|
14.3.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 119/50 |
Beroep ingesteld op 18 januari 2022 — Polynt/ECHA
(Zaak T-29/22)
(2022/C 119/72)
Procestaal: Engels
Partijen
Verzoekende partij: Polynt SpA (Scanzorosciate, Italië) (vertegenwoordigers: C. Mereu en S. Abdel-Qader, advocaten)
Verwerende partij: Europees Agentschap voor chemische stoffen
Conclusies
|
— |
het beroep ontvankelijk en gegrond verklaren; |
|
— |
de beslissing van de kamer van beroep van ECHA van 9 november 2021 in zaak A-009-2020 vernietigen; |
|
— |
oordelen — of gelasten dat ECHA een nieuwe beslissing neemt waarin wordt geoordeeld — dat verzoekster wordt ontheven van haar verplichting om, na het staken van de productie wegens overmacht, ECHA enige verdere informatie te verstrekken, en |
|
— |
ECHA verwijzen in de kosten van deze procedure en in de kosten die verzoekster heeft gemaakt in de procedure voor de kamer van beroep. |
Middelen en voornaamste argumenten
Ter ondersteuning van het beroep voert verzoekster zes middelen aan.
|
1. |
De kamer van beroep heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat het staken van de vervaardiging van de stof 1,3-dioxane-2-benzofuraan-5-carboxylzuur met nonaan-1-ol (EG nummer 941-303-6; hierna: “stof”) wegens overmacht, verzoekster niet ontheft van de verplichting om de in het aanvankelijke besluit over de nalevingscontrole van de stof gevraagde informatie te verstrekken. |
|
2. |
De kamer van beroep heeft het beschikbare bewijs onjuist opgevat, waardoor zij (i) tot een onjuiste juridische conclusie is gekomen en (ii) verzoekster op basis van een ongefundeerde hypothese heeft gelast bewijs te leveren. |
|
3. |
De kamer van beroep heeft artikel 42, lid 1, en artikel 50, lid 2, van verordening (EG) nr. 1907/2006 (hierna: “REACH-verordening”) (1) onjuist uitgelegd. |
|
4. |
De kamer van beroep heeft de artikelen 5 en 6 van de REACH-verordening onjuist uitgelegd en toegepast. |
|
5. |
De kamer van beroep heeft ten onrechte geoordeeld dat de toelichtingen op de website van ECHA inzake de gevolgen van het staken van de vervaardiging verzoekster geen specifieke toezeggingen boden en dat ECHA niet het rechtszekerheidsbeginsel en het vertrouwensbeginsel had geschonden. |
|
6. |
De kamer van beroep heeft het evenredigheidsbeginsel en het recht op behoorlijk bestuur onjuist uitgelegd en toegepast. |
(1) Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB 2006, L 396, blz. 1).