ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer)

9 maart 2023 ( *1 )

„Prejudiciële verwijzing – Productie, presentatie en verkoop van tabaksproducten – Richtlijn 2014/40/EU – Etikettering en verpakking – Artikel 2, punt 40 – Begrip ‚in de handel brengen’ – Artikel 8, lid 3 – Gezondheidswaarschuwingen die moeten voorkomen op elke verpakkingseenheid van een tabaksproduct en op elke buitenverpakking – Verbod op verbergen – Sigarettenautomaat – Van buitenaf onzichtbare pakjes sigaretten”

In zaak C‑356/22,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door het Bundesgerichtshof (hoogste federale rechter in burgerlijke en strafzaken, Duitsland) bij beslissing van 24 februari 2022, ingekomen bij het Hof op 2 juni 2022, in de procedure

Pro Rauchfrei eV

tegen

JS eK,

wijst

HET HOF (Vijfde kamer),

samengesteld als volgt: E. Regan, kamerpresident, D. Gratsias (rapporteur), M. Ilešič, I. Jarukaitis en Z. Csehi, rechters,

advocaat-generaal: L. Medina,

griffier: A. Calot Escobar,

gezien de stukken,

gelet op de opmerkingen van:

JS eK, vertegenwoordigd door A. Meisterernst, Rechtsanwalt,

de Europese Commissie, vertegenwoordigd door E. Schmidt, F. van Schaik en H. van Vliet als gemachtigden,

gelet op de beslissing, de advocaat-generaal gehoord, om de zaak zonder conclusie te berechten,

het navolgende

Arrest

1

Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 8, lid 3, van richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot intrekking van richtlijn 2001/37/EG (PB 2014, L 127, blz. 1).

2

Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen Pro Rauchfrei eV en JS eK over het gebruik door JS van sigarettenautomaten die tot effect hebben dat de gezondheidswaarschuwingen op de sigarettenverpakkingen voor consumenten verborgen blijven.

Toepasselijke bepalingen

3

Artikel 1 van richtlijn 2014/40, met het opschrift „Onderwerp”, bepaalt:

„Deze richtlijn beoogt de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten betreffende:

[…]

b)

bepaalde aspecten van de etikettering en verpakking van tabaksproducten, met inbegrip van de gezondheidswaarschuwingen die moeten voorkomen op de verpakkingseenheden van tabaksproducten en op de buitenverpakkingen, alsmede traceerbaarheids- en veiligheidskenmerken die voor tabaksproducten gelden om de naleving van deze richtlijn te waarborgen;

[…]

teneinde de interne markt voor tabak en aanverwante producten beter te doen functioneren, waarbij wordt uitgegaan van een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid, met name voor jongeren, en teneinde te voldoen aan de verplichtingen van de Unie die voortvloeien uit het [Kaderverdrag van de Wereldgezondheidsorganisatie inzake tabaksontmoediging].”

4

Artikel 2 van deze richtlijn, met als opschrift „Definities”, luidt:

„In deze richtlijn gelden de volgende definities:

[…]

32.

‚gezondheidswaarschuwing’: een waarschuwing betreffende de negatieve effecten op de menselijke gezondheid van een product of betreffende andere ongewenste gevolgen van de consumptie ervan, met inbegrip van waarschuwende teksten, gecombineerde gezondheidswaarschuwingen, algemene waarschuwingen en informatieve boodschappen, als bepaald in deze richtlijn;

[…]

40.

‚in de handel brengen’: de terbeschikkingstelling van producten aan consumenten in de Unie, al dan niet tegen betaling, inclusief via de verkoop op afstand, ongeacht de plaats van productie ervan;

[…]”

5

Titel II van deze richtlijn, met het opschrift „Tabaksproducten”, bevat een hoofdstuk II, „Etikettering en verpakking”, met daarin artikel 8, „Algemene bepalingen”. In de leden 1, 3 en 8 van dit artikel is het volgende bepaald:

„1.   Op elke verpakkingseenheid van een tabaksproduct en elke buitenverpakking staan de in dit hoofdstuk bepaalde gezondheidswaarschuwingen in de officiële taal of talen van de lidstaat waar het product in de handel wordt gebracht.

[…]

3.   De lidstaten zorgen ervoor dat de gezondheidswaarschuwingen op een verpakkingseenheid en op elke buitenverpakking zodanig afgedrukt zijn dat zij niet verwijderd kunnen worden, en niet uitwisbaar en volledig zichtbaar zijn; dit houdt ook in dat zij, wanneer tabaksproducten in de handel worden gebracht, niet geheel of gedeeltelijk worden verborgen of onderbroken door accijnszegels, prijsaanduidingen, veiligheidskenmerken, omhulsels, hulzen, dozen of andere zaken. Op verpakkingseenheden van andere tabaksproducten dan sigaretten en shagtabak in buidels mogen de gezondheidswaarschuwingen met behulp van een sticker worden aangebracht, mits deze niet kan worden verwijderd. De gezondheidswaarschuwingen blijven bij het openen van de verpakkingseenheid intact behalve voor verpakkingen met een klapdeksel, waarbij de gezondheidswaarschuwingen bij het openen van de verpakking mogen worden doorgescheurd mits dit de grafische integriteit en de zichtbaarheid van de tekst, de foto’s en de informatie over het stoppen met roken niet in het gedrang brengt.

[…]

8.   Afbeeldingen van verpakkingseenheden en buitenverpakkingen die zijn gericht op consumenten in de Unie moeten voldoen aan de bepalingen van dit hoofdstuk.”

Hoofdgeding en prejudiciële vragen

6

JS, bedrijfsleider van twee supermarkten te München (Duitsland), heeft op 20 mei 2017 sigarettenautomaten bij de kassa’s van deze supermarkten geplaatst. De pakjes sigaretten werden binnen deze verkoopautomaten opgeslagen, zodat deze pakjes niet zichtbaar waren voor de klanten. De productkeuzetoetsen van die verkoopautomaten maakten het weliswaar mogelijk verschillende sigarettenmerken aan de hand van een grafische voorstelling te identificeren, maar zonder de voorgeschreven gezondheidswaarschuwingen weer te geven.

7

Om een pakje sigaretten te kopen diende de klant de kassamedewerker te verzoeken om de verkoopautomaat te ontgrendelen. De klant moest dan zelf de keuzetoets van het door hem gewenste pakje sigaretten indrukken, dat vervolgens rechtstreeks op de kassaband terechtkwam zodat de klant het kon betalen.

8

Pro Rauchfrei is een vereniging zonder winstoogmerk die opkomt voor de rechten van passieve rokers. Zij heeft bij het Landgericht München I (rechter in eerste aanleg München I, Duitsland) een vordering ingesteld om JS te verbieden tabaksproducten, in het bijzonder sigaretten, aan te bieden door middel van een systeem dat tot gevolg heeft dat op het tijdstip van het aanbod de gezondheidswaarschuwingen op de verpakkingseenheden en op de buitenverpakkingen van tabaksproducten voor de consument worden verborgen door middel van een apparaat zoals beschreven in punt 6 van dit arrest. Subsidiair heeft Pro Rauchfrei gevorderd JS te verbieden dergelijke producten aan te bieden door middel van een systeem dat enkel de afbeelding van verpakkingseenheden van sigaretten weergeeft, zonder de daarop te vermelden gezondheidswaarschuwingen.

9

Het Landgericht München I heeft deze vordering afgewezen.

10

Pro Rauchfrei heeft tegen deze beslissing hoger beroep ingesteld bij het Oberlandesgericht München (hoogste rechterlijke instantie van de deelstaat Beieren, München, Duitsland), dat ook het hoger beroep heeft verworpen. In die omstandigheden heeft Pro Rauchfrei besloten om tegen dat arrest beroep in Revision in te stellen bij de verwijzende rechter, het Bundesgerichtshof (hoogste federale rechter in burgerlijke en strafzaken, Duitsland).

11

Volgens de verwijzende rechter hing de beslissing op dat beroep af van de uitlegging die wordt gegeven aan artikel 8, lid 3, eerste volzin, en artikel 8, lid 8, van richtlijn 2014/40, zodat hij het Hof heeft verzocht om een prejudiciële beslissing. Bij zijn verzoek, dat is ingeschreven onder nummer C‑370/20, heeft hij het Hof vier prejudiciële vragen gesteld.

12

In zijn arrest van 9 december 2021, Pro Rauchfrei (C‑370/20, EU:C:2021:988), heeft het Hof geantwoord op de derde en de vierde vraag. Het heeft daarbij ten eerste voor recht verklaard dat artikel 8, lid 8, van richtlijn 2014/40 aldus moet worden uitgelegd dat een afbeelding die geen getrouwe weergave van een verpakkingseenheid van sigaretten vormt, maar die de consument associeert met een dergelijke verpakking op grond van de verschijningsvorm, namelijk de contouren, de verhoudingen, de kleuren en het merklogo ervan, een „afbeelding van een verpakkingseenheid” in de zin van deze bepaling vormt. Ten tweede heeft het Hof voor recht verklaard dat deze bepaling aldus moet worden uitgelegd dat een afbeelding van een pakje sigaretten die onder deze bepaling valt maar waarop niet de in titel II, hoofdstuk II, van deze richtlijn voorgeschreven gezondheidswaarschuwingen staan, niet in overeenstemming is met die bepaling, ook niet indien de consument de mogelijkheid heeft om deze waarschuwingen vóór de aankoop van de sigaretten te zien op het pakje sigaretten dat met die afbeelding overeenstemt.

13

Het Hof heeft evenwel geoordeeld dat, gelet op het antwoord op de derde en de vierde vraag, de eerste en de tweede vraag niet hoefden te worden beantwoord.

14

In het verzoek om een prejudiciële beslissing dat ten grondslag ligt aan deze zaak geeft de verwijzende rechter evenwel aan dat hij krachtens de op het hoofdgeding toepasselijke procedureregels de volgorde van prioriteit tussen de primaire vordering en de subsidiaire vordering moet eerbiedigen. Aangezien het Hof in het arrest van 9 december 2021, Pro Rauchfrei (C‑370/20, EU:C:2021:988), geen antwoord heeft gegeven op de eerste en de tweede vraag, welk antwoord bepalend is voor het slagen van de door Pro Rauchfrei ten principale aangevoerde vordering, en het antwoord op de derde en de vierde vraag slechts relevant is voor het slagen van de vordering die subsidiair door deze partij is aangevoerd, moeten de eerste en de tweede vraag nog steeds worden beantwoord. De verwijzende rechter heeft namelijk twijfels over de betekenis van het begrip „in de handel brengen” in de zin van artikel 8, lid 3, eerste volzin, van richtlijn 2014/40 en over de omvang van het verbod van die bepaling om de waarschuwingen te verbergen met „andere zaken”.

15

In deze omstandigheden heeft het Bundesgerichtshof de behandeling van de zaak geschorst en het Hof verzocht om een prejudiciële beslissing over de volgende vragen:

„1)

Strekt het begrip ‚in de handel brengen’ in de zin van artikel 8, lid 3, eerste volzin, van richtlijn [2014/40] zich uit tot de presentatie van tabaksproducten via verkoopautomaten waarin de sigarettenverpakkingen, die zijn voorzien van de wettelijk voorgeschreven gezondheidswaarschuwingen, niet zichtbaar voor de consument zijn opgeslagen en waarbij de gezondheidswaarschuwingen pas voor die consument zichtbaar worden nadat hij de eerder door het kassapersoneel ontgrendelde automaat heeft bediend en de sigarettenverpakking nog vóór het betalingsproces op de kassaband wordt uitgeworpen?

2)

Ziet het in artikel 8, lid 3, eerste volzin, van richtlijn [2014/40] neergelegde verbod om de gezondheidswaarschuwingen ‚door andere zaken te verbergen’ ook op het geval waarin de presentatie van producten via een automaat tot gevolg heeft dat de verpakking van het tabaksproduct in haar geheel aan het zicht wordt onttrokken?”

Beantwoording van de prejudiciële vragen

16

Vooraf zij eraan herinnerd dat de bindende werking van een prejudicieel arrest volgens vaste rechtspraak van het Hof geen beletsel vormt voor de nationale rechter tot wie dit arrest is gericht, om, zo hij dit nodig oordeelt, zich opnieuw tot het Hof te wenden alvorens uitspraak te doen in het hoofdgeding, met name wanneer hij het Hof nieuwe feiten ter beoordeling voorlegt die ertoe kunnen leiden dat het Hof een eerder gestelde vraag anders beantwoordt (arrest van 6 maart 2003, Kaba,C‑466/00, EU:C:2003:127, punt 39 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

17

A fortiori volgt hieruit dat de nationale rechter tot wie een prejudiciële beslissing van het Hof is gericht opnieuw kan verzoeken om een prejudiciële beslissing over de vragen die naar oordeel van het Hof in dat arrest niet hoefden te worden beantwoord gelet op het antwoord op andere vragen, mits deze rechter in zijn nieuwe verzoek feiten voorlegt, zoals die in punt 14 van het onderhavige arrest, waaruit blijkt dat de niet-onderzochte vragen daadwerkelijk beantwoord moeten worden om het hoofdgeding te kunnen beslechten.

Eerste vraag

18

Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 8, lid 3, eerste volzin, van richtlijn 2014/40 aldus moet worden uitgelegd dat de presentatie van tabaksproducten via verkoopautomaten waarin de verpakkingseenheden van deze producten zo zijn opgeslagen dat zij niet van buitenaf zichtbaar zijn, valt onder het begrip „in de handel brengen” in de zin van deze bepaling.

19

Het begrip „in de handel brengen” is in artikel 2, punt 40, van richtlijn 2014/40 gedefinieerd als „de terbeschikkingstelling van producten aan consumenten in de Unie, al dan niet tegen betaling, inclusief via de verkoop op afstand”.

20

Volgens de gebruikelijke betekenis van het woord „terbeschikkingstelling” moet een tabaksproduct worden geacht „in de handel [te zijn] gebracht” in de zin van artikel 8, lid 3, eerste volzin, van richtlijn 2014/40, wanneer de consumenten deze producten kunnen kopen. Wanneer een tabaksproduct voor verkoop beschikbaar is, moet het dus worden geacht in de handel te zijn gebracht, zelfs voordat het is gekocht en betaald.

21

Overigens moet erop worden gewezen dat, blijkens de bewoordingen van artikel 2, punt 40, en artikel 8, lid 3, van deze richtlijn, de wijze waarop de tabaksproducten aan de consument worden aangeboden niet relevant is voor de betekenis van het begrip „in de handel brengen” in de zin van deze richtlijn.

22

In casu staat het feit dat de tabaksproducten niet zichtbaar zijn in de verkoopautomaat waarmee de producten voor de verkoop beschikbaar worden gesteld derhalve niet in de weg aan het oordeel dat deze producten in de handel zijn gebracht in de zin van artikel 8, lid 3, eerste volzin, van richtlijn 2014/40.

23

Gelet op het voorgaande moet op de eerste vraag worden geantwoord dat artikel 8, lid 3, eerste volzin, van richtlijn 2014/40 aldus moet worden uitgelegd dat de presentatie van tabaksproducten via verkoopautomaten waarin de verpakkingseenheden van deze producten zo zijn opgeslagen dat zij niet van buitenaf zichtbaar zijn, valt onder het begrip „in de handel brengen” in de zin van deze bepaling.

Tweede vraag

24

Met zijn tweede vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 8, lid 3, eerste volzin, van richtlijn 2014/40 aldus moet worden uitgelegd dat de gezondheidswaarschuwingen op een verpakkingseenheid of op elke buitenverpakking van een tabaksproduct zijn „verborgen” in de zin van deze bepaling op de enkele grond dat het product in zijn geheel aan het zicht wordt onttrokken doordat het in een verkoopautomaat is opgeslagen.

25

Artikel 8, lid 3, eerste volzin, van richtlijn 2014/40 bepaalt dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat, wanneer tabaksproducten in de handel worden gebracht, de gezondheidswaarschuwingen op een verpakkingseenheid en op elke buitenverpakking van een tabaksproduct niet geheel of gedeeltelijk worden verborgen of onderbroken door accijnszegels, prijsaanduidingen, veiligheidskenmerken, omhulsels, hulzen, dozen of andere zaken.

26

Deze bepaling is dus niet uitdrukkelijk gericht op de situatie waarin er wel gezondheidswaarschuwingen op de verpakkingseenheden of de verpakking van tabaksproducten staan, maar deze producten zodanig zijn opgeborgen in een opslageenheid, zoals het apparaat in het hoofdgeding, dat ze van buitenaf niet zichtbaar zijn.

27

Niettemin moet worden vastgesteld of de gezondheidswaarschuwingen in die situatie moeten worden geacht verborgen te zijn door „andere zaken” in de zin van deze bepaling.

28

In dat verband dient volgens vaste rechtspraak van het Hof bij de uitlegging van een Unierechtelijke bepaling niet alleen rekening te worden gehouden met haar bewoordingen, maar ook met haar context en met de doelstellingen die worden nagestreefd met de regeling waarvan zij deel uitmaakt [arrest van 28 oktober 2022, Generalstaatsanwaltschaft München (Uitlevering en ne bis in idem), C‑435/22 PPU, EU:C:2022:852, punt 67 en aldaar aangehaalde rechtspraak].

29

De bewoordingen van artikel 8, lid 3, eerste volzin, van richtlijn 2014/40 slaan op het geheel of gedeeltelijk verbergen van de gezondheidswaarschuwingen op de verpakkingseenheden van tabaksproducten en op elke buitenverpakking, en niet op het verbergen van de verpakkingseenheden als zodanig.

30

Overigens moet in het bijzonder wat betreft de verwijzing, in artikel 8, lid 3, eerste volzin, van richtlijn 2014/40, naar „andere zaken” waardoor de gezondheidswaarschuwingen op een verpakkingseenheid of op de buitenverpakking van een tabaksproduct kunnen worden verborgen, worden vastgesteld dat de niet-uitputtend in die bepaling opgesomde elementen, namelijk accijnszegels, prijsaanduidingen, veiligheidskenmerken, omhulsels, hulzen of dozen, alle rechtstreeks op de verpakkingseenheid van een tabaksproduct of op de buitenverpakking ervan kunnen worden aangebracht, dan wel die eenheid of de verpakking ervan kunnen omhullen. Geen van deze elementen kan daarentegen een verpakkingseenheid volledig ontoegankelijk en onzichtbaar maken voor het publiek, zoals in het geval waarin die eenheid is opgeborgen in een opslageenheid zoals, in casu, een verkoopautomaat.

31

Deze uitlegging wordt bevestigd door de context van artikel 8, lid 3. De kwestie van het verbergen van de gezondheidswaarschuwingen op de verpakkingseenheden van tabaksproducten waarop deze bepaling is gericht, onderscheidt zich namelijk van die van het eventuele ontbreken van de gezondheidswaarschuwingen op de afbeeldingen van verpakkingseenheden van tabaksproducten die op de buitenkant kunnen staan van een verkoopautomaat waarin die eenheden zijn opgeslagen. Deze laatste kwestie valt onder artikel 8, lid 8, van richtlijn 2014/40, zoals uitgelegd door het Hof in het arrest van 9 december 2021, Pro Rauchfrei (C‑370/20, EU:C:2021:988).

32

Wat betreft de in artikel 8, lid 3, eerste volzin, van richtlijn 2014/40 bedoelde doelstelling van het verbod om gezondheidswaarschuwingen te verbergen streeft de richtlijn volgens artikel 1 een tweeledig doel na, namelijk het beter doen functioneren van de interne markt voor tabaks- en aanverwante producten en het bereiken van een hoog niveau van bescherming van de volksgezondheid, met name voor jongeren (arrest van 9 december 2021, Pro Rauchfrei, C‑370/20, EU:C:2021:988, punt 27 en aldaar aangehaalde rechtspraak).

33

Wat dat betreft heeft het Hof in punt 30 van het arrest van 9 december 2021, Pro Rauchfrei (C‑370/20, EU:C:2021:988), in wezen reeds verduidelijkt dat de gezondheidswaarschuwingen die op de verpakkingseenheden van tabaksproducten of de buitenverpakking moeten zijn aangebracht, de kooplust moeten tegengaan die bij een consument wordt opgewekt door het zien van die verpakkingseenheid of een afbeelding daarvan.

34

Die doelstelling wordt niet in gevaar gebracht indien een verpakkingseenheid zodanig in een afgesloten opslageenheid, zoals een verkoopautomaat, is opgeborgen dat zij geheel aan het zicht wordt onttrokken. Aangezien de consument die verpakkingseenheid in dat geval niet kan zien, wordt bij hem ook niet de kooplust opgewekt die de gezondheidswaarschuwingen moeten tegengaan.

35

Derhalve moet op de tweede prejudiciële vraag worden geantwoord dat artikel 8, lid 3, eerste volzin, van richtlijn 2014/40 aldus moet worden uitgelegd dat de gezondheidswaarschuwingen op een verpakkingseenheid of op elke buitenverpakking van een tabaksproduct niet zijn „verborgen” in de zin van deze bepaling op de enkele grond dat het product in zijn geheel aan het zicht wordt onttrokken doordat het in een verkoopautomaat is opgeslagen.

Kosten

36

Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de verwijzende rechter over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

 

Het Hof (Vijfde kamer) verklaart voor recht:

 

1)

Artikel 8, lid 3, eerste volzin, van richtlijn 2014/40/EU van het Europees Parlement en de Raad van 3 april 2014 betreffende de onderlinge aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen van de lidstaten inzake de productie, de presentatie en de verkoop van tabaks- en aanverwante producten en tot intrekking van richtlijn 2001/37/EG

moet aldus worden uitgelegd dat

de presentatie van tabaksproducten via verkoopautomaten waarin de verpakkingseenheden van deze producten zo zijn opgeslagen dat zij niet van buitenaf zichtbaar zijn, valt onder het begrip „in de handel brengen” in de zin van deze bepaling.

 

2)

Artikel 8, lid 3, eerste volzin, van richtlijn 2014/40

moet aldus worden uitgelegd dat

de gezondheidswaarschuwingen op een verpakkingseenheid of op elke buitenverpakking van een tabaksproduct niet zijn „verborgen” in de zin van deze bepaling op de enkele grond dat het product in zijn geheel aan het zicht wordt onttrokken doordat het in een verkoopautomaat is opgeslagen.

 

ondertekeningen


( *1 ) Procestaal: Duits.