het vervoer van goederen over de weg met een voertuig waarvan de totale massa hoger is dan de toegestane massa en, ten tweede, het geven van instructies of het stellen van daden – als verlader van een goederenvervoer – die hebben geleid tot de overschrijding van de toegestane maximummassa’s en -afmetingen. JL, de werkgever van FB, is civielrechtelijk aansprakelijk gesteld.

13      Bij vonnis van 2 februari 2021 heeft deze rechter FB vrijgesproken op grond dat op de weegbriefjes met betrekking tot de weegbewerking noch de naam van de persoon die de weging had uitgevoerd, noch het merk en het serienummer van het gebruikte weegwerktuig waren vermeld, zodat niet kon worden vastgesteld of die briefjes daadwerkelijk betrekking hadden op dat weegwerktuig.

14      Nadat de Prokurator des Königs (openbaar aanklager, België) hoger beroep tegen dit vonnis had ingesteld, heeft het Gericht Erster Instanz Eupen, Korrektionalkammer (België), het argument van FB en JL dat de weegbewerking in strijd met het koninklijk besluit van 2010 had plaatsgevonden, afgewezen.

15      Voorts heeft deze rechter geoordeeld dat deze bewerking niet werd beheerst door het koninklijk besluit van 2010, maar door de norm waarbij richtlijn 2014/31 in Belgisch recht is omgezet, namelijk het koninklijk besluit van 12 april 2016 betreffende de niet-automatische weeginstrumenten.

16      Daarop heeft die rechter FB bij vonnis van 23 maart 2022 met name veroordeeld tot betaling van een geldboete en tot ontzegging van de bevoegdheid om gedurende drie maanden om het even welk motorvoertuig te besturen.

17      Het Hof van Cassatie (België), de verwijzende rechter, waarbij FB en JL cassatieberoep tegen dat vonnis hebben ingesteld, merkt op dat, om vast te stellen onder welke voorwaarden de weging had moeten plaatsvinden, de omvang van het toepassingsgebied van richtlijn 2014/31 nader moet worden bepaald en met name moet worden vastgesteld of, zoals FB en JL voor de rechter in hoger beroep hebben aangevoerd, deze richtlijn alleen van toepassing is op wegingen die worden uitgevoerd in het kader van een handelsactiviteit van de gebruiker van het betrokken niet-automatische weegwerktuig.

18      De verwijzende rechter merkt enerzijds op dat artikel 1, lid 2, van richtlijn 2014/31 bepaalt dat deze richtlijn met name van toepassing is op de „bepaling van de massa voor de toepassing van wetten en wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen” [onder c)] en op „alle niet onder a) tot en met f) genoemde toepassingen” [onder g)]. Aangezien het gebruik van het betrokken niet-automatische weegwerktuig onder een van deze gebieden lijkt te vallen, lijkt deze bepaling er dus op te wijzen dat de weegbewerking binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn valt.

19      Daarnaast wijst de verwijzende rechter erop dat artikel 3, leden 2 en 3, van deze richtlijn, waar het verwijst naar de ingebruikneming van deze weegwerktuigen en naar de eisen waaraan zij na dat tijdstip moeten blijven voldoen, niet bepaalt dat zij noodzakelijkerwijs moeten worden gebruikt in het kader van een handelsactiviteit van de gebruiker ervan.

20      Anderzijds suggereert de titel van richtlijn 2014/31 volgens de verwijzende rechter dat het toepassingsgebied ervan restrictiever moet worden uitgelegd, aangezien daarin wordt verwezen naar de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het „op de markt aanbieden” van niet-automatische weegwerktuigen. Een dergelijke verwijzing lijkt erop te wijzen dat de richtlijn alleen van toepassing is in het kader van een handelsactiviteit van de gebruiker van die werktuigen.

21      Ook de bewoordingen van artikel 3, lid 1, van deze richtlijn, betreffende de verplichtingen van de lidstaten bij het op de markt aanbieden van deze werktuigen, pleiten volgens de verwijzende rechter a priori voor een dergelijke uitlegging van richtlijn 2014/31. Uit de definitie van „op de markt aanbieden” in artikel 2, punt 3, van die richtlijn blijkt volgens die rechter namelijk dat dit moet gebeuren in het kader van de handelsactiviteit van de gebruiker van een niet-automatisch weegwerktuig.

22      In die omstandigheden heeft het Hof van Cassatie de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vraag:

„Zijn artikel 1, artikel 2, [punt] 3, en artikel 3 van [richtlijn 2014/31] van toepassing op het gebruik, door justitiële of politiële autoriteiten, van niet-automatische weegwerktuigen voor de bepaling van de massa van voertuigen voor de toepassing van nationale wetten en wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen, die in strafrechtelijke sancties voorzien en die, zoals artikel 41, § 3, 1°, en artikel 43, § 3, 1°, van de wet van 15 juli 2013 betreffende het goederenvervoer over de weg en houdende uitvoering van de verordening (EG) nr. 1071/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels betreffende de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om het beroep van wegvervoerondernemer uit te oefenen en tot intrekking van richtlijn 96/26/EG van de Raad en houdende uitvoering van de verordening (EG) nr. 1072/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor toegang tot de markt voor internationaal goederenvervoer over de weg [(Belgisch Staatsblad, 18 februari 2014, blz. 13108)], en artikel 21, eerste alinea, 5°, en artikel 35, 4°, van het koninklijk besluit van 22 mei 2014 betreffende het goederenvervoer over de weg [(Belgisch Staatsblad, 15 juli 2014, blz. 53667)], het in het verkeer brengen van voertuigen verbieden waarvan de gewogen massa de toegestane maximummassa overschrijdt?”

 Beantwoording van de prejudiciële vraag

23      Met zijn vraag verzoekt de verwijzende rechter het Hof in wezen om verduidelijking van de afbakening van het toepassingsgebied van richtlijn 2014/31. Deze rechter vraagt zich met name af of deze richtlijn van toepassing is wanneer niet-automatische weegwerktuigen niet door een marktdeelnemer in het kader van een handelsactiviteit worden gebruikt, maar door justitiële of politiële autoriteiten om de massa van een voertuig te bepalen met het oog op de toepassing van een nationale strafrechtelijke regeling.

24      Hoewel de verwijzende rechter met die vraag verzoekt om uitlegging van een aantal bepalingen van deze richtlijn, is het toepassingsgebied ervan omschreven in artikel 1, lid 1, ervan.

25      Bijgevolg moet de prejudiciële vraag aldus worden geherformuleerd dat daarmee wordt beoogd te vernemen of artikel 1, lid 1, van richtlijn 2014/31 aldus moet worden uitgelegd dat deze richtlijn van toepassing is op niet-automatische weegwerktuigen wanneer deze werktuigen door justitiële of politiële autoriteiten worden gebruikt voor de bepaling van de massa van een voertuig met het oog op de toepassing van een nationale strafrechtelijke regeling.

26      Volgens vaste rechtspraak moet bij de uitlegging van een bepaling van Unierecht niet alleen rekening worden gehouden met de bewoordingen ervan, maar ook met de context ervan en met de doelstellingen van de regeling waarvan zij deel uitmaakt (arrest van 18 april 2024, Citadeles nekustamie īpašumi, C‑22/23, EU:C:2024:327, punt 30 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

27      In de eerste plaats moet worden opgemerkt dat artikel 1, lid 1, van richtlijn 2014/31 het toepassingsgebied van de richtlijn zeer ruim definieert. Volgens die bepaling is deze richtlijn namelijk van toepassing „op alle niet-automatische weegwerktuigen”.

28      Bijgevolg is, gelet op de bewoordingen van de betrokken bepaling, noch het gebruik waarvoor een niet-automatisch weegwerktuig is bestemd, noch de omstandigheid dat de gebruiker ervan een justitiële of politiële autoriteit is, een relevant element in het kader van artikel 1, lid 1, van richtlijn 2014/31 om te bepalen of het betreffende werktuig binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn valt.

29      In de tweede plaats vindt deze vaststelling steun in het onderzoek van de context van artikel 1, lid 1, van richtlijn 2014/31 en van het doel van deze richtlijn.

30      In dit verband moet ten eerste worden opgemerkt dat artikel 2, punten 1 en 2, van deze richtlijn het begrip „niet-automatisch weegwerktuig” definieert door met name te verwijzen naar de functie die door deze werktuigen wordt vervuld, zonder dat rekening wordt gehouden met de wijze waarop deze worden gebruikt of de gebieden waarop zij worden toegepast.

31      Ten tweede zij eraan herinnerd dat artikel 1, lid 2, onder a) tot en met f), van richtlijn 2014/31 een aantal toepassingsgebieden van niet-automatische weegwerktuigen noemt.

32      Tot de in artikel 1, lid 2, bedoelde gebieden behoren de bepaling van de massa voor het berekenen van een recht, een heffing, een belasting, een premie, een boete, een vergoeding of een soortgelijk verschuldigd bedrag [onder b)], alsook de bepaling van de massa voor de toepassing van wetten en wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen [onder c)].

33      Het gebruik van een niet-automatisch weegwerktuig als dat in het hoofdgeding kan vallen onder een van deze twee in richtlijn 2014/31 uitdrukkelijk genoemde toepassingsgebieden.

34      Bovendien voorziet artikel 1, lid 2, onder g), van de richtlijn in een restcategorie van toepassingsgebieden voor een dergelijk werktuig, door te verwijzen naar „alle niet onder a) tot en met f) [van artikel 1, lid 2,] genoemde toepassingen”. Hieruit volgt dat ook wanneer een niet-automatisch weegwerktuig bestemd is om voor andere dan de in artikel 1, lid 2, onder a) tot en met f), genoemde doeleinden te worden gebruikt, dit werktuig binnen het toepassingsgebied van deze richtlijn valt.

35      Wat ten derde in het bijzonder de werktuigen betreft die in gebruik zijn genomen voor de in artikel 1, lid 2, onder a) tot en met f), van richtlijn 2014/31 genoemde toepassingen, zij eraan herinnerd dat artikel 3, lid 3, van deze richtlijn vereist dat de lidstaten alle nodige maatregelen nemen om ervoor te zorgen dat deze werktuigen in overeenstemming met de toepasselijke voorschriften van die richtlijn blijven.

36      Uit de analyse van richtlijn 2014/31 blijkt dat deze niet als vereiste stelt dat niet-automatische weegwerktuigen na de ingebruikneming ervan voor handelsdoeleinden worden gebruikt.

37      Wat in de derde plaats het doel van richtlijn 2014/31 betreft, blijkt uit overweging 47 ervan dat dit doel erin bestaat te waarborgen dat niet-automatische weegwerktuigen op de markt aan de eisen voldoen die een hoog niveau van bescherming van onder deze richtlijn vallende algemene belangen bieden.

38      Zoals blijkt uit punt 33 van het onderhavige arrest, kan een gebruik van deze werktuigen als in het hoofdgeding, onder voorbehoud van de beoordeling van de verwijzende rechter, vallen onder de toepassingsgebieden die uitdrukkelijk in beschouwing worden genomen in artikel 1, lid 2, onder b) en c), van die richtlijn. Een eventuele uitsluiting van deze werktuigen van het toepassingsgebied van die richtlijn op de enkele grond dat zij door justitiële of politiële autoriteiten worden gebruikt voor de toepassing van een bepaling van strafrechtelijke aard, zou dus betekenen dat deze werktuigen voor een van die toepassingsgebieden in de handel kunnen worden gebracht zonder in overeenstemming te zijn met de voorschriften die ertoe strekken de met richtlijn 2014/31 beoogde bescherming van de algemene belangen te waarborgen, en daardoor die belangen kunnen schaden.

39      Gelet op een en ander moet op de gestelde vraag worden geantwoord dat artikel 1, lid 1, van richtlijn 2014/31 aldus moet worden uitgelegd dat deze richtlijn van toepassing is op niet-automatische weegwerktuigen wanneer deze werktuigen door justitiële of politiële autoriteiten worden gebruikt voor de bepaling van de massa van een voertuig met het oog op de toepassing van een nationale strafrechtelijke regeling.

 Kosten

40      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Zesde kamer) verklaart voor recht:

Artikel 1, lid 1, van richtlijn 2014/31/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 februari 2014 betreffende de harmonisatie van de wetgevingen van de lidstaten inzake het op de markt aanbieden van niet-automatische weegwerktuigen

moet aldus worden uitgelegd dat

deze richtlijn van toepassing is op niet-automatische weegwerktuigen wanneer deze werktuigen door justitiële of politiële autoriteiten worden gebruikt voor de bepaling van de massa van een voertuig met het oog op de toepassing van een nationale strafrechtelijke regeling.

ondertekeningen


*      Procestaal: Frans.


i      Dit is een fictieve naam, die niet overeenkomt met de werkelijke naam van enige partij in de procedure.