1.8.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 294/39


Beroep ingesteld op 9 juni 2022 — Bindl / Commissie

(Zaak T-354/22)

(2022/C 294/56)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Thomas Bindl (München, Duitsland) (vertegenwoordiger: T. Herbrich, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

de doorgiften van persoonsgegevens van verzoeker aan ontvangers die gevestigd zijn in derde landen zonder een adequaat beschermingsniveau, die door verweerster in strijd met hoofdstuk V van verordening (EU) 2018/1725 zijn geïnitieerd toen verzoeker op 30 maart en 8 juni 2022 de website https://futureu.europa.eu bezocht alsook tijdens de inschrijving op 30 maart 2022 voor het evenement “GoGreen”, nietig verklaren;

vaststellen dat verweerster op onrechtmatige wijze heeft nagelaten om gevolg te geven aan verzoekers verzoek van 1 april 2022 om informatie te verkrijgen over de verwerking van zijn persoonsgegevens door verweerster en over de passende waarborgen als bedoeld in artikel 48 van verordening (EU) 2018/1725 in verband met de doorgifte aan in een derde land gevestigde ontvangers;

verweerster veroordelen tot vergoeding van de schade ten bedrage van 1 200 EUR — die verzoeker wegens de onjuiste toepassing van verordening (EU) 2018/1725 heeft geleden — plus rente ter hoogte van 2 procentpunten boven de betreffende rentevoet die door de Europese centrale Bank voor basisherfinancieringstransacties is vastgesteld, vanaf de datum waarop het arrest wordt gewezen;

verweerster verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van zijn beroep voert verzoeker vijf middelen aan.

Eerste middel: onjuiste toepassing van artikel 46, eerste volzin, en artikel 48, lid 1 en lid 2, onder b), van verordening (EU) 2018/1725 (1)

Verweerster heeft persoonsgegevens van verzoeker doorgegeven aan ontvangers die in de VSA zijn gevestigd, toen verzoeker de website https://futureu.europa.eu bezocht. De VSA is een derde land waarvoor de Commissie geen adequaatheidsbesluit heeft vastgesteld.

Een doorgifte van persoonsgegevens van verzoeker aan in de VSA gevestigde ontvangers op grond van standaardcontractbepalingen als bedoeld in artikel 48, lid 2, onder b), van verordening (EU) 2018/1725 zonder aanvullende technische of organisatorische waarborgen vormt geen passende waarborg dat in de VSA een adequaat beschermingsniveau verzekerd is.

Tweede middel: schending van verzoekers grondrechten krachtens de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten (hierna: “Handvest”)

De beperkingen van verzoekers grondrechten krachtens de artikelen 7 en 8 van het Handvest, die voortvloeien uit het feit dat autoriteiten van de VS krachtens de wetgeving van de VS gegevens die vanuit de Unie zijn doorgegeven aan de VS kunnen raadplegen en verwerken, zijn niet geregeld op een wijze waarmee wordt voldaan aan voorwaarden die in wezen gelijkwaardig zijn aan de in het Unierecht geldende voorwaarden van artikel 52, lid 1, tweede volzin, van het Handvest.

Noch 50 U.S. Code § 1881a (Section 702 FISA), noch Executive Order (presidentieel besluit) 12333 voorziet in mogelijkheden of rechten voor burgers van de Unie om zich te verzetten tegen het raadplegen van persoonsgegevens of om de rechten uit verordening (EU) 2018/1725 doeltreffend uit te oefenen.

Verzoekers recht van inzage uit hoofde van artikel 17, leden 1 en 2, van verordening (EU) 2018/1725 is een voorwaarde om zijn grondrechten krachtens de artikelen 7 en 8 van het Handvest uit te oefenen. Door geen gevolg te geven aan verzoekers verzoek om informatie, ontneemt verweerster hem de mogelijkheid om zijn grondrechtelijk beschermde standpunten in te nemen. De uit het verzuim van verweerster voortvloeiende inmenging in de grondrechten van artikel 7 en artikel 8, lid 1, van het Handvest is dan ook niet gerechtvaardigd.

Derde middel: schending van verzoekers grondrechten krachtens artikel 47 van het Handvest

De wetgeving van de VSA voorziet niet in de mogelijkheid van rechterlijke bescherming tegen het raadplegen van persoonsgegevens van burgers van de Unie door veiligheidsautoriteiten en inlichtingendiensten van de VS.

Wat betreft de monitoringprogramma’s van de veiligheidsautoriteiten en inlichtingendiensten van de VS, bijvoorbeeld PRISM en UPSTREAM, die gebaseerd zijn op zowel 50 U.S. Code § 1881a (Section 702 FISA) als Executive Order 12333, kent de Presidential Policy Directive (presidentiële beleidsrichtlijn) 28 of Executive Order 12333 aan de betrokkenen geen voor de rechter afdwingbare rechten toe.

Vierde middel: onjuiste toepassing van artikel 17, leden 1 en 2, van verordening (EU) 2018/1725 en van artikel 14, leden 3 en 4, van verordening (EU) 2018/1725

Verweerster heeft op onrechtmatige wijze nagelaten om verzoeker op diens verzoek van 1 april 2022 de in artikel 17, leden 1 en 2, van verordening (EU) 2018/1725 genoemde informatie, met name de in artikel 48 van verordening (EU) 2018/1725 bedoelde waarborgen, binnen een maand als bepaald in artikel 14, lid 3, eerste volzin, van verordening (EU) 2018/1725 te verstrekken.

Verweerster heeft op onrechtmatige wijze verzuimd om verzoeker hetzij overeenkomstig artikel 14, lid 3, tweede volzin, van verordening (EU) 2018/1725 in kennis te stellen van de motivering voor de eventuele verlenging van de termijn voor het verstrekken van de informatie, hetzij overeenkomstig artikel 14, leden 3 en 4, van deze verordening binnen een maand na de indiening van het verzoek om informatie mee te delen waarom dat verzoek zonder gevolg is gebleven en te informeren over buitengerechtelijke en gerechtelijke beroepsmogelijkheden.

Vijfde middel: veroorzaken van immateriële schade

Verzoeker heeft immateriële schade ten belope van 1 200 EUR geleden als gevolg van de afwijzing van zijn verzoek om informatie door verweerster en de ongecontroleerde doorgifte van hem betreffende persoonsgegevens aan in de VS gevestigde ontvangers door verweerster, en de daarmee gepaard gaande onzekerheid omtrent onrechtmatig toezicht op het internetverkeer.


(1)  Verordening (EU) 2018/1725 van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2018 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens door de instellingen, organen en instanties van de Unie en betreffende het vrije verkeer van die gegevens, en tot intrekking van verordening (EG) nr. 45/2001 en besluit nr. 1247/2002/EG (PB 2018, L 295, blz. 39).