27.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 71/32


Beroep ingesteld op 2 december 2022 — Еlectrawinds Shabla South EAD/Raad

(Zaak T-759/22)

(2023/C 71/43)

Procestaal: Bulgaars

Partijen

Verzoekende partij: Electrawinds Shabla South EAD (Sofia, Bulgarije) (vertegenwoordiger: M. Grozdev, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

verordening (EU) 2022/1854 van de Raad van 6 oktober 2022 betreffende een noodinterventie in verband met de hoge energieprijzen (PB 2022, L 261, blz. 1) nietig verklaren;

deze verordening nietig verklaren voor zover daarbij een verplicht plafond wordt ingesteld op de marktinkomsten van producenten die elektriciteit opwekken uit de in artikel 7, lid 1, bedoelde bronnen, en voor zover daarbij iedere lidstaat de bevoegdheid wordt verleend om de “surplussen aan inkomsten” van die producenten (overeenkomstig de definitie in artikel 2, punt 9, van de verordening) ten bate van de Staat te innen;

de Raad verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster drie middelen aan.

Eerste middel: onbevoegdheid.

Verordening (EU) 2022/1854 van de Raad van 6 oktober 2022 is in strijd met het Unierecht vastgesteld wegens de onbevoegdheid van de Raad. Artikel 122 VWEU voorziet in de bevoegdheid van de Raad voor een crisisinterventie in de energiesector, maar de in de verordening vastgestelde interventiemaatregelen reiken verder dan de zeer beperkte werkingssfeer van deze verdragsbepaling. Krachtens artikel 122, lid 1, VWEU kan de Raad bij besluit de voor de economische situatie passende maatregelen vaststellen, met name indien zich bij de voorziening van bepaalde producten, in het bijzonder op energiegebied, ernstige moeilijkheden voordoen. Artikel 122 VWEU voorziet dus niet in een wetgevingsbevoegdheid van de Raad van de Europese Unie om maatregelen te treffen teneinde een energiecrisis aan te pakken, maar verleent enkel de bevoegdheid om in te grijpen indien zich bij de voorziening van bepaalde producten, in het bijzonder op energiegebied, ernstige moeilijkheden voordoen.

Tweede middel: schending van het evenredigheidsbeginsel.

Verordening (EU) 2022/1854 van de Raad van 6 oktober 2022 is in strijd met het evenredigheidsbeginsel. Volgens artikel 122 VWEU zijn alleen passende maatregelen toegestaan, maar de invoering van een verplicht plafond voor marktinkomsten is geen passende maatregel omdat zij niet rechtstreeks op de totstandkoming van de energieprijzen betrekking heeft. De prijzen zullen niet veranderen en zullen zich zoals steeds ontwikkelen, ongeacht of de inkomsten al dan niet geplafonneerd worden. Voorts zal de vraag naar elektriciteit en aardgas niet veranderen door een inkomstenplafond in te stellen en belastingen op marktinkomsten in te voeren.

Derde middel: schending van het eigendomsrecht.

Het grondrecht op eigendom wordt geschonden doordat de bij de verordening ingevoerde maatregelen onevenredig zijn, voor zover het in de verordening vastgestelde verplichte plafond voor marktinkomsten van producenten van hernieuwbare energie wordt opgelegd, en iedere lidstaat de bevoegdheid wordt toegekend om de “surplussen aan inkomsten” van die producenten te innen (te nationaliseren). De toepassing van artikel 122, lid 1, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie is een van de aspecten van het algemeen belang van de Gemeenschap. Bij de toepassing van deze bepaling kunnen derhalve beperkingen worden opgelegd aan de uitoefening van het eigendomsrecht, mits het bij verordening (EU) 2022/1854 van de Raad van 6 oktober 2022 ingevoerde plafond voor marktinkomsten, dat geldt voor producenten van hernieuwbare energie, en de inning van “surplussen aan inkomsten” ten bate van de Staat evenredig zijn en de wezenlijke inhoud van dit recht niet aantasten.