Voorlopige editie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer)

18 april 2024 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering – Richtlijn (EU) 2015/849 – Werkingssfeer – Meldingsplichtige entiteit – Artikel 3, punt 7, onder c) – Begrip ,aanbieder van trustdiensten of vennootschapsrechtelijke diensten’ – Verschaffen van een statutaire zetel – Eigenaar van een onroerend goed die huurovereenkomsten met rechtspersonen heeft gesloten – Vestiging van de statutaire zetel van die rechtspersonen in dat onroerende goed”

In zaak C‑22/23,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de administratīvā rajona tiesa (bestuursrechter in eerste aanleg, Letland) bij beslissing van 18 januari 2023, ingekomen bij het Hof op 19 januari 2023, in de procedure

„Citadeles nekustamie īpašumi” SIA

tegen

Valsts ieņēmumu dienests,

wijst

HET HOF (Eerste kamer),

samengesteld als volgt: A. Arabadjiev, kamerpresident, T. von Danwitz, P. G. Xuereb, A. Kumin (rapporteur) en I. Ziemele, rechters,

advocaat-generaal: M. Szpunar,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

–        „Citadeles nekustamie īpašumi” SIA, vertegenwoordigd door S. Bokta-Strautmane, advokāte,

–        Valsts ieņēmumu dienests, vertegenwoordigd door I. Jaunzeme, ģenerāldirektore,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door G. Goddin, I. Rubene en G. von Rintelen als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 11 januari 2024,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 3, punt 7, onder c), van richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en richtlijn 2006/70/EG van de Commissie (PB 2015, L 141, blz. 73), zoals gewijzigd bij richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018 (PB 2018, L 156, blz. 43; hierna: „richtlijn 2015/849”).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen „Citadeles nekustamie īpašumi” SIA (hierna: „Citadele”) en de Valsts ieņēmumu dienests (nationale belastingdienst, Letland; hierna: „VID”) over een geldboete die aan Citadele is opgelegd wegens inbreuken op de nationale bepalingen inzake de voorkoming van het witwassen van geld en terrorismefinanciering.

 Toepasselijke bepalingen

 Unierecht

 Richtlijn 2015/849

3        In overweging 1 van richtlijn 2015/849 staat te lezen:

„Stromen illegaal geld kunnen de integriteit, de stabiliteit en de reputatie van de financiële sector aantasten en een gevaar betekenen voor de interne markt van de [Europese] Unie en voor internationale ontwikkeling. Het witwassen van geld, terrorismefinanciering en de georganiseerde misdaad blijven aanzienlijke problemen die op het niveau van de Unie moeten worden aangepakt. Naast de verdere uitbouw van de strafrechtelijke benadering op het niveau van de Unie, is doelgerichte en evenwichtige preventie van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en terrorismefinanciering onontbeerlijk en deze kan extra resultaten opleveren.”

4        Artikel 1, lid 1, van deze richtlijn luidt:

„Deze richtlijn heeft ten doel het gebruik van het financiële stelsel van de Unie voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering te voorkomen.”

5        Artikel 2 van die richtlijn bepaalt:

„1.      Deze richtlijn is van toepassing op de volgende meldingsplichtige entiteiten:

[...]

3.      de volgende natuurlijke of rechtspersonen handelend in het kader van hun beroepsactiviteiten:

[...]

b)      notarissen en andere onafhankelijke beoefenaren van juridische beroepen wanneer zij deelnemen, hetzij door op te treden in naam en voor rekening van hun cliënt in enigerlei financiële of onroerendgoedtransactie, hetzij door het verlenen van bijstand bij het voorbereiden of uitvoeren van transacties voor hun cliënt in verband met:

i)      de aan- en verkoop van onroerend goed of bedrijven;

[...]

c)      niet onder a) of b) vallende aanbieders van trustdiensten of vennootschapsrechtelijke diensten;

d)      vastgoedmakelaars, ook wanneer zij optreden als tussenpersoon bij de verhuur van onroerend goed, maar alleen met betrekking tot transacties waarvoor de maandelijkse huurprijs 10 000 EUR of meer bedraagt;

[...]

[...]

7.      Wanneer de lidstaten voor de toepassing van dit artikel het witwasrisico of het risico van terrorismefinanciering beoordelen, besteden zij bijzondere aandacht aan elke financiële activiteit ten aanzien waarvan het door haar aard bijzonder waarschijnlijk mag worden geacht dat zij kan worden gebruikt of misbruikt voor witwassen of terrorismefinanciering.

[...]”

6        Artikel 3 van richtlijn 2015/849 luidt:

„In deze richtlijn wordt verstaan onder:

[...]

7.      ‚aanbieder van trustdiensten of vennootschapsrechtelijke diensten’: een persoon die als bedrijfsactiviteit een van de navolgende diensten aan derden aanbiedt:

a)      oprichten van vennootschappen of andere rechtspersonen;

b)      optreden als of regelen dat een andere persoon optreedt als bestuurder of secretaris van een vennootschap, als vennoot in een maatschap of in een soortgelijke hoedanigheid met betrekking tot andere rechtspersonen;

c)      verschaffen van een statutaire zetel, bedrijfsadres, administratief of correspondentieadres en verlening van andere daarmee samenhangende diensten voor een vennootschap, een maatschap of andere rechtspersoon of juridische constructie;

d)      optreden als of regelen dat een andere persoon optreedt als trustee van een express trust of van een soortgelijke juridische constructie;

e)      optreden als of regelen dat een andere persoon optreedt als gevolmachtigd aandeelhouder voor een andere persoon waarbij het niet gaat om een op een gereglementeerde markt genoteerde vennootschap die is onderworpen aan openbaarmakingsvereisten overeenkomstig het recht van de Unie, of aan gelijkwaardige internationale standaarden;

[...]”

7        Artikel 4 van deze richtlijn is als volgt verwoord:

„1.      De lidstaten zorgen er in overeenstemming met de op risico gebaseerde aanpak voor dat het toepassingsgebied van deze richtlijn geheel of voor een deel wordt uitgebreid tot andere beroepen en categorieën ondernemingen dan de in artikel 2, lid 1, bedoelde meldingsplichtige entiteiten, die werkzaamheden verrichten welke zich in het bijzonder lenen voor het witwassen of terrorismefinanciering.

2.      Wanneer een lidstaat het toepassingsgebied van deze richtlijn uitbreidt tot andere beroepen of categorieën ondernemingen dan de in artikel 2, lid 1, bedoelde, stelt hij de [Europese] Commissie daarvan in kennis.”

8        Artikel 5 van die richtlijn bepaalt:

„De lidstaten kunnen, binnen de grenzen van het recht van de Unie, op het door deze richtlijn bestreken gebied strengere bepalingen aannemen of handhaven om het witwassen en terrorismefinanciering te voorkomen.”

 Richtlijn 2017/1132

9        Artikel 4 van richtlijn (EU) 2017/1132 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 aangaande bepaalde aspecten van het vennootschapsrecht (PB 2017, L 169, blz. 46) luidt:

„Ten minste de volgende gegevens moeten worden vermeld in de statuten, in de oprichtingsakte, of in een afzonderlijk document dat openbaar moet worden gemaakt op de in de wetgeving van elke lidstaat vastgestelde wijze overeenkomstig artikel 16:

a)      de statutaire zetel;

[...]”

 Lets recht

10      De Noziedzīgi iegūtu līdzekļu legalizācijas un terorisma un proliferācijas finansēšanas novēršanas likums (wet ter voorkoming van het witwassen van geld en terrorismefinanciering en nucleaire proliferatie) van 17 juli 2008 (Latvijas Vēstnesis, 2008, nr. 116) is gewijzigd om onder meer richtlijn 2015/849 in de Letse rechtsorde om te zetten.

11      Artikel 1, lid 1, van deze wet, in de versie die van toepassing is op de feiten van het hoofdgeding (hierna: „preventiewet”), bepaalt:

„In deze wet worden de volgende termen gebruikt:

[...]

10)      ‚aanbieder van diensten in verband met de oprichting en de werking van juridische constructies of rechtspersonen’: een natuurlijke of rechtspersoon die zakelijke betrekkingen met een klant onderhoudt en de volgende diensten aan de klant verleent:

[...]

c)      verschaffen aan juridische constructies of rechtspersonen van een statutaire zetel, een adres voor het ontvangen van poststukken of een fysiek adres voor het verrichten van transacties, en verlenen van andere soortgelijke diensten,

[...]

[...]”

12      In artikel 3, lid 1, van de preventiewet is het volgende bepaald:

„Meldingsplichtige entiteiten zijn personen die een van de volgende bedrijfs- of beroepsactiviteiten uitoefenen:

[...]

5)      aanbieders van diensten in verband met de oprichting en de werking van juridische constructies of rechtspersonen;

[...]”

 Hoofdgeding en prejudiciële vragen

13      Citadele is een handelsvennootschap waarvan de activiteit onder meer bestaat in de aan- en verkoop van eigen onroerend goed en de verhuur en het beheer daarvan. Tussen september 2021 en februari 2022 heeft de bevoegde instantie van de VID bij deze vennootschap een inspectie verricht in het kader van de bestrijding van het witwassen van geld.

14      Volgens het inspectierapport van deze instantie moest Citadele worden geacht een activiteit van „aanbieder van diensten in verband met de oprichting en de werking van juridische constructies of rechtspersonen” in de zin van artikel 1, lid 1, punt 10, van de preventiewet uit te oefenen doordat zij bedrijfsruimten in een haar toebehorend onroerend goed verhuurde aan rechtspersonen en juridische constructies die hun statutaire zetel in die bedrijfsruimten hadden gevestigd. Citadele heeft deze activiteit evenwel niet aangegeven bij de VID en heeft dus niet voldaan aan haar verplichtingen op grond van deze wet.

15      Bij besluit van 28 maart 2022 heeft de bevoegde instantie van de VID Citadele dan ook een geldboete van 1 000 EUR opgelegd.

16      Citadele heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt bij de directeur-generaal van de VID, die deze bij een besluit van 15 juni 2022 heeft bevestigd.

17      Uitgangspunt van de directeur-generaal van de VID was dat de bedrijfsactiviteit van Citadele moest worden aangemerkt als het aanbieden van diensten in verband met de oprichting en de werking van juridische constructies of rechtspersonen, aangezien deze vennootschap de huurders in de betrokken huurovereenkomsten toestemming had gegeven om hun statutaire zetel in de gehuurde bedrijfsruimten te vestigen. Derhalve moest zij worden geacht een meldingsplichtige entiteit in de zin van artikel 3 van de preventiewet te zijn.

18      Bij verzoekschrift van 15 juli 2022 heeft Citadele bij de administratīvā rajona tiesa (bestuursrechter in eerste aanleg, Letland), de verwijzende rechter, beroep tot nietigverklaring van het besluit van 15 juni 2022 ingesteld op grond dat zij niet de hoedanigheid van meldingsplichtige entiteit had zodat zij niet verplicht was de aan die hoedanigheid verbonden wettelijke voorschriften in acht te nemen.

19      Deze vennootschap voert meer bepaald aan dat zij in het kader van haar activiteiten onroerende goederen verhuurt en beheert waarvan zij eigenaar is, en de huurders geen andere diensten aanbiedt. In de huurovereenkomsten in kwestie is slechts bepaald dat de mogelijkheid voor huurders om hun statutaire zetel daar te vestigen, een van de rechten is die huurders genieten, en dat de overeengekomen huursom niet afhangt van de vraag of de huurder er zijn statutaire zetel heeft gevestigd.

20      De verwijzende rechter merkt op dat de definitie van „aanbieder van diensten in verband met de oprichting en de werking van juridische constructies of rechtspersonen” in artikel 1, lid 1, punt 10, van de preventiewet overeenkomt met de definitie van „aanbieder van trustdiensten of vennootschapsrechtelijke diensten” in artikel 3, punt 7, van richtlijn 2015/849.

21      Deze bepaling noch enige andere bepaling van richtlijn 2015/849 preciseert echter of het begrip „trustdiensten of vennootschapsrechtelijke diensten” aldus moet worden uitgelegd dat het betrekking heeft op een afzonderlijke dienst die niet voortvloeit uit en geen verband houdt met een transactie bestaande in de verhuur van eigen onroerend goed.

22      De verwijzende rechter betwijfelt evenwel of een verhuurder van onroerend goed kan worden beschouwd als een „aanbieder van vennootschapsrechtelijke diensten” in de zin van artikel 3, punt 7, van richtlijn 2015/849.

23      In dit verband wijst de verwijzende rechter erop dat een rechtspersoon of een juridische constructie overeenkomstig het nationale recht slechts in het handelsregister kan worden ingeschreven indien hij of zij aan de bevoegde instantie zijn statutaire zetel opgeeft, die gewoonlijk ook de plaats is waar de economische activiteit wordt uitgeoefend. Deze rechter voegt daaraan toe dat tot 31 juli 2021 weliswaar moest worden aangetoond dat de verhuurder toestemming had gegeven om de statutaire zetel in de bedrijfsruimte te vestigen, maar dat die toestemming vanaf 1 augustus 2021 niet langer vereist was. Aangezien de in het hoofdgeding aan de orde zijnde huurovereenkomsten vóór die datum zijn gesloten, zou de toestemming van Citadele in deze huurovereenkomsten kunnen worden geacht slechts te zijn gegeven om te voldoen aan de voorschriften van het nationale recht, zodat geen sprake is van een afzonderlijke dienst.

24      Bovendien is richtlijn 2015/849 volgens die rechter, wat onroerendgoedtransacties betreft, zowel van toepassing op notarissen en andere onafhankelijke beoefenaars van juridische beroepen als op vastgoedmakelaars. Daarentegen worden aanbieders van vennootschapsrechtelijke diensten voor de toepassing van deze richtlijn van voornoemde personen onderscheiden als afzonderlijke entiteiten, zonder dat een verband wordt gelegd met onroerendgoedtransacties.

25      Niettemin benadrukt de verwijzende rechter dat artikel 2, lid 7, van richtlijn 2015/849 voorschrijft dat de lidstaten, wanneer zij het witwasrisico of het risico van terrorismefinanciering beoordelen, bijzondere aandacht besteden aan elke financiële activiteit ten aanzien waarvan het door haar aard bijzonder waarschijnlijk mag worden geacht dat zij kan worden gebruikt of misbruikt voor witwassen of terrorismefinanciering.

26      Aangezien een lidstaat aldus gerechtigd is om de activiteiten van personen die tot de verwezenlijking van een ongeoorloofd doel kunnen leiden, ruim op te vatten, moet een verhuurder van onroerend goed – om de kans te verkleinen dat hij betrokken raakt bij het witwassen van geld of de financiering van terrorisme – naar het oordeel van deze rechter mogelijkerwijs als een aanbieder van trustdiensten of vennootschapsrechtelijke diensten worden beschouwd wanneer hij een hem toebehorend onroerend goed verhuurt aan een huurder die daar zijn statutaire zetel vestigt en er een bedrijfsactiviteit uitoefent.

27      Ten slotte rijst nog de vraag of elke persoon die een onroerend goed verhuurt waarvan hij eigenaar is, moet worden beschouwd als een „aanbieder van trustdiensten of vennootschapsrechtelijke diensten” in de zin van artikel 3, punt 7, van richtlijn 2015/849, met inbegrip van een natuurlijke persoon, zodat voor die persoon dezelfde vereisten dienen te gelden als voor een rechtspersoon of een juridische constructie.

28      Tegen deze achtergrond heeft de administratīvā rajona tiesa de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)      Moet het begrip ‚aanbieder van vennootschapsrechtelijke diensten’ in artikel 3, punt 7, onder c), van richtlijn 2015/849 aldus worden uitgelegd dat het een afzonderlijke dienst betreft die niet voortvloeit uit en geen verband houdt met een transactie bestaande in de verhuur van een onroerend goed dat eigendom is van de verhuurder, ongeacht of de verhuurder de huurder heeft toegestaan om zijn statutaire zetel in het gehuurde goed te vestigen en daar transacties te verrichten?

2)      Indien het antwoord op de eerste vraag ontkennend luidt, moet het begrip ,aanbieder van vennootschapsrechtelijke diensten’ in artikel 3, punt 7, onder c), van richtlijn 2015/849 dan aldus worden uitgelegd dat in gevallen waarin het onroerende goed door een natuurlijke persoon wordt verhuurd, voor die persoon dezelfde vereisten dienen te gelden als voor een rechtspersoon of juridische constructie, ongeacht de feitelijke omstandigheden, zoals het aantal onroerende goederen dat die natuurlijke persoon in eigendom heeft en verhuurt, het feit dat de verhuur van het onroerende goed geen verband houdt met de bedrijfsactiviteit, of andere omstandigheden?”

 Beantwoording van de prejudiciële vragen

 Eerste vraag

29      Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in essentie te vernemen of artikel 3, punt 7, onder c), van richtlijn 2015/849 aldus moet worden uitgelegd dat de eigenaar-verhuurder van een onroerend goed waarin de huurder met diens toestemming zijn statutaire zetel vestigt en transacties verricht, onder het begrip „aanbieder van trustdiensten of vennootschapsrechtelijke diensten” in de zin van deze bepaling valt.

30      Volgens vaste rechtspraak dient bij de uitlegging van een Unierechtelijke bepaling niet alleen rekening te worden gehouden met de bewoordingen ervan, maar ook met de context ervan en met de doelstellingen die worden nagestreefd met de regeling waarvan zij deel uitmaakt (arrest van 17 november 2022, Rodl & Partner, C‑562/20, EU:C:2022:883, punt 81 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

31      Richtlijn 2015/849 heeft, zoals naar voren komt uit de titel en artikel 1, leden 1 en 2, ervan, tot doel het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld en terrorismefinanciering te voorkomen (arrest van 17 november 2022, Rodl & Partner, C‑562/20, EU:C:2022:883, punt 33 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

32      Meer bepaald hebben de bepalingen van richtlijn 2015/849, die preventief zijn, tot doel om, volgens een op risico gebaseerde benadering, een geheel van preventieve en afschrikkende maatregelen vast te stellen waarmee het witwassen van geld en terrorismefinanciering doeltreffend kunnen worden bestreden, om – zoals naar voren komt uit overweging 1 van deze richtlijn – te voorkomen dat illegale geldstromen de integriteit, de stabiliteit en de reputatie van de financiële sector kunnen aantasten en een gevaar kunnen betekenen voor de interne markt van de Unie en voor internationale ontwikkeling (arrest van 17 november 2022, Rodl & Partner, C‑562/20, EU:C:2022:883, punt 34 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

33      In dit verband bevat artikel 2 van richtlijn 2015/849 een lijst van de entiteiten waarop deze richtlijn van toepassing is vanwege hun deelname aan de uitvoering van een transactie of een activiteit van financiële aard.

34      Deze richtlijn is dus overeenkomstig artikel 2, lid 1, punt 3, onder c), ervan met name van toepassing op aanbieders van trustdiensten of vennootschapsrechtelijke diensten die niet onder artikel 2, lid 1, punt 3, onder a) of b), van richtlijn 2015/849 vallen.

35      Volgens artikel 3, punt 7, onder c), van richtlijn 2015/849 wordt onder „aanbieder van trustdiensten of vennootschapsrechtelijke diensten” verstaan een persoon die als bedrijfsactiviteit ten behoeve van derden „een statutaire zetel, bedrijfsadres, administratief of correspondentieadres [verschaft alsmede] andere daarmee samenhangende diensten voor een vennootschap, een maatschap of andere rechtspersoon of juridische constructie”.

36      In dit verband moet worden opgemerkt dat richtlijn 2015/849 geen definitie bevat van de dienst die bestaat in het aanbieden van een „statutaire zetel, bedrijfsadres, administratief of correspondentieadres”, waarnaar in die bepaling wordt verwezen.

37      Het begrip „statutaire zetel” ziet gewoonlijk op de zetel van een rechtspersoon zoals die is vastgelegd in de statuten of in enig ander gelijkwaardig document. Om een rechtspersoon op te richten moet er in de regel een dergelijke zetel worden gevestigd, zoals bijvoorbeeld door artikel 4, onder a), van richtlijn 2017/1132 wordt geïllustreerd voor rechtspersonen die binnen de werkingssfeer van die richtlijn vallen. Volgens deze bepaling moet de statutaire zetel worden vermeld in de statuten van de betrokken rechtspersoon, in de oprichtingsakte of in een afzonderlijk document dat openbaar moet wordt gemaakt.

38      Voor zover voor de vestiging van de statutaire zetel niet alleen een plaatsnaam maar ook een bepaald adres moet worden vermeld – zoals het geval lijkt te zijn in het hier toepasselijke Letse recht – biedt de aldus vermelde statutaire zetel bovendien een contactpunt voor zakelijke en administratieve doeleinden, zoals een bedrijfsadres, administratief adres of correspondentieadres, dat in het bijzonder kan dienen voor correspondentie, zoals de advocaat-generaal in punt 36 van zijn conclusie heeft opgemerkt.

39      De dienst bestaande in het verschaffen van een „statutaire zetel, bedrijfsadres, administratief of correspondentieadres” in de zin van artikel 3, punt 7, onder c), van richtlijn 2015/849 impliceert dus de terbeschikkingstelling van een dergelijk contactpunt en onderscheidt zich van een dienst bestaande in de loutere verhuur van een onroerend goed, zoals ook de advocaat-generaal in de punten 37 en 38 van zijn conclusie heeft opgemerkt.

40      Enerzijds bestaat de verhuur van een onroerend goed in beginsel immers uitsluitend in de verbintenis om dat goed tegen betaling van huur ter beschikking te stellen. Anderzijds veronderstelt het gebruik van de dienst bestaande in het verschaffen van een statutaire zetel of bedrijfsadres, administratief adres of correspondentieadres geenszins het sluiten van een huurovereenkomst voor een onroerend goed en worden er daarbij in de regel aanvullende diensten verleend zoals het doorsturen van administratieve documenten.

41      Het gebruik van het nevenschikkend voegwoord „en” in de bewoordingen van artikel 3, punt 7, onder c), van richtlijn 2015/849, dat daaraan het verschaffen van „andere daarmee samenhangende diensten” koppelt, bevestigt de uitlegging dat de loutere terbeschikkingstelling van een onroerend goed, zelfs wanneer dat wordt gebruikt om er een „bedrijfsadres, administratief of correspondentieadres” in onder te brengen, niet volstaat om de verhuurder te kwalificeren als „aanbieder van trustdiensten of vennootschapsrechtelijke diensten” in de zin van die bepaling.

42      Bovendien kan de enkele omstandigheid dat de verhuurder er in de huurovereenkomst mee instemt dat de huurder zijn statutaire zetel in het betrokken onroerend goed kan vestigen, niet worden geacht een „daarmee samenhangende dienst” in de zin van die bepaling te zijn.

43      Zoals de Commissie naar voren heeft gebracht in haar schriftelijke opmerkingen, is het recht om in het kader van een overeenkomst voor de verhuur van een onroerend goed het adres van dit goed te gebruiken als statutaire zetel slechts een accessoir recht dat voortvloeit uit de hoofdverbintenis. Hetzelfde geldt voor het recht om dit adres als bedrijfsadres, administratief adres of correspondentieadres te gebruiken. Verder kan de opneming in een huurovereenkomst van een beding waarbij de verhuurder ermee instemt dat dit goed voor dit specifieke doel wordt gebruikt, worden verklaard door een wettelijke verplichting om het bewijs van een dergelijke instemming te leveren, zoals hier het geval is.

44      Wat de context van artikel 3, punt 7, onder c), van richtlijn 2015/849 betreft, deze richtlijn is krachtens artikel 2, lid 1, punt 3, onder c), ervan met name van toepassing op aanbieders van trustdiensten of vennootschapsrechtelijke diensten als meldingsplichtige entiteiten, zoals in punt 34 van dit arrest is opgemerkt.

45      Zoals volgt uit artikel 2, lid 1, punt 3, onder b), i), en onder d), van richtlijn 2015/849 behoren notarissen en andere onafhankelijke beoefenaren van juridische beroepen wanneer zij deelnemen in onroerendgoedtransacties of aan het voorbereiden of uitvoeren van transacties voor hun cliënt in verband met de aan- en verkoop van onroerend goed of bedrijven alsmede vastgoedmakelaars, ook wanneer zij optreden als tussenpersoon bij de verhuur van onroerend goed, eveneens tot de meldingsplichtige entiteiten.

46      In tegenstelling tot wat voor dat type meldingsplichtige entiteiten geldt, koppelt richtlijn 2015/849 de hoedanigheid van „aanbieder van trustdiensten of vennootschapsrechtelijke diensten” niet aan onroerendgoedtransacties. Bovendien heeft de Uniewetgever er niet voor gekozen om verhuurders van onroerende goederen in het algemeen of zelfs onder bepaalde voorwaarden op te nemen onder de in artikel 2, lid 1, van deze richtlijn bedoelde meldingsplichtige entiteiten.

47      Overigens hebben de andere diensten van een „aanbieder van trustdiensten of vennootschapsrechtelijke diensten” die in artikel 3, punt 7, onder a) tot en met e), van de richtlijn worden opgesomd, evenmin betrekking op onroerendgoedtransacties.

48      Hieraan moet evenwel worden toegevoegd dat richtlijn 2015/849 slechts een minimale harmonisatie tot stand brengt, aangezien artikel 5 ervan de lidstaten toestaat strengere bepalingen vast te stellen of te handhaven, voor zover deze bepalingen de bestrijding van het witwassen van geld en terrorismefinanciering binnen de grenzen van het Unierecht beogen te versterken (arrest van 17 november 2022, Rodl & Partner, C‑562/20, EU:C:2022:883, punt 46).

49      Bovendien staat het volgens artikel 4, lid 1, van richtlijn 2015/849 aan de lidstaten om er in overeenstemming met de op risico gebaseerde aanpak voor te zorgen dat het toepassingsgebied van deze richtlijn geheel of voor een deel wordt uitgebreid tot andere beroepen en categorieën ondernemingen dan de in artikel 2, lid 1, van deze richtlijn bedoelde meldingsplichtige entiteiten, die werkzaamheden verrichten die zich in het bijzonder lenen voor het witwassen van geld of de financiering van terrorisme. Artikel 4, lid 2, van richtlijn 2015/849 bepaalt in dit verband dat een lidstaat die het toepassingsgebied van deze richtlijn uitbreidt tot andere beroepen of categorieën ondernemingen dan de in artikel 2, lid 1, ervan bedoelde, de Commissie daarvan in kennis stelt.

50      In casu lijkt het erop dat de Letse wetgever – gelet op de informatie waarover het Hof beschikt – voor verhuurders van onroerende goederen waarin de huurders met hun toestemming een statutaire zetel vestigen en transacties verrichten, geen strengere bepalingen in de zin van artikel 5 van richtlijn 2015/849 heeft vastgesteld noch het toepassingsgebied van deze richtlijn op basis van artikel 4, lid 1, ervan heeft uitgebreid. Het staat aan de verwijzende rechter om na te gaan of dat inderdaad het geval is.

51      Gelet op een en ander moet op de eerste vraag worden geantwoord dat artikel 3, punt 7, onder c), van richtlijn 2015/849 aldus moet worden uitgelegd dat de eigenaar-verhuurder van een onroerend goed waarin de huurder met toestemming van de verhuurder zijn statutaire zetel vestigt en transacties verricht, niet louter om die reden onder het begrip „aanbieder van trustdiensten of vennootschapsrechtelijke diensten” in de zin van deze bepaling valt.

 Tweede vraag

52      Gelet op het antwoord op de eerste vraag hoeft de tweede vraag niet te worden onderzocht.

 Kosten

53      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Eerste kamer) verklaart voor recht:

Artikel 3, punt 7, onder c), van richtlijn (EU) 2015/849 van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 2015 inzake de voorkoming van het gebruik van het financiële stelsel voor het witwassen van geld of terrorismefinanciering, tot wijziging van verordening (EU) nr. 648/2012 van het Europees Parlement en de Raad en tot intrekking van richtlijn 2005/60/EG van het Europees Parlement en de Raad en richtlijn 2006/70/EG van de Commissie, zoals gewijzigd bij richtlijn (EU) 2018/843 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2018,

moet aldus worden uitgelegd dat

de eigenaar-verhuurder van een onroerend goed waarin de huurder met toestemming van de verhuurder zijn statutaire zetel vestigt en transacties verricht, niet louter om die reden onder het begrip „aanbieder van trustdiensten of vennootschapsrechtelijke diensten” in de zin van deze bepaling valt.

ondertekeningen


*      Procestaal: Lets.