ARREST VAN HET HOF (Zevende kamer)

22 februari 2024 ( *1 )

„Niet-nakoming – Artikel 110 VWEU – Jaarlijkse motorrijtuigenbelasting – Hogere belasting op geïmporteerde tweedehands voertuigen dan op soortgelijke voertuigen die zich reeds op de nationale markt bevinden”

In zaak C‑694/22,

betreffende een beroep wegens niet-nakoming krachtens artikel 258 VWEU, ingesteld op 10 november 2022,

Europese Commissie, vertegenwoordigd door M. Björkland, K. Mifsud-Bonnici en R. Valletta Mallia als gemachtigden,

verzoekster,

tegen

Republiek Malta, vertegenwoordigd door A. Buhagiar als gemachtigde,

verweerster,

wijst

HET HOF (Zevende kamer),

samengesteld als volgt: F. Biltgen, kamerpresident, J. Passer en M. L. Arastey Sahún (rapporteur), rechters,

advocaat-generaal: A. M. Collins,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1

De Europese Commissie verzoekt het Hof vast te stellen dat de Republiek Malta, door op motorvoertuigen die vóór 1 januari 2009 in andere lidstaten zijn geregistreerd en na die datum naar Malta zijn overgebracht, een hogere jaarlijkse motorrijtuigenbelasting te heffen dan op vóór die datum in Malta geregistreerde soortgelijke motorvoertuigen, de krachtens artikel 110 VWEU op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

Toepasselijke bepalingen

2

Artikel 2, lid 1, van de Motor Vehicles Registration and Licensing Act (wet inzake de kentekenregistratie en de goedkeuring van motorvoertuigen), zoals gewijzigd bij wet XV van 2016, die is opgenomen in hoofdstuk 368 van de wetten van Malta (hierna: „wet op de kentekenregistratie”), bepaalt:

„In deze wet wordt, behoudens andersluidende bepaling, verstaan onder:

[…]

‚motorrijtuigenbelasting’: de belasting die bij de kentekenregistratie van een motorvoertuig en vervolgens jaarlijks wordt betaald;

[…]

‚registratiebelasting’: de overeenkomstig artikel 3 toegepaste en geïnde registratiebelasting;

[…]”

3

In artikel 3, lid 1, van de wet op de kentekenregistratie is bepaald:

„Door de [autoriteit voor vervoer in Malta] worden namens de regering een registratiebelasting en een motorrijtuigenbelasting met een in deze wet nader te bepalen percentage of bedrag toegepast en geïnd bij de kentekenregistratie en de goedkeuring van:

(a)

elk in Malta ingevoerd of naar Malta overgebracht motorvoertuig, en

(b)

elk in Malta vervaardigd motorvoertuig,

behoudens indien uit hoofde van deze wet voor het voertuig een vrijstelling geldt of indien het reeds in een ander land is geregistreerd en goedgekeurd en het tijdelijk in Malta is ingevoerd of er tijdelijk naar is overgebracht overeenkomstig het bepaalde in artikel 18: […].”

4

Artikel 8 van deze wet luidt als volgt:

„(1)   De registratiebelasting op voertuigen van de categorieën M1, M2 en M3 is verschuldigd over de waarde bij de kentekenregistratie van een motorvoertuig dat permanent of tijdelijk is ingedeeld in de tweede bijlage, tegen het voor de betrokken categorie genoemde percentage of bedrag en volgens de in elke bijlage bepaalde criteria:

op voorwaarde dat deze voor andere dan de onder artikel 6, lid 2, vallende tweedehands voertuigen van categorie M1 die zijn ingedeeld in de tweede lijst, niet hoger is dan de afgeschreven fiscale restwaarde van een identiek of soortgelijk motorvoertuig op de Maltese markt.

(2)   De registratiebelasting op voertuigen van de categorieën N1, N2 en N3 is gelijk aan de in de eerste bijlage genoemde percentages of bedragen.

(3)   Met betrekking tot naar Malta overgebrachte voertuigen die in een andere lidstaat zijn gehuurd of geleased en waarover krachtens artikel 3, lid 2, registratiebelasting moet worden betaald, is deze belasting verschuldigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 3, lid 3.

(4)   Motorvoertuigen van categorie M1 waarvan de CO2-emissieniveaus 221 g/km of hoger zijn (en waarvan het emissieniveau gelijk is aan de meest recente Europese norm, de meest recente Europese norm min 1 of de meest recente Europese norm min 2) en motorfietsen met een cilinderinhoud van 801 cc of meer die voor het eerst bij de [autoriteit voor vervoer in Malta] moeten worden geregistreerd krachtens deze wet, mogen worden geregistreerd voor gebruik op de weg in Malta, waarbij deze uitsluitend op zaterdagen, zondagen, nationale feestdagen en andere feestdagen worden gebruikt.

De registratiebelasting op bovengenoemde […] motorvoertuigen en motorfietsen wordt toegepast tegen het in de tweede bijlage bij deze wet vastgestelde percentage.

(5)   Een motorrijtuigenbelasting is verschuldigd bij de kentekenregistratie van motorvoertuigen van categorie M1 en van motorfietsen die zijn geregistreerd overeenkomstig de leden 3 en 4, tegen het in de vierde bijlage genoemde volle percentage, en vervolgens elk jaar.

[…]”

5

De vierde bijlage bij de wet op de kentekenregistratie maakt onderscheid tussen enerzijds vóór 1 januari 2009 in Malta geregistreerde voertuigen, waarvoor een motorrijtuigenbelasting moet worden betaald die wordt berekend op basis van de cilinderinhoud van de motor van het voertuig, van het soort brandstof (diesel of benzine) en van het bouwjaar van het voertuig, en anderzijds na 1 januari 2009 in Malta geregistreerde voertuigen, waarvoor een motorrijtuigenbelasting moet worden betaald die wordt berekend op basis van CO2-emissies (voor benzinemotoren), CO2-emissies en fijnstof (voor dieselmotoren) en het bouwjaar (voor beide).

Precontentieuze procedure en procedure bij het Hof

6

Op 7 juni 2019 heeft de Commissie de Republiek Malta een aanmaningsbrief gezonden, aangezien zij van mening was dat de vierde bijlage bij de wet op de kentekenregistratie in strijd was met artikel 110 VWEU, omdat daarbij op vóór 1 januari 2009 in andere lidstaten dan de Republiek Malta geregistreerde voertuigen die na die datum naar Malta zijn overgebracht, een hogere jaarlijkse motorrijtuigenbelasting (hierna: „jmb”) wordt geheven dan die welke geldt voor soortgelijke voertuigen die vóór die datum in Malta zijn geregistreerd.

7

De Republiek Malta heeft geantwoord bij brief van 26 augustus 2019, waarin zij ten eerste heeft uiteengezet dat het stelsel van de registratiebelasting op voertuigen en het jmb-stelsel elkaar aanvullen, zodat niet kan worden onderzocht of laatstgenoemd stelsel afzonderlijk verenigbaar is met artikel 110 VWEU. Ten tweede heeft zij verklaard dat het bij de vierde bijlage bij de wet op de kentekenregistratie ingevoerde stelsel, wat de jmb betreft die van toepassing is op na 1 januari 2009 in Malta geregistreerde voertuigen (hierna: „nieuw stelsel”), is gebaseerd op het beginsel „de vervuiler betaalt” en nieuwe, kleinere en schonere voertuigen begunstigt. Ten derde stelt zij dat toepassing van het nieuwe stelsel op vóór 1 januari 2009 in Malta geregistreerde voertuigen personen die hun voertuig vóór die datum hebben gekocht, zou benadelen. Ten vierde heeft zij erop gewezen dat onderzoek gaande was naar een wijziging van de wet op de kentekenregistratie waarmee de discriminatie, waar deze wet volgens de Commissie toe leidt ten aanzien van na 1 januari 2009 in Malta ingevoerde voertuigen, zou kunnen worden verholpen.

8

Op 9 juni 2021 heeft de Commissie een met redenen omkleed advies uitgebracht waarin zij heeft herhaald dat het bij de vierde bijlage bij de wet op de kentekenregistratie ingevoerde jmb-stelsel haars inziens artikel 110 VWEU schendt. Zij heeft opgemerkt dat de door de Republiek Malta in haar brief van 26 augustus 2019 genoemde wijzigingen nog steeds niet waren vastgesteld, dat zij daar bij haar beoordeling geen rekening mee had gehouden maar uit het feit dat deze wijzigingen waren voorgesteld, had afgeleid dat de Republiek Malta het bestaan van de betrokken discriminatie erkende. Zij heeft de Republiek Malta dan ook uitgenodigd binnen een termijn van twee maanden aan het met redenen omklede advies te voldoen.

9

Bij brief van 5 augustus 2021 heeft de Republiek Malta op dat met redenen omklede advies geantwoord en verdere preciseringen gegeven over de voorgenomen wetgevingsmaatregelen om de vermeende inbreuk op te heffen. Bovendien heeft deze lidstaat opnieuw gewezen op de zeer nadelige gevolgen die zich voor de eigenaren van de betrokken voertuigen zouden voordoen indien het gehele vóór 1 januari 2009 in Malta geregistreerde wagenpark aan het nieuwe stelsel zou worden onderworpen. Onderwerping daaraan zou immers afbreuk doen aan het gewettigd vertrouwen van die eigenaren, die overeenkomstig het aan de vierde bijlage bij de wet op de kentekenregistratie voorafgaande stelsel (hierna: „oud stelsel”) op het tijdstip van de registratie van hun voertuig daartoe een belasting hadden betaald in de veronderstelling dat nadien geen andere belastingheffing meer zou plaatsvinden. In deze context heeft de Republiek Malta beklemtoond dat rekening moet worden gehouden met de sociale implicaties van een dergelijke verandering, die voortvloeien uit de waarschijnlijkheid dat de onder het oude stelsel vallende voertuigen toebehoren aan personen wier financiële situatie precair is.

10

Daar de Commissie de argumenten van de Republiek Malta niet overtuigend achtte, heeft zij besloten het onderhavige beroep in te stellen.

Beroep

Argumenten van partijen

11

Tot staving van haar beroep voert de Commissie één grief aan, die eraan is ontleend dat de Republiek Malta artikel 110 VWEU heeft geschonden, voor zover het bij de vierde bijlage bij de wet op de kentekenregistratie ingevoerde stelsel met betrekking tot de vaststelling van de hoogte van de jmb discrimineert ten aanzien van tweedehands voertuigen die vóór 1 januari 2009 in een andere lidstaat zijn geregistreerd en na die datum in Malta zijn ingevoerd.

12

In de eerste plaats merkt de Commissie op dat ingevolge deze regeling vóór 1 januari 2009 in Malta geregistreerde voertuigen moeten worden belast volgens het oude stelsel, op grond waarvan de jmb wordt berekend op basis van de cilinderinhoud van de motor van het voertuig, het soort brandstof (diesel of benzine) en het bouwjaar. Voertuigen die na deze datum in Malta zijn geregistreerd moeten daarentegen worden belast volgens het nieuwe stelsel, op grond waarvan de jmb wordt berekend op basis van CO2-emissies (voor benzinemotoren), CO2-emissies en fijnstof (voor dieselmotoren) en het bouwjaar (voor beide).

13

Aangezien niet wordt betwist dat de krachtens het nieuwe stelsel toepasselijke jmb hoger is dan die welke van toepassing is volgens het oude stelsel, geldt voor voertuigen die vóór 1 januari 2009 in Malta zijn geregistreerd een lagere jmb dan voor soortgelijke voertuigen die in een andere lidstaat zijn geregistreerd en die na die datum naar Malta zijn overgebracht. In deze context geeft de Commissie enkele voorbeelden die volgens haar deze stelling illustreren.

14

De Commissie brengt in herinnering dat krachtens artikel 110 VWEU elke lidstaat de belastingen op motorvoertuigen zo moet kiezen en vaststellen dat zij niet de verkoop van nationale tweedehands voertuigen begunstigen waardoor de invoer van soortgelijke tweedehands voertuigen zou worden ontmoedigd (arrest van 7 juli 2011, Nisipeanu,C‑263/10, EU:C:2011:466, punt 25 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

15

In deze context verwijst de Commissie naar de vaste rechtspraak van het Hof die met name is voortgekomen uit de arresten van 11 december 1990, Commissie/Denemarken (C‑47/88, EU:C:1990:449, punt 17), 3 juni 2010, Kalinchev (C‑2/09, EU:C:2010:312, punten 32 en 40), en 7 april 2011, Tatu (C‑402/09, EU:C:2011:219, punt 55), waaruit volgens haar naar voren komt dat de tweedehands voertuigen uit andere lidstaten, die „producten van de overige lidstaten” in de zin van artikel 110 VWEU vormen, de voertuigen zijn die in andere lidstaten dan de betrokken lidstaat te koop worden aangeboden en die, ingeval zij door een onderdaan van laatstbedoelde lidstaat worden gekocht, kunnen worden ingevoerd in die lidstaat en daar in het verkeer kunnen worden gebracht, terwijl soortgelijke voertuigen, die „nationale producten” in de zin van artikel 110 VWEU vormen, de tweedehands voertuigen zijn van hetzelfde type, met dezelfde kenmerken en slijtage, die te koop worden aangeboden in de betrokken lidstaat.

16

Volgens de Commissie houdt het bij de vierde bijlage bij de wet op de kentekenregistratie ingevoerde stelsel, waarin de hoogte van de jmb is vastgelegd, geen rekening met de datum van de eerste kentekenregistratie van voertuigen wanneer deze registratie vóór 1 januari 2009 in een andere lidstaat dan de Republiek Malta heeft plaatsgevonden, waardoor uit een andere lidstaat ingevoerde voertuigen zwaarder worden belast dan de vóór die datum in Malta geregistreerde voertuigen.

17

De Commissie leidt daaruit af dat, net als het Portugese belastingstelsel voor de jaarlijkse motorrijtuigenbelasting die wordt geheven over in Portugal geregistreerde voertuigen, welk stelsel het Hof in strijd met artikel 110 VWEU heeft geacht in de beschikking van 17 april 2018, dos Santos (C‑640/17, EU:C:2018:275), het bij de vierde bijlage bij de wet op de kentekenregistratie ingevoerde stelsel tot gevolg heeft dat wordt gestimuleerd dat nationale tweedehands motorvoertuigen gunstig worden belast en dat het overbrengen van soortgelijke tweedehands motorvoertuigen vanuit andere lidstaten wordt ontmoedigd, waardoor artikel 110 VWEU wordt geschonden.

18

In de tweede plaats betwist de Commissie de argumenten die de Republiek Malta in het kader van de precontentieuze procedure heeft aangevoerd ter rechtvaardiging dat de vierde bijlage bij de wet op de kentekenregistratie verenigbaar is met artikel 110 VWEU.

19

In dit verband voert zij ten eerste aan dat het argument van de Republiek Malta dat de registratiebelasting en de jmb elkaar aanvullen, ongegrond is, omdat de verenigbaarheid van deze laatste belasting met het Unierecht los van elke andere belasting op voertuigen moet worden beoordeeld. Bovendien bestaat er, zelfs indien deze twee belastingen dezelfde grondslag zouden hebben in de Maltese wetgeving, geen correlatie tussen de wijzen waarop zij worden berekend, aangezien de registratiebelasting slechts eenmalig wordt geheven terwijl de jmb jaarlijks worden geheven. Ten slotte, mocht de Republiek Malta het nuttig achten om vóór 1 januari 2009 in Malta geregistreerde voertuigen ter compensatie volgens het oude stelsel te belasten, dan zou zij de discriminatie die de vierde bijlage bij de wet op de kentekenregistratie instelt, makkelijk kunnen opheffen door eenvoudigweg diezelfde fiscale behandeling toe te passen op geïmporteerde tweedehands voertuigen die vóór die datum in een andere lidstaat zijn geregistreerd.

20

Ten tweede bevrijdt het feit dat in het onderhavige geval met de opneming van het beginsel „de vervuiler betaalt” in het nieuwe stelsel een milieudoestelling wordt nagestreefd, een lidstaat niet van de verplichting om elke discriminatie te vermijden. Voorts zou de milieudoelstelling, zoals het Hof reeds heeft geoordeeld in punt 60 van het arrest van 7 april 2011, Tatu (C‑402/09, EU:C:2011:219), in casu vollediger en op meer coherente wijze kunnen worden verwezenlijkt door het milieubestanddeel van de jmb te vergroten voor alle voertuigen van een bepaalde leeftijd die vóór 1 januari 2009 zijn geregistreerd, ongeacht of het om ingevoerde tweedehands voertuigen dan wel om „nationale” voertuigen gaat.

21

Ten derde kunnen de overwegingen betreffende de inbreuk op het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen en de sociale implicaties die de onderwerping van het vóór 1 januari 2009 geregistreerde nationale wagenpark aan het nieuwe stelsel zou hebben, geen schending van het in artikel 110 VWEU verankerde beginsel van non-discriminatie rechtvaardigen, aangezien de Maltese autoriteiten de door hen aangevoerde bezwaren gemakkelijk en met inachtneming van artikel 110 VWEU kunnen wegnemen door alle vóór die datum – hetzij in Malta hetzij in een andere lidstaat – geregistreerde voertuigen aan het oude stelsel te onderwerpen.

22

In de derde plaats, ten slotte, beklemtoont de Commissie dat de lopende procedure waarmee de Republiek Malta wijzigingen zou hebben aangebracht in de wet op de kentekenregistratie, niet van invloed is op het onderhavige beroep. Ten eerste is er door de Republiek Malta immers nog geen enkele wijziging formeel vastgesteld. Ten tweede volgt uit vaste rechtspraak van het Hof dat het bestaan van een geval van niet-nakoming moet worden beoordeeld op basis van de situatie waarin de lidstaat zich bevond aan het einde van de in het met redenen omklede advies gestelde termijn, in casu 9 augustus 2021.

23

De Republiek Malta merkt in de eerste plaats op dat er in Malta geen voertuigen worden geproduceerd, zodat alle voertuigen noodzakelijkerwijs in deze lidstaat worden ingevoerd. Bij het ontbreken van een lokale voertuigenmarkt, heeft zij dus nooit een voornemen kunnen hebben om wetgeving vast te stellen die ertoe zou strekken een dergelijke markt te beschermen. Bijgevolg is elke verwijzing naar „nationale producten”, die worden vergeleken met „geïmporteerde producten”, in de context van de Maltese markt absurd en louter een fictie. Bijgevolg moeten alle juridische argumenten van de Commissie worden afgewezen voor zover zij op een dergelijke fictie berusten.

24

Bovendien is het onderscheid dat in het bij de vierde bijlage bij de wet op de kentekenregistratie ingevoerde stelsel wordt gemaakt met betrekking tot de vaststelling van de hoogte van de jmb, niet gebaseerd op het feit dat het betrokken voertuig in Malta is geproduceerd dan wel vanuit een andere lidstaat is ingevoerd, hetgeen duidelijk in strijd zou zijn met artikel 110 VWEU, maar op de datum van registratie van dat voertuig.

25

In de tweede plaats beklemtoont de Republiek Malta dat geen enkel voertuig op de Maltese wegen mag worden gebruikt tenzij de eigenaar ervan bij de invoer en de registratie van dat voertuig in Malta de registratiebelasting heeft voldaan en, nadien, de jmb. Anders dan de Commissie stelt moeten de registratiebelasting en de jmb dus worden geacht tot één alomvattend fiscaal stelsel te behoren, zodat de beoordeling van een van de bestanddelen ervan, los van het andere, onvermijdelijk tot onrechtvaardige en onbillijke conclusies leidt.

26

In deze context merkt de Republiek Malta op dat het verschil in behandeling met betrekking tot de vaststelling van de hoogte van de jmb, dat de vierde bijlage bij de wet op de kentekenregistratie instelt tussen voertuigen die vóór 1 januari 2009 in Malta zijn geregistreerd – in het kader van het oude stelsel dus – en die welke na die datum zijn geregistreerd – in het kader van het nieuwe stelsel dus – rekening houdt met de omstandigheid dat de eigenaren van onder het oude stelsel geregistreerde voertuigen een veel hogere registratiebelasting hebben moeten betalen dan die welke de eigenaren van onder het nieuwe stelsel geregistreerde voertuigen moeten betalen, en dat op laatstbedoelde eigenaren, in ruil daarvoor, een jmb wordt toegepast die varieert naargelang van de CO2-emissie van hun voertuigen.

27

Het stelsel is dus zodanig opgezet dat tot een billijke totaalbelasting op voertuigen wordt gekomen en het nadeel wordt opgeheven dat anders ten aanzien van vóór 2009 in Malta geregistreerde voertuigen zou blijven bestaan wegens de verlaging van de registratiebelasting na de wetwijzigingen van 2009. Volgens de Republiek Malta behoren vóór 1 januari 2009 in Malta geregistreerde voertuigen en na die datum geregistreerde voertuigen derhalve tot twee objectief te onderscheiden categorieën, die wegens de herziening van het belastingstelsel niet vergelijkbaar zijn, zodat daartussen dan ook geen sprake kan zijn van een discriminerende behandeling.

28

Ter illustratie van dit argument verwijst de Republiek Malta naar een tabel in bijlage 1 bij haar verweerschrift, die een vergelijking bevat van de zeven meest geregistreerde voertuigmodellen in Malta, waaruit blijkt dat de heffing van een hogere jmb op na 1 januari 2009 in Malta geregistreerde voertuigen in vergelijking met de op vóór die datum geregistreerde voertuigen geheven jmb een billijke maatregel was om de totale belastingdruk op eigenaren van vóór 2009 geregistreerde voertuigen zo dicht mogelijk bij de belastingdruk op eigenaren van na 1 januari 2009 geregistreerde voertuigen te brengen.

29

De heffing van een hogere jmb op na 1 januari 2009 geregistreerde voertuigen leidt aldus geenszins tot discriminatie tussen vóór en na die datum geregistreerde voertuigen, maar draagt er integendeel toe bij de discriminatie en flagrante onrechtvaardigheid te vermijden die eigenaren van vóór 1 januari 2009 geregistreerde voertuigen zouden ondergaan indien zonder onderscheid dezelfde jmb zou worden toegepast. De heffing van een jmb van gelijkwaardige hoogte stelt eigenaren van laatstbedoelde voertuigen immers geenszins in staat de door hen betaalde hogere registratiebelasting te compenseren, met als onvermijdelijk gevolg dat de restwaarde van deze voertuigen sterk wordt verlaagd ten opzichte van de restwaarde van na die datum geregistreerde voertuigen.

30

Ten slotte voegt de Republiek Malta daaraan toe dat voertuigen die vóór 1 januari 2009 in een andere lidstaat zijn geregistreerd en na die datum in Malta zijn ingevoerd, niet kunnen worden gelijkgesteld met voertuigen die vóór die datum in Malta zijn geregistreerd, aangezien eerstbedoelde voertuigen in hun lidstaat van herkomst aan een volledig ander stelsel van registratiebelasting waren onderworpen.

31

In de derde plaats stelt de Republiek Malta nogmaals dat het nieuwe stelsel middels toepassing van het beginsel „de vervuiler betaalt” het milieu beoogt te beschermen door nieuwe, kleine en schone voertuigen te begunstigen. In het nieuwe stelsel stijgt het tarief van de jmb evenredig aan zowel de leeftijd van het voertuig als de totale CO2-emissies ervan. Dit stelsel beoogt dus daadwerkelijk de aankoop van minder vervuilende voertuigen en een frequentere upgrade van voertuigen te stimuleren daar het jmb-tarief gedurende vijf jaar vanaf de registratie van elk voertuig vastligt.

32

In de vierde plaats herhaalt de Republiek Malta dat indien het volledige vóór 1 januari 2009 in Malta geregistreerde wagenpark verplicht aan het nieuwe stelsel zou worden onderworpen, dit nadelig zou zijn voor personen die hun voertuig vóór die datum hebben gekocht, aangezien een dergelijke onderwerping zou leiden tot een aanzienlijke vermindering van de restwaarde van de betrokken voertuigen en de eigenaren ervan zou opzadelen met een hoge belastingdruk in de jmb-fase, terwijl zij reeds een hoge belastingdruk hebben gedragen in de fase van de kentekenregistratie. De overgang naar het nieuwe stelsel zou aldus afbreuk doen aan de legitieme verwachtingen van de eigenaren van voertuigen die in Malta in het kader van het oude stelsel zijn geregistreerd. Voorts zou die onderwerping geen rekening houden met de sociale implicaties die voortvloeien uit het feit dat de onder het oude stelsel vallende voertuigen in de regel toebehoren aan personen wier financiële situatie precair is.

33

In de vijfde plaats, ten slotte, wijst de Republiek Malta erop dat de wijzigingen van de wet op de kentekenregistratie die de vermeende inbreuk op artikel 110 VWEU zouden opheffen, reeds zijn goedgekeurd door het Maltese parlement en op 1 januari 2024 in werking zijn getreden, waarbij evenwel zij aangetekend dat deze wijzigingen uitsluitend in een geest van samenwerking en compromis bij de Commissie zijn ingediend en dat zij geenszins impliceren dat het bestaan van enige inbreuk of discriminatie is erkend.

Beoordeling door het Hof

34

In de eerste plaats volgt uit vaste rechtspraak van het Hof dat het bestaan van een niet-nakoming moet worden beoordeeld op basis van de situatie waarin de lidstaat zich bevond aan het einde van de in het met redenen omklede advies gestelde termijn, en dat het Hof geen rekening kan houden met sindsdien opgetreden wijzigingen [arrest van 21 september 2023, Commissie/Duitsland (Bescherming van speciale beschermingszones),C‑116/22, EU:C:2023:687, punt 29 en aldaar aangehaalde rechtspraak].

35

In casu is het feit dat het Maltese parlement na de in het met redenen omklede advies van 9 juni 2021 gestelde uiterste datum de in punt 33 van het onderhavige arrest genoemde wijzigingen van de wet op de kentekenregistratie heeft goedgekeurd, dus niet van invloed op het voorwerp van het geding noch op de gegrondheid ervan.

36

In de tweede plaats heeft het Hof reeds geoordeeld dat artikel 110 VWEU een aanvulling op de bepalingen betreffende de afschaffing van douanerechten en belastingen van gelijke werking vormt. Deze bepaling van het VWEU heeft tot doel het vrije verkeer van goederen tussen de lidstaten onder normale mededingingsvoorwaarden te verzekeren door elke vorm van bescherming uit te sluiten die het gevolg kan zijn van de toepassing van binnenlandse belastingen die discriminerend zijn ten opzichte van producten uit andere lidstaten (arrest van 3 juni 2010, Kalinchev,C‑2/09, EU:C:2010:312, punt 37 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

37

Daartoe verbiedt artikel 110, eerste alinea, VWEU elke lidstaat om op producten van de overige lidstaten hogere binnenlandse belastingen te heffen dan die welke op gelijksoortige nationale producten worden geheven.

38

Deze bepaling beoogt te waarborgen dat de binnenlandse belastingen volstrekt neutraal zijn voor de mededinging tussen producten die zich reeds op de binnenlandse markt bevinden en ingevoerde producten (arrest van 7 april 2011, Tatu,C‑402/09, EU:C:2011:219, punt 35 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

39

In dit verband heeft het Hof geoordeeld dat een belastingstelsel slechts kan worden geacht verenigbaar te zijn met artikel 110 VWEU indien vaststaat dat het zodanig is ingericht dat het in alle gevallen is uitgesloten dat ingevoerde producten zwaarder worden belast dan binnenlandse producten en dat het bijgevolg in geen geval discriminerende gevolgen heeft (arrest van 3 juni 2010, Kalinchev,C‑2/09, EU:C:2010:312, punt 38 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

40

In deze context heeft het Hof gepreciseerd dat artikel 110, eerste alinea, VWEU wordt geschonden wanneer de belasting op het ingevoerde product en die op het gelijksoortige nationale product op verschillende wijze en volgens verschillende modaliteiten worden berekend, waardoor het ingevoerde product, al is het maar in sommige gevallen, zwaarder wordt belast (arrest van 3 juni 2010, Kalinchev,C‑2/09, EU:C:2010:312, punt 39 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

41

Het in artikel 110 VWEU geformuleerde verbod geldt dus voor alle binnenlandse belastingen van een lidstaat waardoor de invoer van goederen uit andere lidstaten kan worden afgeremd ten gunste van gelijksoortige nationale producten (arrest van 19 december 2013, X,C‑437/12, EU:C:2013:857, punt 38).

42

Ten eerste volgt uit de rechtspraak van het Hof dat belastingen op motorvoertuigen, zoals met name de motorrijtuigenbelasting en de registratiebelasting, binnenlandse belastingen van de lidstaten vormen [zie in die zin arresten van 15 maart 2001, Commissie/Frankrijk (C‑265/99, EU:C:2001:169, punt 51), en 19 december 2013, X (C‑437/12, EU:C:2013:857, punt 20 en aldaar aangehaalde rechtspraak)].

43

Ten tweede staat vast dat de in een lidstaat in de handel zijnde motorvoertuigen „nationale producten” van deze lidstaat in de zin van artikel 110 VWEU zijn. Wanneer deze producten op de markt voor tweedehands voertuigen van die lidstaat te koop worden aangeboden, moeten zij worden geacht „gelijksoortige producten” te zijn als ingevoerde tweedehands voertuigen van hetzelfde type, met dezelfde kenmerken en slijtage (arrest van 7 juli 2011, Nisipeanu,C‑263/10, EU:C:2011:466, punt 24 en daar aangehaalde rechtspraak).

44

Bijgevolg verplicht artikel 110 VWEU elke lidstaat de belastingen op motorvoertuigen zo te kiezen en vast te stellen dat zij niet de verkoop van nationale tweedehands voertuigen begunstigen en de invoer van soortgelijke tweedehands voertuigen ontmoedigen (arrest van 7 april 2011, Tatu,C‑402/09, EU:C:2011:219, punt 56).

45

In deze context heeft het Hof met name geoordeeld dat een regeling van een lidstaat volgens welke de algemene motorrijtuigenbelasting over lichte personenwagens die in deze lidstaat zijn ingeschreven of geregistreerd, wordt geheven zonder dat rekening wordt gehouden met de datum van eerste registratie van een voertuig wanneer dat voertuig voor het eerst in een andere lidstaat is geregistreerd, met als gevolg dat uit een andere lidstaat ingevoerde voertuigen hoger worden belast dan soortgelijke niet-ingevoerde voertuigen, in strijd is met artikel 110 VWEU. Een dergelijke regeling heeft immers tot gevolg dat de verkoop van nationale tweedehands voertuigen wordt begunstigd, waardoor de invoer van soortgelijke tweedehands voertuigen wordt ontmoedigd (zie in die zin beschikking van 17 april 2018, dos Santos,C‑640/17, EU:C:2018:275, punten 21 en 22).

46

Derhalve dient in het licht van die rechtspraak te worden nagegaan of het bij de vierde bijlage bij de wet op de kentekenregistratie ingevoerde stelsel voor wat betreft de vaststelling van de hoogte van de jmb het in het vorige punt van het onderhavige arrest omschreven gevolg heeft, zodat het, zoals de Commissie stelt, in strijd zou zijn met het in artikel 110 VWEU verankerde discriminatieverbod.

47

In dit verband moet, ten eerste, overeenkomstig de in punt 43 van het onderhavige arrest aangehaalde rechtspraak, en anders dan het betoog van de Republiek Malta dat er geen Maltese voertuigenmarkt bestaat, worden vastgesteld dat voertuigen die in Malta zijn geregistreerd en te koop worden aangeboden op de markt van tweedehands voertuigen van deze lidstaat, moeten worden geacht „gelijksoortige nationale producten” – in de zin van artikel 110 VWEU – te zijn als ingevoerde tweedehands voertuigen van hetzelfde type, met dezelfde kenmerken en slijtage.

48

Ten tweede is de jmb blijkens artikel 3, lid 1, en artikel 8, lid 5, van de wet op de kentekenregistratie van toepassing op in Malta geregistreerde of geproduceerde motorvoertuigen en wordt zij geïnd bij de kentekenregistratie van dergelijke voertuigen en nadien jaarlijks.

49

Ten derde staat vast dat de jmb in het kader van het bij de vierde bijlage bij de wet op de kentekenregistratie ingevoerde stelsel op gedifferentieerde wijze wordt toegepast, naargelang deze belasting op vóór dan wel na 1 januari 2009 in Malta geregistreerde voertuigen wordt geheven. Wat in het bijzonder de vóór deze datum in Malta geregistreerde voertuigen betreft, wordt de jmb berekend op basis van de cilinderinhoud van de motor van het voertuig, het soort brandstof (diesel of benzine) en het bouwjaar. Wat daarentegen de na deze datum in Malta geregistreerde voertuigen betreft, wordt de jmb berekend op basis van CO2-emissies (voor benzinemotoren), CO2-emissies en fijnstof (voor dieselmotoren) en het bouwjaar (voor beide).

50

Ten vierde blijkt uit de schriftelijke stukken van partijen dat wegens deze verschillende berekeningswijzen het bedrag van de jmb dat wordt toegepast op na 1 januari 2009 in Malta geregistreerde voertuigen, hoger is dan het bedrag van de jmb dat wordt toegepast op soortgelijke voertuigen die vóór die datum in Malta zijn geregistreerd, hetgeen wordt bevestigd door de voorbeelden die de Commissie het Hof heeft gegeven en die door de Republiek Malta niet zijn betwist.

51

Het bij de vierde bijlage bij de wet op de kentekenregistratie ingevoerde stelsel voor de vaststelling van de hoogte van de jmb heeft tot gevolg dat op tweedehands voertuigen die in Malta worden verkocht na daar vóór 1 januari 2009 te zijn geregistreerd, een lagere jmb wordt toegepast in vergelijking met soortgelijke tweedehands voertuigen die vóór die datum in een andere lidstaat dan de Republiek Malta zijn geregistreerd en na die datum naar Malta zijn overgebracht.

52

Bijgevolg drukt een dergelijk stelsel zwaarder op tweedehands voertuigen die vóór 1 januari 2009 voor het eerst zijn geregistreerd in een andere lidstaat dan de Republiek Malta en die na die datum zijn ingevoerd in laatstgenoemde lidstaat, dan op soortgelijke nationale tweedehands voertuigen die vóór die datum in Malta zijn geregistreerd, voor zover in dat stelsel geen rekening wordt gehouden met de datum van de kentekenregistratie van ingevoerde voertuigen die in andere lidstaten heeft plaatsgevonden. Een dergelijk stelsel heeft dus tot gevolg dat de verkoop van nationale tweedehands voertuigen wordt begunstigd, waardoor de invoer van soortgelijke tweedehands voertuigen wordt ontmoedigd (zie naar analogie beschikking van 17 april 2018, dos Santos,C‑640/17, EU:C:2018:275, punt 21).

53

In de derde plaats kunnen de door de Republiek Malta aangevoerde argumenten die moeten aantonen dat het bij de vierde bijlage bij de wet op de kentekenregistratie ingevoerde stelsel verenigbaar is met artikel 110 VWEU, niet afdoen aan deze beoordeling.

54

Wat ten eerste het argument betreft dat de registratiebelasting en de jmb samen één alomvattende belasting vormen, moet immers worden vastgesteld dat, behalve het feit dat deze twee belastingen dezelfde rechtsgrondslag hebben in de Maltese wetgeving, uit niets in de door de Republiek Malta aangevoerde gegevens, met name de in punt 28 van het onderhavige arrest genoemde tabel in bijlage 1 bij haar verweerschrift, kan worden afgeleid dat daartussen een verband bestaat dat een gezamenlijke beoordeling zou rechtvaardigen.

55

Allereerst zij met betrekking tot de aard van deze belastingen opgemerkt dat de registratiebelasting verschuldigd is wegens de registratie van een voertuig in Malta, terwijl de jmb verschuldigd is wegens het bezit van een voertuig waarmee op de openbare weg mag worden gereden. Wat daarnaast de opeisbaarheid van deze belastingen betreft, is de registratiebelasting enkel verschuldigd bij de registratie van het voertuig in Malta, terwijl de jmb moet worden betaald bij de registratie en daarna jaarlijks, gedurende de gehele levensduur van het voertuig.

56

Zelfs indien het bestaan van een verband tussen de registratiebelasting en de jmb zou kunnen worden geacht te zijn aangetoond, is de Republiek Malta er voorts hoe dan ook niet in geslaagd te bewijzen dat het totaalbedrag van de registratiebelasting die wordt betaald door eigenaren van vóór 2009 in Malta geregistreerde voertuigen en de jmb die gedurende de gehele levensduur van deze voertuigen moet worden betaald, overeenkomt met het totaalbedrag van de registratiebelasting die wordt betaald door de eigenaren van soortgelijke voertuigen die vóór 1 januari 2009 voor het eerst zijn geregistreerd in een andere lidstaat dan de Republiek Malta en die na die datum zijn ingevoerd in laatstgenoemde lidstaat, en de jmb die gedurende de gehele levensduur van deze voertuigen moet worden betaald.

57

Wat ten tweede het argument van de Republiek Malta betreft dat het nieuwe stelsel beoogt het milieu te beschermen middels toepassing van het beginsel „de vervuiler betaalt”, kan worden volstaan met de opmerking dat deze lidstaat niet heeft aangetoond hoe het instellen van een hogere jmb op ingevoerde tweedehands voertuigen dan op soortgelijke nationale tweedehands voertuigen geschikt zou zijn om die doelstelling te verwezenlijken.

58

Zoals de Commissie terecht heeft opgemerkt zou een milieubeschermingsdoelstelling bovendien vollediger en op meer coherente wijze kunnen worden nagestreefd door het milieubestanddeel in de jmb te verhogen voor alle voertuigen van een bepaalde leeftijd, te weten de vóór 2009 voor het eerst geregistreerde tweedehands voertuigen, ongeacht of dat in Malta of in een andere lidstaat is gebeurd. Een dergelijke verhoging zou de nationale markt van tweedehands voertuigen niet op discriminerende wijze begunstigen ten nadele van het in het verkeer brengen van ingevoerde tweedehands voertuigen en zou voorts in overeenstemming zijn met het beginsel „de vervuiler betaalt” (zie in die zin arrest van 7 juli 2011, Nisipeanu,C‑263/10, EU:C:2011:466, punt 28 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

59

Aangaande ten derde het argument betreffende het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen en betreffende sociale overwegingen, moet worden opgemerkt dat, gesteld al dat dit beginsel en deze overwegingen een legitiem doel vormen ter rechtvaardiging van het betrokken verschil in behandeling, de Republiek Malta evenmin heeft aangetoond hoe met het instellen van een dergelijk verschil in behandeling de bescherming van dat beginsel zou kunnen worden gewaarborgd en die sociale overwegingen in aanmerking zouden kunnen worden genomen.

60

In deze context moet worden vastgesteld, zoals ook de Commissie heeft betoogd, dat indien de Republiek Malta van mening is dat het noodzakelijk is om eventuele verwachtingen van de eigenaren van het vóór 1 januari 2009 in Malta geregistreerde nationale wagenpark te beschermen, zij dit zou kunnen doen zonder het in artikel 110 VWEU verankerde discriminatieverbod te schenden, door zowel deze voertuigen als de vóór die datum in een andere lidstaat geregistreerde en na die datum in Malta ingevoerde voertuigen aan het oude stelsel te onderwerpen.

61

Bijgevolg dient de slotsom te luiden dat het bij de vierde bijlage bij de wet op de kentekenregistratie ingevoerde stelsel voor de vaststelling van de hoogte van de jmb in strijd is met artikel 110 VWEU, en dient de enige door de Commissie opgeworpen grief dus te worden aanvaard.

62

Uit een en ander volgt dat de Republiek Malta, door op vóór 1 januari 2009 in andere lidstaten geregistreerde en na die datum naar Malta overgebrachte motorvoertuigen een hogere jmb toe te passen dan die welke van toepassing is op vóór die datum in Malta geregistreerde soortgelijke voertuigen, de krachtens artikel 110 VWEU op haar rustende verplichtingen niet is nagekomen.

Kosten

63

Volgens artikel 138, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Hof wordt de in het ongelijk gestelde partij verwezen in de kosten, voor zover dit is gevorderd.

64

Aangezien de Republiek Malta in het ongelijk is gesteld, dient zij overeenkomstig de vordering van de Commissie te worden verwezen in haar eigen kosten en in die van de Commissie.

 

Het Hof (Zevende kamer) verklaart:

 

1)

Door op vóór 1 januari 2009 in andere lidstaten geregistreerde en na die datum naar Malta overgebrachte motorvoertuigen een hogere jaarlijkse motorrijtuigenbelasting toe te passen dan die welke van toepassing is op vóór die datum in Malta geregistreerde soortgelijke voertuigen, is de Republiek Malta de krachtens artikel 110 VWEU op haar rustende verplichtingen niet nagekomen.

 

2)

De Republiek Malta wordt verwezen in haar eigen kosten en in die van de Europese Commissie.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Engels.