20.6.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 237/76


Beroep ingesteld op 4 mei 2022 — PGTEX Morocco / Commissie

(Zaak T-245/22)

(2022/C 237/97)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: PGTEX Morocco (Tanger, Marokko) (vertegenwoordigers: P. Vander Schueren en T. Martin-Brieu, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

het beroep ontvankelijk verklaren;

uitvoeringsverordening (EU) 2022/302 van de Commissie van 24 februari 2022 tot uitbreiding van het bij uitvoeringsverordening (EU) 2020/492, zoals gewijzigd bij uitvoeringsverordening (EU) 2020/776, ingestelde definitieve antidumpingrecht op bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels van oorsprong uit de Volksrepubliek China tot vanuit Marokko verzonden bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Marokko, en tot beëindiging van het onderzoek naar de mogelijke ontwijking van de bij uitvoeringsverordening (EU) 2020/492 ingestelde antidumpingmaatregelen ten aanzien van de invoer van bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels van oorsprong uit Egypte door de invoer van vanuit Marokko verzonden bepaalde geweven en/of gestikte stoffen van glasvezels, al dan niet aangegeven als van oorsprong uit Marokko (1) (hierna: “bestreden verordening”), nietig verklaren voor zover zij betrekking heeft op verzoekster, en

verweerster verwijzen in de kosten van verzoekster in het kader van deze procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij vier middelen aan.

1.

Eerste middel: verweerster heeft in strijd met de associatieovereenkomst en artikel 22 van de basisverordening gehandeld en heeft bij de vaststelling van de bestreden verordening misbruik gemaakt van haar bevoegdheid, aangezien zij antidumpingmaatregelen heeft ingesteld ten aanzien van de door verzoekster uitgevoerde gestikte stoffen van glasvezels van preferentiële Marokkaanse oorsprong, zonder te hebben vastgesteld dat de invoer is “gedumpt” overeenkomstig artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel (“GATT”) en zonder dat die maatregelen in overeenstemming zijn met de Overeenkomst inzake de toepassing van artikel VI van de Algemene Overeenkomst betreffende tarieven en handel (“antidumpingovereenkomst”).

2.

Tweede middel: verweerster heeft haar motiveringsplicht, verzoeksters rechten van verdediging alsmede het recht op behoorlijk bestuur geschonden, kennelijke beoordelingsfouten gemaakt en in strijd met artikel 18, leden 1 en 3, van de basisverordening gehandeld door beschikbare gegevens te gebruiken tegen verzoekster.

3.

Derde middel: verweerster heeft kennelijke beoordelingsfouten gemaakt, het recht op behoorlijk bestuur geschonden en artikel 13, lid 1, van de basisverordening geschonden door te oordelen dat er onvoldoende reden of economische rechtvaardiging voor de vestiging van verzoekster bestond.

4.

Vierde middel: verweerster heeft kennelijke beoordelingsfouten gemaakt en gehandeld in strijd met het recht op behoorlijk bestuur, de beginselen van non-discriminatie en gelijke behandeling en artikel 13, leden 1 en 2, van de basisverordening, door zich te baseren op de vaststelling dat het in Marokko uitgevoerde fabricageproces een “assemblage” vormt.


(1)  PB 2022, L 46, blz. 49.