5.12.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 463/18


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Minden (Duitsland) op 15 september 2022 — J. O. / Kreis Gütersloh

(Zaak C-596/22)

(2022/C 463/25)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Verwaltungsgericht Minden

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: J. O.

Verwerende partij: Kreis Gütersloh

In tegenwoordigheid van: W. D.

Prejudiciële vragen

1)

Moeten artikel 2, lid 1, gelezen in samenhang met artikel 4, lid 1, van richtlijn 2011/92 (1) alsmede punt 17, onder a), en punt 24 van bijlage I bij deze richtlijn dan wel artikel 2, lid 1, gelezen in samenhang met artikel 4, leden 2 en 3, van richtlijn 2011/92 en punt 1, onder e), van bijlage II alsmede punt 1, onder b), en punt 3, onder g), van bijlage III bij deze richtlijn aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling die inhoudt dat, wanneer een installatie voor intensieve pluimveehouderij met mesthoenders wordt toegevoegd aan een dergelijke installatie die reeds is goedgekeurd, deze installaties uitsluitend als cumulatief project moeten worden onderworpen aan een milieueffectbeoordeling of een onderzoek per geval als bedoeld in artikel 4, lid 2, onder a), van richtlijn 2011/92, wanneer zij door gemeenschappelijke bedrijfsinrichtingen of bouwwerken met elkaar zijn verbonden?

2)

Moeten artikel 2, lid 1, gelezen in samenhang met artikel 4, lid 1, van richtlijn 2011/92 alsmede punt 17, onder a), en punt 24 van bijlage I bij deze richtlijn aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling die inhoudt dat, wanneer

a)

een installatie voor intensieve pluimveehouderij met mesthoenders aan een dergelijke reeds goedgekeurde installatie wordt toegevoegd,

b)

de toegevoegde installatie (29 990 plaatsen) en de reeds goedgekeurde installatie (84 000 plaatsen) samen beschouwd de drempelwaarde van 85 000 plaatsen voor mesthoenders als bedoeld in punt 17, onder a), van bijlage I bij richtlijn 2011/92 overschrijden,

c)

de toegevoegde installatie noch de nationale drempelwaarde voor een locatiegebonden vooronderzoek volgens nationaal recht (30 000 plaatsen) noch de nationale drempelwaarde voor een algemeen vooronderzoek volgens nationaal recht (40 000 plaatsen) bereikt, en

d)

voor de reeds goedgekeurde installatie weliswaar geen milieueffectbeoordeling, maar een onderzoek per geval in de zin van artikel 4, lid 2, onder a), van richtlijn 2011/92 (in de vorm van een algemeen vooronderzoek volgens nationaal recht) heeft plaatsgevonden met als resultaat dat voor de reeds goedgekeurde installatie geen milieueffectbeoordeling moest worden uitgevoerd,

de toegevoegde installatie uitsluitend aan een milieueffectbeoordeling moet worden onderworpen, wanneer uit een onderzoek per geval in de zin van artikel 4, lid 2, onder a), van richtlijn 2011/92 (in de vorm van een algemeen vooronderzoek volgens nationaal recht) blijkt dat door de uitbreiding met de toegevoegde installatie er zich aanzienlijke nadelige gevolgen of andere aanzienlijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen voordoen?

3)

Moeten artikel 2, lid 1, gelezen in samenhang met artikel 4, leden 2 en 3, van richtlijn 2011/92 en punt 1, onder e), van bijlage II bij deze richtlijn aldus worden uitgelegd dat zij zich verzetten tegen een nationale regeling die de verplichting om, in de zin van artikel 4, lid 2, onder a), van richtlijn 2011/92 (in de vorm van een locatiegebonden vooronderzoek volgens nationaal recht), per geval te onderzoeken of een project betreffende de bouw en de exploitatie van een installatie voor intensieve pluimveehouderij van mesthoenders aan een milieueffectbeoordeling moet worden onderworpen, uitsluitend laat afhangen van de omstandigheid of deze installatie 30 000 of meer plaatsen omvat?


(1)  Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (PB 2012, L 26, blz. 1), zoals gewijzigd bij richtlijn 2014/52/EU van het Europees Parlement en de Raad van 16 april 2014 (PB 2014, L 124, blz. 1).