30.1.2023 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 35/74 |
Beroep ingesteld op 1 december 2022 — Ceravolo / Parlement
(Zaak T-752/22)
(2023/C 35/95)
Procestaal: Italiaans
Partijen
Verzoekende partij: Domenico Ceravolo (Noventa Padovana, Italië) (vertegenwoordiger: M. Paniz, advocaat)
Verwerende partij: Europees Parlement
Conclusies
— |
de maatregel “Wijziging van de vaststelling van de pensioenrechten van een voormalig Italiaans lid van het Europees Parlement”, meegedeeld bij brief van 21 september 2022, ontvangen op 5 oktober 2022, verzonden door het directoraat-generaal Financiën van het Europees Parlement, met als onderwerp “Herberekening van de pensioenrechten naar aanleiding van besluit nr. 150 van het Ufficio di Presidenza della Camera dei deputati (Bureau van het Voorzitterschap van de Tweede Kamer, Italië) van 3 maart 2022”, en alle andere daaraan voorafgaande, daarmee samenhangende of daaropvolgende besluiten nietig verklaren; |
— |
vaststellen en verklaren dat verzoeker recht heeft op het behoud van de door het Europees Parlement betaalde levenslange toelage ten belope van het op het ogenblik van de eerste betaling opgebouwde en nog te betalen bedrag; |
— |
het Europees Parlement veroordelen tot betaling aan verzoeker van alle ten onrechte ingehouden bedragen, waarop de inflatiecorrectie is toegepast en vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum waarop de desbetreffende bedragen zijn ingehouden tot de datum van betaling, en |
— |
het Europees Parlement te gelasten het te wijzen arrest uit te voeren en het oorspronkelijke bedrag van de levenslange toelage onmiddellijk en volledig te herstellen. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij zeven middelen aan.
1. |
Eerste middel, ontleend aan schending van de uitsluitende bevoegdheid van het Bureau van het Voorzitterschap van het Europees Parlement (artikel 25 van het Reglement van he Europees Parlement).
|
2. |
Tweede middel, ontleend aan schending van artikel 296, lid 2, VWEU, artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: Handvest) (1); ontoereikende motivering van de bestreden handeling.
|
3. |
Derde middel, ontleend aan de vaststelling van de bestreden handeling zonder geldige rechtsgrondslag; onjuiste toepassing van bijlage III van de regeling inzake kosten en vergoedingen van de leden (hierna: “KVL”) (2) en de artikelen 74-75 van het besluit inzake de bepalingen ter uitvoering van het Statuut van de leden van het Europees Parlement (hierna: “uitvoeringsbepalingen”) (3).
|
4. |
Vierde middel, ontleend aan onjuiste uitlegging van artikel 75 van de uitvoeringsbepalingen en van de bijlagen I, II en III bij de KVL-regeling. Schending van artikel 28 van het Statuut van de leden van het Europees Parlement en van verzoekers recht op pensioen.
|
5. |
Vijfde middel, ontleend aan schending van het vertrouwensbeginsel, het rechtszekerheidsbeginsel, het beginsel van bescherming van verworven rechten en het gelijkheidsbeginsel.
|
6. |
Zesde middel, ontleend aan schending van artikel 17 van het Handvest. Schending van artikel 1 van Protocol 1 bij het EVRM. Niet-evenredigheid van het opgelegde offer.
|
7. |
Zevende middel, ontleend aan schending van de artikelen 21 en 25 van het Handvest, artikel 10 VWEU en artikel 15 van de Europese pijler van sociale rechten.
|
(2) Besluit van het Bureau in uitgebreide samenstelling van 4 november 1981; besluit van het Bureau van 24 en 25 mei 1982, gewijzigd op 13 september 1995 en 6 juni 2005.
(3) Besluit van het Bureau van het Europees Parlement van 19 mei en 9 juli 2008 houdende de uitvoeringsbepalingen van het Statuut van de leden van het Europees Parlement (PB 2009, C 159, blz. 1).