30.5.2023   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 189/4


Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Raad van State (Nederland) op 16 november 2022 — WU tegen Directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR)

(Zaak C-703/22)

(2023/C 189/05)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Raad van State

Partijen in het hoofdgeding

Verzoeker: WU

Verweerster: Directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR)

Prejudiciële vragen

1)

Moet punt 6.4 van bijlage III bij Richtlijn 2006/126/EG (1) van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 betreffende het rijbewijs (“de Richtlijn”), meer in het bijzonder de norm van een horizontaal gezichtsveld met beide ogen van minstens 160o, gelezen in het licht van het evenredigheidsbeginsel, aldus worden uitgelegd dat ook een persoon die in medisch opzicht niet voldoet aan deze norm, maar volgens verschillende medisch deskundigen wél feitelijk geschikt is om een vrachtwagen te rijden, aan de norm kan voldoen?

2)

Als deze vraag ontkennend dient te worden beantwoord, bestaat dan binnen het kader van de Rijbewijsrichtlijn ruimte voor een evenredigheidsbeoordeling in het individuele geval, ook al kent de norm in punt 6.4 van bijlage III bij de Richtlijn geen uitzonderingsmogelijkheid voor dergelijke gevallen?

3)

Zo ja, welke omstandigheden kunnen een rol spelen bij de beoordeling of in een concreet geval kan worden afgeweken van de norm voor het gezichtsveld, neergelegd in punt 6.4 van bijlage III bij de Richtlijn?


(1)  PB 2006, L 403, blz. 18 (hierna ook: “de Rijbewijsrichtlijn”).