11.4.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 158/6 |
Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Bundesverwaltungsgericht (Oostenrijk) op 26 januari 2022 — BF / Versicherungsanstalt öffentlich Bediensteter, Eisenbahnen und Bergbau
(Zaak C-52/22)
(2022/C 158/08)
Procestaal: Duits
Verwijzende rechter
Bundesverwaltungsgericht
Partijen in het hoofdgeding
Verzoekende partij: BF
Verwerende instantie: Versicherungsanstalt öffentlich Bediensteter, Eisenbahnen und Bergbau
Prejudiciële vraag
Moeten artikel 2, lid 1 en lid 2, onder a), en artikel 6, lid 1, van richtlijn 2000/78/EG (1) alsook het rechtszekerheidsbeginsel, het beginsel van eerbiediging van verworven rechten en het beginsel van de doeltreffendheid van het Unierecht aldus worden uitgelegd dat zij in de weg staan aan een nationale regeling — als die welke in het hoofdgeding aan de orde is — volgens welke het ouderdomspensioen van de groep ambtenaren die uiterlijk met ingang van 1 december 2021 recht op een ouderdomspensioen [een totaal pensioen overeenkomstig het Pensionsgesetz (pensioenwet) 1965] had, pas voor het eerst moet worden aangepast met ingang van 1 januari van het tweede kalenderjaar volgend op het ontstaan van het recht op het ouderdomspensioen, terwijl het ouderdomspensioen van de groep ambtenaren die pas met ingang van 1 januari 2022 recht op een ouderdomspensioen (een totaal pensioen overeenkomstig het Pensionsgesetz 1965) had of zal hebben, reeds voor het eerst moet worden aangepast met ingang van 1 januari van het kalenderjaar volgend op het ontstaan van het recht op het ouderdomspensioen?
(1) Richtlijn 2000/78/EG van de Raad van 27 november 2000 tot instelling van een algemeen kader voor gelijke behandeling in arbeid en beroep (PB 2000, L 303, blz. 16).