21.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 441/16


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Verwaltungsgericht Köln (Duitsland) op 2 september 2022 — Die Länderbahn GmbH DLB e.a. / Bundesrepublik Deutschland

(Zaak C-582/22)

(2022/C 441/23)

Procestaal: Duits

Verwijzende rechter

Verwaltungsgericht Köln

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Die Länderbahn GmbH DLB, Prignitzer Eisenbahn GmbH, Ostdeutsche Eisenbahn, Ostseeland Verkehrs GmbH

Verwerende partij: Bundesrepublik Deutschland (Bondsrepubliek Duitsland)

Andere partij: DB Netz AG

Prejudiciële vragen

1.

Moet artikel 56, leden 1, 6 en 9, van richtlijn 2012/34/EU (1) aldus worden uitgelegd dat een heffingsregeling nog steeds het voorwerp van een klacht kan zijn wanneer het tijdvak waarin de te toetsen heffing van toepassing was, reeds is afgelopen (klacht tegen een zogenaamd oud gebruiksrecht)?

2.

Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: moet artikel 56, leden 1, 6 en 9, van richtlijn 2012/34/EU aldus worden uitgelegd dat de toezichthoudende instantie bij een controle achteraf van oude gebruiksrechten, deze met terugwerkende kracht nietig kan verklaren?

3.

Indien de eerste en de tweede vraag bevestigend worden beantwoord: staat de uitlegging van artikel 56, leden 1, 6 en 9, van richtlijn 2012/34/EU een nationale regeling toe die de mogelijkheid van een controle achteraf van oude rechten met terugwerkende kracht uitsluit?

4.

Indien de eerste en de tweede vraag bevestigend worden beantwoord: moet artikel 56, lid 9, van richtlijn 2012/34/EU aldus worden uitgelegd dat de aldaar vastgestelde herstelmaatregelen van de bevoegde toezichthoudende instantie wat de rechtsgevolgen betreft in beginsel ook de mogelijkheid omvatten om terugbetaling te gelasten van gebruiksrechten die onrechtmatig door de infrastructuurbeheerder zijn geheven, ook al kunnen vorderingen tot terugbetaling tussen spoorwegondernemingen en infrastructuurbeheerders civielrechtelijk worden afgedaan?

5.

Indien de eerste of de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord: blijkt een recht van beroep tegen oude gebruiksrechten in ieder geval uit artikel 47, eerste alinea, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en artikel 19, lid 1, tweede alinea, van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU), wanneer terugbetaling van onrechtmatige oude gebruiksrechten op grond van de bepalingen van het nationale civiele recht volgens de rechtspraak van het Hof in [zaak C-489/15 (2) (arrest van 9 november 2017)] uitgesloten is zonder een beslissing van de toezichthoudende instantie op een klacht?


(1)  Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 21 november 2012 tot instelling van één Europese spoorwegruimte (herschikking) (PB 2012, L 343, blz. 32).

(2)  EU:C:2017:834, CTL Logistics.