17.10.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 398/20


Hogere voorziening ingesteld op 1 september 2022 door thyssenkrupp AG tegen het arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 22 juni 2022 in zaak T-584/19, thyssenkrupp/Commissie

(Zaak C-581/22 P)

(2022/C 398/23)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: thyssenkrupp AG (vertegenwoordigers: M. Klusmann, J. Ziebarth, O. Schley, Rechtsanwälte)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

het bestreden arrest vernietigen;

besluit C(2019) 4228 final (1) van de Commissie van 11 juni 2019 in zaak M.8713 — Tata Steel/thyssenkrupp/JV nietig verklaren;

subsidiair de zaak terugverwijzen naar het Gerecht voor afdoening overeenkomstig het arrest van het Hof, en

de Commissie verwijzen in de kosten van de procedure bij het Gerecht en van de procedure bij het Hof.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante stelt dat het Gerecht haar beroep tot nietigverklaring niet afdoende juridisch heeft beoordeeld door zich te beperken tot een “lichte controle” van de aangevoerde middelen. Voorts heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door niet de juiste materiële normen toe te passen voor het bepalen van de relevante markten in concentratiezaken en voor het vaststellen van een significante belemmering van de daadwerkelijke mededinging (hierna: “SBDM”) ter onderbouwing van een besluit waarbij een concentratie wordt verboden, door niet de toepasselijke bewijsstandaarden toe te passen, door ten onrechte de bewijslast om te keren, en door het beschikbare bewijs onjuist op te vatten of niet in aanmerking te nemen, alsmede door zich niet over alle middelen uit te spreken, of, subsidiair, door zijn volledige afwijzing van het oorspronkelijke beroep tot nietigverklaring onvoldoende te motiveren.

Rekwirante betoogt in essentie dat het Gerecht zich bij de beslechting van de onderhavige zaak had moeten houden aan zijn eerdere oordeel in het arrest van 28 mei 2020, CK Telecoms UK Investments/Commissie (T-399/16, EU:T:2020:217), waarin het Gerecht een aanzienlijk strengere maatstaf voor rechterlijk toezicht in concentratiezaken had geformuleerd dan in casu is toegepast:

1.

Met haar eerste middel, dat uit twee onderdelen bestaat, voert rekwirante aan dat het Gerecht geen afdoende eigen inhoudelijke toetsing van de in het beroep tot nietigverklaring aangevoerde middelen heeft verricht, door zich te beperken tot een controle of de Commissie bepaalde punten wel had afgehandeld en door niet zelf te beoordelen of het gebruikte bewijs betrouwbaar was en correct was uitgelegd en of de conclusies van de Commissie juist waren en voldoende met bewijs waren onderbouwd, ook volgens de eigen beoordeling van het Gerecht. Volgens rekwirante heeft het Gerecht, in strijd met de eerdere arresten van 10 juli 2008, Bertelsmann en Sony Corporation of America/Impala (C-413/06 P, EU:C:2008:392) en 28 mei 2020, CK Telecoms UK Investments/Commissie (T-399/16, EU:T:2020:217), niet het juiste inhoudelijke criterium toegepast om te bepalen of het voldoende waarschijnlijk was dat er na de concentratie sprake zou zijn van een SBDM op de door de Commissie onderzochte productmarkten.

2.

Met haar tweede middel, dat uit vier onderdelen bestaat, voert rekwirante aan dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en het bewijs verkeerd heeft opgevat door ten onrechte te beperkte definities te hanteren van bepaalde relevante productmarkten voor platte staalproducten (in het bijzonder voor auto HDG en gelamineerd verpakkingsstaal), ten aanzien waarvan de Commissie had vastgesteld dat de aangemelde concentratie waarschijnlijk zou leiden tot een SBDM.

3.

Met haar derde middel, dat uit zes onderdelen bestaat, voert rekwirante aan dat de door het Gerecht onderschreven beoordelingen van de mededinging op de verondersteld relevante markten voor auto HDG en verpakkingsstaal gebreken vertonen, omdat het Gerecht ten onrechte tegelijkertijd twee niet met elkaar verenigbare schadetheorieën heeft toegepast (exclusieve machtpositie en niet-gecoördineerde effecten op oligopolistische markten) door geen passende criteria te stellen voor de aanname dat Tata Steel een “belangrijke concurrentiefactor” vormde en voor de veronderstelde “intensiteit van de mededinging”, door onjuiste HHI-berekeningen niet relevant te achten voor de besluitvorming van de Commissie, en door zich niet over alle in dit verband in het beroep tot nietigverklaring aangevoerde middelen uit te spreken.

4.

Met haar vierde middel voert rekwirante aan dat het Gerecht het bewijs verkeerd heeft opgevat en haar rechten van verdediging heeft geschonden door een verkeerde uitlegging te geven aan het middel met betrekking tot een nieuwe schadetheorie die de Commissie heeft voorgesteld in punt 1095 van het litigieuze besluit zonder rekwirante eerst de kans te geven zich hierover uit te spreken en tegelijkertijd een verkeerd inhoudelijk criterium te hanteren met betrekking tot het hypothetische marktgedrag van ArcelorMittal als grote concurrent, dat het Gerecht als doorslaggevende factor in aanmerking heeft genomen bij zijn afwijzing van het oorspronkelijke middel.

5.

Met haar vijfde middel voert rekwirante aan dat het Gerecht zich niet heeft uitgesproken over het zevende middel van het beroep tot nietigverklaring, omdat het het onderliggende argument verkeerd heeft begrepen volgens hetwelk de Commissie het bewijs onjuist had opgevat door statistische argumenten te baseren op willekeurige en onvolledige antwoorden van derden op informatieverzoeken zonder te waarborgen dat geen sprake was van een vertekenende selectie.


(1)  Samenvatting van het besluit van de Commissie van 11 juni 2019 waarbij een concentratie onverenigbaar wordt verklaard met de interne markt en de werking van de EER-Overeenkomst (Zaak M.8713 — Tata Steel/ThyssenKrupp/JV) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 4228), PB 2021, C 24, blz. 23.