14.3.2022 |
NL |
Publicatieblad van de Europese Unie |
C 119/30 |
Hogere voorziening ingesteld op 20 januari 2022 door Liam Jenkinson tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer — uitgebreid) van 10 november 2021 in zaak T-602/15 RENV, Jenkinson/Raad e.a.
(Zaak C-46/22 P)
(2022/C 119/39)
Procestaal: Frans
Partijen
Rekwirant: Liam Jenkinson (vertegenwoordiger: N. de Montigny, advocaat)
Andere partijen in de procedure: Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Europese Dienst voor extern optreden, Eulex Kosovo
Conclusies
— |
de hogere voorziening toewijzen en het bestreden arrest vernietigen; |
— |
de zaak zelf afdoen en de door rekwirant in eerste aanleg ingestelde vorderingen toewijzen; |
— |
subsidiair, de zaak voor afdoening terugverwijzen naar het Gerecht; |
— |
verwerende partijen in hogere voorziening verwijzen in alle kosten die zijn gemaakt in het kader van de procedure in hogere voorziening en in elk van de voorafgaande procedures (T-602/15; C-43/17 P; T-602/15 RENV). |
Middelen en voornaamste argumenten
In het eerste middel van de hogere voorziening voert rekwirant aan dat de ingestelde vorderingen en aangevoerde middelen onjuist zijn opgevat aangezien het Gerecht alle op een exceptie van onwettigheid gebaseerde vorderingen heeft uitgesloten van zijn toetsing.
Met het tweede middel betoogt rekwirant dat de door hem uiteengezette feitelijke en juridische overwegingen — en bijgevolg het voorwerp van het beroep — zijn gereduceerd aangezien het Gerecht uitsluitend rekwirants laatste betrekking bij de missie Eulex Kosovo heeft onderzocht.
Het derde middel van de hogere voorziening is tegen het bestreden arrest gericht voor zover daarin de eerste, primair ingestelde vordering wordt afgewezen.
Met het vierde middel stelt rekwirant dat het beginsel van gelijke behandeling van de personeelsleden van de Unie onjuist is toegepast en dat artikel 336 VWEU is geschonden, omdat het Gerecht de bedoeling van de Europese wetgever om alle werknemers een minimale sociale bescherming te bieden heeft tenietgedaan. Rekwirant is van mening dat het Gerecht tevens het begrip “rechtsstaat” onjuist heeft opgevat doordat het heeft uitgesloten dat er sprake is van enige niet-contractuele aansprakelijkheid van verwerende partijen.
Met het vijfde middel komt rekwirant op tegen de afwijzing wegens niet-ontvankelijkheid van de derde, subsidiair ingestelde vordering in eerste aanleg. Volgens hem had het Gerecht hoe dan ook ambtshalve bepaalde middelen van openbare orde aan de orde moeten stellen en het dossier ten gronde moeten onderzoeken.