14.11.2022   

NL

Publicatieblad van de Europese Unie

C 432/10


Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Fővárosi Törvényszék (Hongarije) op 11 augustus 2022 — SB / Agrárminiszter

(Zaak C-538/22)

(2022/C 432/12)

Procestaal: Hongaars

Verwijzende rechter

Fővárosi Törvényszék

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: SB

Verwerende partij: Agrárminiszter

Prejudiciële vragen

1)

Is de praktijk van een lidstaat waarbij, overeenkomstig het door de lidstaat vastgestelde subsidiabiliteitscriterium, wanneer het voor het aantal aangegeven dieren bereikte afkalfpercentage lager is dan het voor de aangegeven dieren vereiste en vastgestelde percentage, de aanvraag voor de betaling van aan de productie gekoppelde steun voor zoogkoeien in haar geheel moet worden afgewezen, zelfs indien het vereiste afkalfpercentage wordt bereikt in een kleinere groep van de aangegeven dieren, aangezien een lager afkalfpercentage dan het door de nationale wettelijke regeling vereiste percentage betekent dat geen van de aangegeven dieren subsidiabel is, in overeenstemming met artikel 30, lid 3, van gedelegeerde verordening (EU) nr. 640/2014 van de Commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de voorwaarden voor weigering of intrekking van betalingen en voor administratieve sancties in het kader van rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsbijstand en de randvoorwaarden (1) (hierna: “gedelegeerde verordening nr. 640/2014”), gelet op de overwegingen 28 en 31 en artikel 2, lid 1, punten 16 en 18, en artikel 31, leden 1 tot en met 3, ervan?

2)

Indien de voorgaande prejudiciële vraag ontkennend wordt beantwoord, moet dan in casu het aantal subsidiabele dieren in de zin van artikel 2, lid 1, punt 18, en artikel 30, lid 3, van voormelde verordening, gelet op de in de overwegingen 28 en 31 van die verordening vermelde vereisten van differentiëring en evenredigheid en op de in de eerste prejudiciële vraag genoemde artikelen van Unierecht, wanneer het bereikte afkalfpercentage lager is dan het door de nationale regeling vereiste percentage, worden vastgesteld:

a)

door uitsluitend de dieren die hebben gekalfd als subsidiabel te beschouwen, dan wel

b)

door de dieren die onder de aangegeven dieren de groep vormen waarbinnen het in de nationale regeling vastgestelde afkalfpercentage wordt bereikt, als subsidiabel te beschouwen?

3)

Moet artikel 31, lid 3, van gedelegeerde verordening nr. 640/2014, gelet op artikel 30, lid 3, en artikel 31, leden 1 en 2, van deze verordening en het in overweging 31 van deze verordening vermelde evenredigheidsvereiste, aldus worden uitgelegd dat voor de vaststelling van de grondslag van de sanctie de verhouding tussen de dieren waarvoor niet aan de eisen is voldaan en de dieren waarvoor aan de eisen is voldaan moet worden bepaald, dan wel de verhouding tussen de aangegeven dieren en de dieren waarvoor aan de eisen is voldaan, en dat het aldus verkregen quotiënt bovendien nog met 100 moet worden vermenigvuldigd in een procentuele berekening?

(1)  PB 2014, L 181, blz. 48.