ARREST VAN HET GERECHT (Tweede kamer – uitgebreid)
12 juli 2023 ( *1 )
„Beschermde geografische aanduiding – Beschermde oorsprongsbenaming – Aanvragen tot registratie van de namen ‚Jambon sec de l’Île de Beauté’, ‚Lonzo de l’Île de Beauté’ en ‚Coppa de l’Île de Beauté’ als beschermde geografische aanduidingen – Oudere beschermde oorsprongsbenamingen ‚Jambon sec de Corse – Prisuttu’, ‚Lonzo de Corse – Lonzu’ en ‚Coppa de Corse – Coppa di Corsica’ – Voorwaarden voor registratie van namen – Voorstelling – Artikel 7, lid 1, onder a), en artikel 13, lid 1, onder b), van verordening (EU) nr. 1151/2012 – Omvang van het toezicht door de Commissie op de registratieaanvragen – Artikel 50, lid 1, en artikel 52, lid 1, van verordening nr. 1151/2012 – Beoordelingsfout”
In zaak T‑34/22,
Cunsorziu di i Salamaghji Corsi – Consortium des Charcutiers Corses, gevestigd te Borgo (Frankrijk), en de andere verzoekende partijen wier namen zijn opgenomen in de bijlage ( 1 ), vertegenwoordigd door T. de Haan en V. Le Meur-Baudry, advocaten,
verzoekers,
tegen
Europese Commissie, vertegenwoordigd door M. Konstantinidis, C. Perrin en B. Rechena als gemachtigden,
verweerster,
wijst
HET GERECHT (Tweede kamer – uitgebreid),
samengesteld als volgt: A. Marcoulli, president, S. Frimodt Nielsen, J. Schwarcz, V. Tomljenović en R. Norkus (rapporteur), rechters,
griffier: L. Ramette, administrateur,
gezien de stukken,
na de terechtzitting op 13 januari 2023,
het navolgende
Arrest ( 2 )
1 |
Met hun beroep krachtens artikel 263 VWEU vorderen verzoekers, Cunsorziu di i Salamaghji Corsi – Consortium des Charcutiers Corses en de andere verzoekende partijen wier namen zijn opgenomen in de bijlage, nietigverklaring van uitvoeringsbesluit (EU) 2021/1879 van de Commissie van 26 oktober 2021 tot afwijzing van drie aanvragen tot bescherming van een naam als geografische aanduiding overeenkomstig artikel 52, lid 1, van verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad [„Jambon sec de l’Île de Beauté” (BGA), „Lonzo de l’Île de Beauté” (BGA), „Coppa de l’Île de Beauté” (BGA)] (PB 2021, L 383, blz. 1; hierna: „bestreden besluit”). |
Voorgeschiedenis van het geding
[omissis]
4 |
De namen „Jambon sec de Corse”/„Jambon sec de Corse – Prisuttu”, „Lonzo de Corse”/„Lonzo de Corse – Lonzu” en „Coppa de Corse”/„Coppa de Corse – Coppa di Corsica” zijn op 28 mei 2014 als beschermde oorsprongsbenamingen (BOB) geregistreerd bij respectievelijk uitvoeringsverordening (EU) nr. 581/2014 van de Commissie (PB 2014, L 160, blz. 23), uitvoeringsverordening (EU) nr. 580/2014 van de Commissie (PB 2014, L 160, blz. 21) en uitvoeringsverordening (EU) nr. 582/2014 van de Commissie (PB 2014, L 160, blz. 25) (hierna: „verordeningen waarbij de betreffende BOB’s zijn geregistreerd”). |
5 |
In december 2015 heeft het Consortium bij de Franse nationale autoriteiten zeven aanvragen tot registratie als beschermde geografische aanduidingen (BGA) ingediend krachtens verordening (EU) nr. 1151/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 inzake kwaliteitsregelingen voor landbouwproducten en levensmiddelen (PB 2012, L 343, blz. 1). De zeven aanvragen hebben betrekking op de volgende namen die door verzoekers worden gebruikt: „Jambon sec de l’Île de Beauté”, „Coppa de l’Île de Beauté”, „Lonzo de l’Île de Beauté”, „Saucisson sec de l’Île de Beauté”, „Pancetta de l’Île de Beauté”, „Figatelli de l’Île de Beauté” en „Bulagna de l’Île de Beauté”. |
6 |
Op 20 april 2018 hebben de minister van Landbouw en Voedselvoorziening en de minister van Economische Zaken en Financiën zeven besluiten tot goedkeuring van de zeven bijbehorende productdossiers vastgesteld teneinde deze dossiers ter goedkeuring naar de Europese Commissie te verzenden. |
7 |
Bij verzoekschriften die op 27 juni 2018 zijn ingediend bij de Conseil d’État (hoogste bestuursrechter, Frankrijk), heeft het syndicaat dat houder was van de productdossiers van de BOB’s „Jambon sec de Corse – Prisuttu”, „Coppa de Corse – Coppa di Corsica” en „Lonzo de Corse – Lonzu”, tegelijkertijd nietigverklaring gevorderd van de besluiten van 20 april 2018 tot goedkeuring van de productdossiers van de namen „Jambon sec de l’Île de Beauté”, „Coppa de l’Île de Beauté” en „Lonzo de l’Île de Beauté” met het oog op doorzending van de aanvragen tot registratie als BGA aan de Commissie, op grond dat met name „Île de Beauté” leek op of deed denken aan „Corsica” en dit dus aanleiding gaf tot verwarring met namen die reeds eerder als BOB waren geregistreerd. |
8 |
Op 17 augustus 2018 zijn de zeven aanvragen tot registratie van de betreffende namen als BGA aan de Commissie doorgestuurd. Wat betreft de aanvragen tot registratie van de namen „Jambon sec de l’Île de Beauté”, „Lonzo de l’Île de Beauté” en „Coppa de l’Île de Beauté” als BGA, heeft de Commissie aan de nationale autoriteiten twee brieven gestuurd – op 12 februari 2019 en 24 november 2020 – met het verzoek om verduidelijking met name met betrekking tot de vraag of deze namen mogelijk niet in aanmerking komen voor registratie. De nationale autoriteiten hebben in wezen geantwoord dat zij van mening waren dat de twee productgroepen (dat wil zeggen de geregistreerde BOB’s en de aanvragen tot bescherming als BGA) duidelijk verschillend waren wat betreft de producten, en dat er voor hen een voldoende groot onderscheid tussen de namen was. |
9 |
Bij arrest van 19 december 2019, betreffende de naam „Jambon sec de l’Île de Beauté” (BGA), en bij twee arresten van 13 februari 2020, betreffende respectievelijk de namen „Coppa de l’Île de Beauté” (BGA) en „Lonzo de l’Île de Beauté” (BGA), heeft de Conseil d’État de drie bovengenoemde verzoekschriften afgewezen (zie punt 7 hierboven), met name op grond dat „door het gebruik van verschillende termen en het verschil in bescherming die wordt geboden door een oorsprongsbenaming enerzijds en een geografische aanduiding anderzijds, het risico wordt uitgesloten dat gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende consumenten bij het zien van de betwiste geografische aanduiding als referentiebeeld direct het product voor ogen zal krijgen waarvoor de reeds geregistreerde beschermde oorsprongsbenaming geldt[;] bijgevolg kunnen verzoekers niet op goede gronden stellen dat het bestreden besluit in strijd is met artikel 13, lid 1, onder b), van verordening [nr. 1151/2012]” (punt 5 van de drie arresten van de Conseil d’État). [omissis] |
Conclusies van partijen
11 |
Verzoekers verzoeken het Gerecht:
|
12 |
De Commissie verzoekt het Gerecht:
|
In rechte
[omissis]
15 |
In casu heeft de Commissie in het bestreden besluit in wezen opgemerkt dat een naam die in strijd is met de bij verordening (EU) nr. 1151/2012 verleende bescherming, niet in de handel kan worden gebruikt in de zin van artikel 7, lid 1, onder a), van die verordening en derhalve niet kan worden geregistreerd (overweging 4). Sinds 28 mei 2014 (zie punt 4 hierboven) worden als BOB geregistreerde namen krachtens artikel 13 van verordening nr. 1151/2012 beschermd tegen, onder meer, elk direct of indirect gebruik van die namen voor producten die niet in overeenstemming zijn met het desbetreffende productdossier, alsmede tegen elk misbruik, nabootsing of voorstelling van die namen (overweging 7). Bij de verordeningen waarbij de betreffende BOB’s werden geregistreerd, werd evenwel een overgangsperiode tot en met 27 april 2017 toegestaan aan bepaalde op Corsica gevestigde Franse ondernemingen die deze namen gebruikten, maar voor producten met andere kenmerken dan die welke in het productdossier zijn vastgesteld, teneinde hen in staat te stellen zich aan te passen aan de eisen van het productdossier of, als dat niet gebeurde, hen in de gelegenheid te stellen de gebruikte verkoopbenaming te wijzigen (overweging 8). De namen „Jambon sec de l’Île de Beauté”, „Lonzo de l’Île de Beauté” en „Coppa de l’Île de Beauté”, die sinds 2015 in de handel worden gebruikt, verwijzen naar hetzelfde geografische gebied als de bovengenoemde BOB’s, namelijk het eiland Corsica. Bovendien is het algemeen bekend dat de naam „Île de Beauté” een gebruikelijke perifrase is die in de ogen van de Franse consument eenduidig wijst op Corsica (overweging 9). Bijgevolg vormt het gebruik, sinds 18 juni 2014, van de namen „Jambon sec de l’Île de Beauté”, „Lonzo de l’Île de Beauté” en „Coppa de l’Île de Beauté” een inbreuk op de bescherming die op grond van artikel 13, lid 1, onder b), van verordening (EU) nr. 1151/2012 is verleend aan de BOB’s „Jambon sec de Corse”/„Jambon sec de Corse – Prisuttu”, „Lonzo de Corse”/„Lonzo de Corse – Lonzu” en „Coppa de Corse”/„Coppa de Corse – Coppa di Corsica” (overweging 10). Weliswaar verschilt de uitspraak van de geregistreerde BOB’s en van de BGA’s waarvoor registratie is aangevraagd, inderdaad, maar de synonymie is overduidelijk. Een voorstelling kan dus geenszins worden uitgesloten, aangezien fonetische gelijkenis niet vereist is om te bepalen dat er sprake is van een voorstelling (overweging 20). De Commissie heeft derhalve de aanvragen tot registratie van de namen „Jambon sec de l’Île de Beauté”, „Lonzo de l’Île de Beauté” en „Coppa de l’Île de beauté” als BGA afgewezen, aangezien de namen in strijd met artikel 13 van verordening (EU) nr. 1151/2012 in de handel of in het dagelijkse taalgebruik waren gebruikt en deze aanvragen dientengevolge niet voldeden aan de voorwaarden voor registratie die zijn vervat in artikel 7, lid 1, onder a), van verordening (EU) nr. 1151/2012 (overweging 24). |
16 |
Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoekers twee middelen aan, waarmee zij in wezen stellen dat, ten eerste, de Commissie haar bevoegdheden heeft overschreden en, ten tweede, de nationale autoriteiten en de Conseil d’État voldoende hebben aangetoond dat de drie registratieaanvragen in overeenstemming zijn met de artikelen 7 en 13 van verordening nr. 1151/2012. |
Eerste middel, in wezen: de Commissie heeft haar bevoegdheden overschreden
[omissis]
Bevoegdheid van de Commissie
[omissis]
21 |
Om te beginnen zij eraan herinnerd dat verordening nr. 1151/2012 een stelsel van bevoegdheidsverdeling invoert, in die zin dat de Commissie het besluit om een naam als BGA te registreren namelijk slechts kan vaststellen indien de betrokken lidstaat bij haar een aanvraag daartoe heeft ingediend, en dat een dergelijke aanvraag slechts kan worden gedaan indien die lidstaat is nagegaan of zij gerechtvaardigd is. Dat stelsel van bevoegdheidsverdeling is onder meer te verklaren door het feit dat voor de registratie van een beschermde geografische aanduiding moet worden nagegaan of een aantal voorwaarden is vervuld, hetgeen in belangrijke mate een grondige kennis vereist van gegevens die specifiek zijn voor de betrokken lidstaat en die de bevoegde autoriteiten van deze staat het best kunnen controleren (zie arrest van 15 april 2021, Hengstenberg,C‑53/20, EU:C:2021:279, punt 37 en aldaar aangehaalde rechtspraak). |
22 |
Uit artikel 1, lid 1, van deze verordening, gelezen in het licht van de overwegingen 20 en 39 ervan, blijkt dat deze verordening eveneens tot doel heeft te voorkomen dat er oneerlijke concurrentievoorwaarden ontstaan (zie arrest van 15 april 2021, Hengstenberg,C‑53/20, EU:C:2021:279, punt 42 en aldaar aangehaalde rechtspraak). |
23 |
De bepalingen van verordening nr. 1151/2012 moeten verhinderen dat er misbruik wordt gemaakt van de beschermde oorsprongsbenamingen en de beschermde geografische aanduidingen, en dit niet alleen in het belang van de afnemers, maar ook in het belang van de producenten die zich inspanningen hebben getroost om de kwaliteiten te waarborgen die worden verwacht van de producten die deze aanduidingen rechtmatig hebben (zie arrest van 15 april 2021, Hengstenberg,C‑53/20, EU:C:2021:279, punt 43 en aldaar aangehaalde rechtspraak). |
24 |
Volgens overweging 19 van deze verordening is de eenvormige naleving van intellectuele-eigendomsrechten met betrekking tot in de Unie beschermde namen in de gehele Unie, een prioriteit die beter op het niveau van de Unie kan worden bereikt (zie arrest van 15 april 2021, Hengstenberg,C‑53/20, EU:C:2021:279, punt 44 en aldaar aangehaalde rechtspraak). |
25 |
Ten eerste betwisten verzoekers dat artikel 7, lid 1, onder a), juncto artikel 13, lid 1, onder b), van verordening nr. 1151/2012 een geldige rechtsgrondslag vormt om de registratie van een naam te weigeren. |
26 |
Vooraf kan erop worden gewezen dat uit de brief van de Commissie van 24 november 2020 blijkt dat zij aanvankelijk voornemens was de registratie van de namen waarvoor bescherming is aangevraagd, niet alleen op grond van artikel 7, lid 1, onder a), juncto artikel 13, lid 1, onder b), van verordening nr. 1151/2012, maar ook op grond van artikel 6, lid 3, van deze verordening te weigeren. |
27 |
In laatstgenoemde bepaling is het beginsel vastgelegd dat een naam „die geheel of gedeeltelijk homoniem is” met een reeds beschermde naam niet kan worden geregistreerd. |
28 |
Ter terechtzitting heeft de Commissie in haar antwoord op een vraag uitgelegd dat zij had besloten ervan af te zien de gevraagde registraties ook op grond van artikel 6, lid 3, van verordening nr. 1151/2012 te weigeren, aangezien het niet mogelijk zou mogen zijn een registratieaanvraag af te wijzen op grond van een homonymie die uitsluitend betrekking heeft op omschrijvingen van gangbare producten, zoals jambon sec (gedroogde ham). |
29 |
Vervolgens moet worden opgemerkt dat, zoals de Commissie benadrukt, artikel 13 van verordening nr. 1151/2012 geen betrekking heeft op de registratie, maar op de omvang van de bescherming van geregistreerde namen. |
30 |
Bijgevolg kan deze bepaling op zichzelf niet de rechtsgrondslag vormen voor afwijzing van een registratieaanvraag. |
31 |
Voorts heeft artikel 7, lid 1, onder a), van verordening nr. 1151/2012, zoals verzoekers betogen, specifiek betrekking op het „productdossier” van de naam waarvoor bescherming is aangevraagd als BOB of BGA. Verzoekers leiden hieruit af dat een mogelijke voorstelling geen rol speelt bij de vraag of een naam in aanmerking komt voor registratie op grond van deze bepaling. |
32 |
Evenwel zij eraan herinnerd dat de Commissie overeenkomstig artikel 50, lid 1, van verordening nr. 1151/2012, gelezen in het licht van overweging 58 ervan, na een grondig onderzoek moet beoordelen of het bij de registratieaanvraag gevoegde productdossier alle door verordening nr. 1151/2012 vereiste elementen bevat en of die elementen niet kennelijk onjuist zijn (arrest van 23 april 2018, CRM/Commissie, T‑43/15, niet gepubliceerd, EU:T:2018:208, punt 67). |
33 |
De uitwerking van het productdossier is dus een noodzakelijke stap in de procedure tot vaststelling van een Uniehandeling waarbij een naam als BGA wordt geregistreerd (zie in die zin arrest van 23 april 2018, CRM/Commissie, T‑43/15, niet gepubliceerd, EU:T:2018:208, punt 35). |
34 |
Volgens artikel 7, lid 1, onder a), van verordening nr. 1151/2012 moet het productdossier onder meer de naam bevatten waarvoor bescherming wordt aangevraagd. |
35 |
In deze bepaling is vastgesteld dat het productdossier de naam moet bevatten zoals deze „in de handel of in het dagelijkse taalgebruik” wordt gebruikt. Hieruit blijkt, zoals de Commissie aanvoert, dat zij moet nagaan of dit gebruik geen inbreuk maakt op de in artikel 13, lid 1, onder b), van verordening nr. 1151/2012 genoemde bescherming tegen elke voorstelling. |
36 |
Indien de registratie van een BGA zou worden aanvaard terwijl deze BGA doet denken aan een reeds geregistreerde BOB, zou de door artikel 13, lid 1, onder b), van verordening nr. 1151/2012 geboden bescherming immers haar nuttig effect verliezen. Zodra deze naam als BGA is geregistreerd, zou de eerder als BOB geregistreerde naam namelijk niet meer in aanmerking komen voor de bescherming van artikel 13, lid 1, onder b), van verordening nr. 1151/2012. |
37 |
De uitwerking van het productdossier, hetgeen een noodzakelijke stap is in de registratieprocedure, kan derhalve niet onjuist zijn omdat de naam waarvoor registratie is aangevraagd, een inbreuk vormt op de in artikel 13, lid 1, onder b), van verordening nr. 1151/2012 geboden bescherming. |
38 |
Bijgevolg kan van de Commissie, die krachtens artikel 52, lid 1, van verordening nr. 1151/2012 de registratieaanvraag dient te weigeren indien zij van mening is dat niet aan de registratievoorwaarden is voldaan, niet worden verlangd dat zij de registratie van een naam aanvaardt indien zij van mening is dat het gebruik van die naam in de handel onrechtmatig is. |
39 |
Aangezien de Commissie van mening was dat sinds 18 juni 2014 – de datum van inwerkingtreding van de verordeningen waarbij de betreffende BOB’s zijn geregistreerd – het gebruik van de namen waarvoor registratie was aangevraagd als BGA, een inbreuk vormde op de bescherming tegen elke voorstelling die op grond van artikel 13, lid 1, onder b), van verordening nr. 1151/2012 was verleend aan de reeds geregistreerde BOB’s, kon zij dus tot de vaststelling komen dat een dergelijk gebruik in de handel of in het dagelijkse taalgebruik onrechtmatig was. |
40 |
Verzoekers stellen derhalve ten onrechte dat een mogelijke voorstelling geen rol speelt bij de vraag of een naam in aanmerking komt voor registratie op grond van artikel 7, lid 1, onder a), van verordening nr. 1151/2012, en dat deze bepaling, gelezen in samenhang met artikel 13, lid 1, onder b), van verordening nr. 1151/2012, geen geldige rechtsgrondslag kan vormen voor de weigering om een naam te registreren. |
41 |
Ten tweede moet, aangaande de omvang van het onderzoek door de Commissie van de vraag of de naam voldoet aan de voorwaarden van verordening nr. 1151/2012, worden opgemerkt dat de Commissie volgens overweging 58 van verordening nr. 1151/2012 de aanvragen grondig moet onderzoeken om te garanderen dat deze geen kennelijke fouten bevatten en dat er rekening is gehouden met het Unierecht en met de belangen van de belanghebbenden buiten de lidstaat van de aanvraag. |
42 |
Artikel 50, lid 1, van verordening nr. 1151/2012 bepaalt daartoe dat de Commissie op gepaste wijze de door de lidstaten gestuurde registratieaanvragen onderzoekt om te controleren of deze aanvragen gerechtvaardigd zijn en aan de voorwaarden voldoen die bij die verordening zijn gesteld. Voorts staat het aan de Commissie om overeenkomstig artikel 52, lid 1, van die verordening die aanvragen af te wijzen wanneer zij van mening is dat niet aan de registratievoorwaarden is voldaan, zoals in punt 38 hierboven is opgemerkt. |
43 |
Verder wordt in verordening nr. 1151/2012 geen definitie gegeven van het begrip „op gepaste wijze”, zodat het ter beoordeling van de Commissie wordt gelaten wat hieronder dient te worden verstaan. |
44 |
Hieruit volgt dat, zelfs indien de nationale autoriteiten van mening zijn dat – wanneer zij de Commissie een registratieaanvraag hebben doorgestuurd – die aanvraag voldoet aan de voorwaarden van verordening nr. 1151/2012, de Commissie niet gebonden is aan de beoordeling van die autoriteiten en over een autonome beoordelingsmarge beschikt met betrekking tot haar besluit om een naam als BOB of BGA te registreren, aangezien zij overeenkomstig artikel 50 van deze verordening moet nagaan of aan de registratievoorwaarden is voldaan. |
45 |
In casu betogen verzoekers dat de Commissie in het bestreden besluit enkel heeft aangegeven dat zij na een briefwisseling met de nationale autoriteiten had begrepen dat er volgens deze autoriteiten „voldoende onderscheid” (overweging 16 van het bestreden besluit) bestond tussen de drie BOB’s en de drie BGA-kandidaten. |
46 |
In dit verband heeft de Commissie de nationale autoriteiten bij brief van 12 februari 2019 in kennis gesteld van haar voornemen om een besluit vast te stellen tot afwijzing van de aanvragen tot registratie van de betrokken namen als BGA, en heeft zij hun verzocht hun opmerkingen in te dienen. |
47 |
Bij brief van 24 november 2020 heeft de Commissie aan de nationale autoriteiten bevestigd dat zij voornemens was de aanvragen tot registratie van de betreffende BGA’s af te wijzen en heeft zij de nationale autoriteiten opnieuw verzocht aanvullende opmerkingen in te dienen. |
48 |
De Commissie heeft de nationale autoriteiten dus tweemaal verzocht om hun opmerkingen in te dienen alvorens te concluderen dat de aanvragen tot registratie van de betreffende namen niet voldeden aan de in artikel 7, lid 1, onder a), van verordening nr. 1151/2012 gestelde voorwaarden voor registratie omdat de namen in strijd met artikel 13 van die verordening in de handel of in het dagelijkse taalgebruik waren gebruikt. (zie punt 10 hierboven). |
49 |
Anders dan verzoekers betogen, heeft de Commissie niet „enkel aangegeven” dat de nationale autoriteiten van mening waren dat er „voldoende onderscheid” bestond tussen de drie BOB’s en de drie BGA-kandidaten, maar heeft zij de nationale autoriteiten tweemaal verzocht alle nuttige informatie te verstrekken ter ondersteuning van hun aanvraag tot registratie van de betreffende namen als BGA’s, alvorens het bestreden besluit vast te stellen. Voor zover moet worden begrepen dat verzoekers, door te stellen dat de Commissie enkel heeft aangegeven dat er „voldoende onderscheid” bestond tussen de betreffende namen, de Commissie verwijten niet voldoende te hebben onderzocht of de naam voldoet aan de in verordening nr. 1151/2012 neergelegde voorwaarden, hebben zij geen enkel bewijs geleverd voor een dergelijk argument. Verzoekers hebben met name niet nader toegelicht welk onderzoek de Commissie volgens hen had moeten verrichten. |
50 |
Ten derde betogen verzoekers, wat de beoordelingsmarge van de Commissie betreft, dat uit het arrest van 23 april 2018CRM/Commissie (T‑43/15, niet gepubliceerd, EU:T:2018:208), volgt dat de Commissie slechts „een beperkte of in het geheel geen” beoordelingsmarge heeft met betrekking tot het besluit om een naam als BOB of BGA te registreren. |
51 |
In dit verband heeft het Gerecht in het arrest van 23 april 2018, CRM/Commissie (T‑43/15, niet gepubliceerd, EU:T:2018:208), geoordeeld dat de Commissie, alvorens de BGA te registeren, overeenkomstig artikel 50, lid 1, van verordening nr. 1151/2012, gelezen in het licht van overweging 58 ervan, na een grondig onderzoek moet beoordelen of het bij de registratieaanvraag gevoegde productdossier alle door verordening nr. 1151/2012 vereiste elementen bevat en of die elementen niet kennelijk onjuist zijn, en voorts of de naam voldoet aan de in artikel 5, lid 2, van verordening nr. 1151/2012 neergelegde voorwaarden voor registratie van een BGA. Het Gerecht heeft verduidelijkt dat de Commissie deze beoordeling zelfstandig dient te verrichten in het licht van de in verordening nr. 1151/2012 neergelegde voorwaarden voor registratie van een BGA, teneinde ervoor te zorgen dat deze verordening correct wordt uitgevoerd (arrest van 23 april 2018, CRM/Commissie, T‑43/15, niet gepubliceerd, EU:T:2018:208, punt 67). |
52 |
In casu verwijzen verzoekers meer bepaald naar de punten 34, 35 en 51 van het arrest van 23 april 2018, CRM/Commissie (T‑43/15, niet gepubliceerd, EU:T:2018:208). In die punten heeft het Gerecht geoordeeld dat, ten eerste, de beoordeling van de registratievoorwaarden moet worden verricht door de nationale autoriteiten onder toezicht, in voorkomend geval, van de nationale rechterlijke instanties, voordat de registratieaanvraag aan de Commissie wordt doorgestuurd (arrest van 23 april 2018, CRM/Commissie, T‑43/15, niet gepubliceerd, EU:T:2018:208, punt 34), ten tweede, hieruit voortvloeit dat een registratieaanvraag, die onder andere een productdossier bevat, een noodzakelijke stap is in de procedure tot vaststelling van een Uniehandeling waarbij een naam als BGA wordt geregistreerd, waarbij de Commissie enkel een beperkte of in het geheel geen beoordelingsmarge heeft ter zake van deze nationale handeling (arrest van 23 april 2018, CRM/Commissie, T‑43/15, niet gepubliceerd, EU:T:2018:208, punt 35) en, ten derde, de Commissie enkel een beperkte of in het geheel geen beoordelingsmarge heeft ter zake van de door de nationale autoriteiten verrichte beoordelingen met betrekking tot de vaststelling van de productie- en verpakkingswijzen van het product waarop de registratieaanvraag van een BGA betrekking heeft, zoals zij zijn opgenomen in het productdossier en weergegeven in de nationale handelingen die bij haar in het kader van de aanvraag tot registratie van een BGA zijn ingediend (arrest van 23 april 2018, CRM/Commissie, T‑43/15, niet gepubliceerd, EU:T:2018:208, punt 51). |
53 |
In casu heeft de Commissie de beoordelingen van de nationale autoriteiten betreffende de vermeldingen in het productdossier niet in twijfel getrokken, zoals de vaststelling van de productie- en verpakkingswijzen van het product waarop de registratieaanvraag van een BGA betrekking heeft, waarvan de uitwerking de eerste stap is in de procedure voor de registratie van de betreffende namen als BGA’s en ten aanzien waarvan de Commissie slechts een beperkte of in het geheel geen beoordelingsmarge heeft (zie punt 52 hierboven). In het kader van haar onderzoek met het oog op de goedkeuring van deze aanvragen, hetgeen de tweede stap van deze procedure vormt, heeft de Commissie – na de nationale autoriteiten in dit verband tweemaal te hebben verzocht om hun opmerkingen in te dienen – geoordeeld dat de aanvragen tot registratie van de betreffende namen niet voldeden aan de in artikel 7, lid 1, onder a), van verordening nr. 1151/2012 genoemde voorwaarden voor registratie vanwege het feit dat zij in strijd met artikel 13 van die verordening in de handel of in het dagelijkse taalgebruik waren gebruikt (zie punt 10 hierboven). |
54 |
Uit verordening nr. 1151/2012 en in het bijzonder uit overweging 58 ervan volgt immers dat de nationale autoriteiten in een eerste fase, overeenkomstig artikel 49 van deze verordening, de aanvragen tot registratie van namen als BOB of BGA onderzoeken en, indien zij van mening zijn dat aan de vereisten van deze verordening is voldaan, bij de Commissie een aanvraagdossier indienen, en dat vervolgens de Commissie in een tweede fase, overeenkomstig de artikelen 50 en 52 van deze verordening, de aanvragen onderzoekt en op basis van de informatie waarover zij beschikt en het onderzoek dat zij heeft verricht, de namen registreert of de registratieaanvragen afwijst. |
55 |
De verwijzing van verzoekers naar het arrest van 23 april 2018, CRM/Commissie (T‑43/15, niet gepubliceerd, EU:T:2018:208), is derhalve niet relevant en uit dat arrest kunnen verzoekers dus niet afleiden dat de Commissie slechts een „beperkte of in het geheel geen” beoordelingsmarge heeft. In dit verband is reeds opgemerkt dat de Commissie over een autonome beoordelingsmarge beschikt, ter zake van het besluit om een naam als BOB of BGA te registreren gelet op de in artikel 7, lid 1, onder a), juncto artikel 13, lid 1, onder b), van verordening nr. 1151/2012 gestelde voorwaarden voor registratie (zie punt 44 hierboven). |
56 |
Verzoekers verwijzen ook naar punt 25 van het arrest van 29 januari 2020, GAEC Jeanningros (C‑785/18, EU:C:2020:46), volgens hetwelk het, gelet op de besluitvormingsbevoegdheid die in het stelsel van bevoegdheidsverdeling toekomt aan de nationale autoriteiten, uitsluitend aan de nationale rechterlijke instanties staat om zich uit te spreken over de wettigheid van de handelingen van die autoriteiten, zoals handelingen aangaande aanvragen tot registratie van een naam, die een noodzakelijke stap zijn in de procedure tot vaststelling van een Uniehandeling wanneer de instellingen van de Unie ter zake van die handelingen slechts een beperkte of in het geheel geen beoordelingsmarge hebben. Verzoekers verwijzen eveneens naar de punten 35 en 36 van dat arrest, volgens welke de beoordelingsmarge waarover de Commissie beschikt ter zake van de goedkeuring van minimale wijzigingen van het productdossier, in wezen beperkt is tot het onderzoek of de aanvraag de vereiste elementen bevat en die elementen niet kennelijk onjuist zijn, zoals volgt uit overweging 58 van verordening nr. 1151/2012. |
57 |
In die zaak ging het om minimale wijzigingen van het productdossier. Het Hof heeft in punt 30 van het arrest van 29 januari 2020, GAEC Jeanningros (C‑785/18, EU:C:2020:46), verklaard dat dergelijke aanvragen onderworpen zijn aan een vereenvoudigde procedure die echter in wezen vergelijkbaar is met de registratieprocedure aangezien ook zij een stelsel van bevoegdheidsverdeling tussen de autoriteiten van de betrokken lidstaat en de Commissie invoert wat betreft, ten eerste, de controle op de overeenstemming van de wijzigingsaanvraag met de uit verordening nr. 1151/2012 voortvloeiende eisen en, ten tweede, de goedkeuring van die aanvraag. Het Hof heeft in punt 31 van dat arrest voorts overwogen dat het aan de nationale rechterlijke instanties staat om kennis te nemen van eventuele onregelmatigheden in een nationale handeling betreffende een aanvraag voor een minimale wijziging van het productdossier. |
58 |
In casu ging het echter niet om minimale wijzigingen van het productdossier, waarvan de uitwerking en de eventuele wijzigingen behoren tot de eerste stap in de procedure voor de registratie van een naam, maar om de goedkeuring dan wel de weigering, door de Commissie alleen, van de registratie van de betreffende namen, hetgeen tot de tweede stap in de procedure behoort. |
59 |
Uit punt 25 van het arrest van 29 januari 2020, GAEC Jeanningros (C‑785/18, EU:C:2020:46), volgt dat de „beperkte of in het geheel geen beoordelingsmarge” van de instellingen van de Unie behoort tot de eerste van deze twee stappen, te weten de stap waarin het dossier van de registratieaanvraag wordt samengesteld, waarna de nationale autoriteiten dat dossier eventueel doorsturen aan de Commissie. |
60 |
Anders dan verzoekers stellen, kan uit het arrest van 29 januari 2020, GAEC Jeanningros (C‑785/18, EU:C:2020:46), dus niet worden afgeleid dat de Commissie in het kader van de tweede stap slechts een „beperkte of in het geheel geen beoordelingsmarge” heeft ter zake van haar besluit om een naam als BOB of BGA te registreren, rekening houdend met de in artikel 7, lid 1, onder a), juncto artikel 13, lid 1, onder b), van verordening nr. 1151/2012 gestelde voorwaarden voor registratie. |
61 |
De argumenten dat de Commissie haar bevoegdheden heeft overschreden, moeten derhalve ongegrond worden verklaard. |
Gezag van gewijsde
62 |
Verzoekers zijn van mening dat de Commissie in het bestreden besluit niet in twijfel kon trekken hetgeen in punt 5 van de arresten van de Conseil d’État van 19 december 2019 en 13 februari 2020 definitief is geoordeeld, namelijk dat er voor gemiddeld geïnformeerde, omzichtige en oplettende consumenten geen gevaar bestaat dat de BGA’s waarvoor registratie is aangevraagd, doen denken aan de geregistreerde BOB’s. |
63 |
In dit verband moet de Commissie, zoals in punt 51 hierboven in herinnering is gebracht, zelfstandig beoordelen of is voldaan aan de in verordening nr. 1151/2012 neergelegde criteria voor registratie van een BGA, teneinde ervoor te zorgen dat deze verordening correct wordt uitgevoerd (zie in die zin arrest van 23 april 2018, CRM/Commissie, T‑43/15, niet gepubliceerd, EU:T:2018:208, punt 67). |
64 |
Bijgevolg kan een beslissing van een nationale rechter die in kracht van gewijsde is gegaan, niet worden ingeroepen om deze beoordeling opnieuw ter discussie te stellen. |
65 |
Het argument van verzoekers dat is ontleend aan schending van het gezag van gewijsde van de arresten van de Conseil d’État van 19 december 2019 en 13 februari 2020, moet derhalve ongegrond worden verklaard. |
66 |
Bijgevolg moet het eerste middel ongegrond worden verklaard. [omissis] |
HET GERECHT (Tweede kamer – uitgebreid), rechtdoende, verklaart: |
|
|
Marcoulli Frimodt Nielsen Schwarcz Tomljenović Norkus Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 12 juli 2023. ondertekeningen |
( *1 ) Procestaal: Frans.
( 1 ) De lijst met de overige verzoekende partijen is enkel bij de aan partijen betekende versie gevoegd.
( 2 ) Enkel de punten van dit arrest waarvan het Gerecht publicatie nuttig acht, worden weergegeven.