20.2.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 63/28


Hogere voorziening ingesteld op 27 december 2022 door de Helleense Republiek tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 19 oktober 2022 in zaak T-850/19, Griekenland/Europese Commissie

(Zaak C-797/22 P)

(2023/C 63/35)

Procestaal: Grieks

Partijen

Rekwirante: Helleense Republiek (vertegenwoordigers: E. Leftheriotou, A.-E. Vasilopoulou)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

Rekwirante vordert toewijzing van de hogere voorziening en vernietiging van het bestreden arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 19 oktober 2022 in zaak T-850/19 (1), waarbij het door de Helleense Republiek op 12 december 2019 ingestelde beroep tot nietigverklaring van uitvoeringsbesluit C(2019) 7094 final van de Commissie van 7 oktober 2019 betreffende de maatregelen SA.39119 (2016/C) (ex 2015/NN) (ex 2014/CP) die de Helleense Republiek heeft toegekend in de vorm van rentesubsidies en garanties met betrekking tot de branden van 2007, die alleen betrekking hebben op de landbouwsector (PB 2020, L 76, blz. 4), zodat voornoemd beroep wordt bevestigd en het besluit van de Commissie nietig wordt verklaard.

Middelen en voornaamste argumenten

Tot staving van haar hogere voorziening voert rekwirante twee middelen aan.

Het eerste middel van de hogere voorziening betreffende de onjuiste uitlegging en toepassing van artikel 107, lid 1, VWEU en de ontoereikende en niet afdoende motivering van het bestreden arrest, bestaat uit twee onderdelen.

In het eerste onderdeel van het eerste middel van de hogere voorziening wordt betoogd dat het Gerecht, door artikel 107, lid 1, VWEU onjuist uit te leggen en toe te passen, heeft geoordeeld dat de landbouwbedrijven in de door de branden getroffen gebieden die door de Griekse Staat gegarandeerde leningen hadden ontvangen (en alleen deze bedrijven) een economisch voordeel hadden verkregen. Bovendien heeft het Gerecht dit oordeel onvoldoende gemotiveerd.

In het tweede onderdeel van het eerste middel van de hogere voorziening wordt aangevoerd dat het Gerecht artikel 107, lid 1, VWEU onjuist heeft uitgelegd en toegepast door te oordelen dat de litigieuze maatregelen selectief waren.

Het tweede middel van de hogere voorziening betreft een onjuiste uitlegging en toepassing van het begrip buitengewone omstandigheden op grond waarvan de steun niet kan worden teruggevorderd, overeenkomstig de algemene beginselen van evenredigheid en behoorlijk bestuur, alsmede een ontoereikende en tegenstrijdige motivering.


(1)  ECLI:ECLI:EU:T:2022:638