10.10.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 389/18 |
Beroep ingesteld op 28 augustus 2022 — Karić/Raad
(Zaak T-520/22)
(2022/C 389/21)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Bogoljub Karić (Belgrado, Servie) (vertegenwoordiger: R. Lööf, advocaat)
Verwerende partij: Raad van de Europese Unie
Conclusies
— |
uitvoeringsbesluit (GBVB) 2022/881 van de Raad van 3 juni 2022 tot uitvoering van besluit 2012/642/GBVB betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus en in het licht van de betrokkenheid van Belarus bij de Russische agressie tegen Oekraïne (1) nietig verklaren, |
— |
uitvoeringsverordening (EU) 2022/876 van de Raad van 3 juni 2022 tot uitvoering van artikel 8 bis, lid 1, van verordening (EG) nr. 765/2006 betreffende beperkende maatregelen met het oog op de situatie in Belarus en de betrokkenheid van Belarus bij de Russische agressie tegen Oekraïne (2) nietig verklaren (de “bestreden besluiten”), voor zover zij verzoeker betreft, en |
— |
de Raad verwijzen in zijn eigen kosten en de kosten van verzoeker. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij drie middelen aan.
1. |
Schending van de rechten van verdediging. Ten eerste is de motivering ontoereikend. Door niet voldoende duidelijk aan te geven hoe de Raad tot het besluit is gekomen dat de alternatieve criteria van de artikelen 3, lid 1, onder b), en 4, lid 1, onder b), van besluit 2012/642/GBVB van de Raad van 15 oktober 2012 betreffende beperkende maatregelen tegen Belarus (3) op verzoekster van toepassing zijn, schenden de bestreden besluiten artikel 296, tweede alinea, VWEU. Ten tweede is het beginsel van persoonlijke aansprakelijkheid geschonden aangezien de bestreden besluiten verzoekers grondrechten schenden door in strijd met het beginsel van persoonlijke aansprakelijkheid niet aan te geven welke baat verzoeker heeft bij of welke steun hij verleent aan het Belarussische regime. |
2. |
Kennelijk onjuiste beoordeling. Ten eerste is de baat bij of de steun aan het Loekasjenko-regime niet aangetoond. De bestreden besluiten geven blijk van een kennelijk onjuiste beoordeling, aangezien zij zijn vastgesteld zonder voldoende bewijsmateriaal. Ten tweede is er geen gedrag aangetoond dat ratione temporis relevant is. De bestreden besluiten zijn enkel bestraffend en derhalve onrechtmatig, aangezien het ondersteunende bewijsmateriaal enkel historische omstandigheden bevat. |
3. |
Onevenredige inbreuk op verzoekers grondrechten. De doelstelling van de bestreden besluiten is door andere wetgevende maatregelen bereikt, waardoor zij een onevenredige inbreuk op verzoekers grondrechten vormen. |