Zaak C‑340/22

Cofidis

tegen

Autoridade Tributária e Aduaneira

[verzoek om een prejudiciële beslissing,
ingediend door de Tribunal Arbitral Tributário (Centro de Arbitragem Administrativa - CAAD)]

Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 21 december 2023

„Prejudiciële verwijzing – Directe belastingen – Artikel 49 VWEU – Vrijheid van vestiging – Invoering van een belasting op de passiva van kredietinstellingen ter financiering van het nationale socialezekerheidsstelsel – Vermeende discriminatie ten aanzien van de filialen van buitenlandse kredietinstellingen – Richtlijn 2014/59/EU – Kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen – Werkingssfeer”

  1. Economisch en monetair beleid – Economisch beleid – Herstel en afwikkeling van kredietinstellingen – Richtlijn 2014/59 – Voorwerp en werkingssfeer – Harmonisatie van de fiscale behandeling van kredietinstellingen die binnen de Unie actief zijn – Daarvan uitgesloten – Invoering van een nationale belasting op de passiva van kredietinstellingen – Opbrengsten ter financiering van het nationale socialezekerheidsstelsel – Belasting zonder verband met de afwikkeling en het herstel van deze instellingen – Toelaatbaarheid – Gelijkenissen tussen de wijze van berekening van de belasting en de bijdragen die krachtens richtlijn 2014/59 worden betaald – Geen invloed

    (Richtlijn 2014/59 van het Europees Parlement en de Raad, art. 1)

    (zie punten 22‑27, dictum 1)

  2. Vrij verkeer van personen – Vrijheid van vestiging – Vennootschappen – Bepaling van de binding aan de rechtsorde van een staat – Criterium – Plaats van de vestiging van de zetel – Toepassing van een nationale belastingregeling – Fiscale behandeling van een ingezeten respectievelijk niet-ingezeten vennootschap – Draagwijdte – Filiaal van een niet-ingezeten vennootschap – Daaronder begrepen

    (Art. 49 en 54 VWEU)

    (zie punt 36)

  3. Vrij verkeer van personen – Vrijheid van vestiging – Verdragsbepalingen – Werkingssfeer – Activiteit die door een ingezeten vennootschap in een andere lidstaat wordt uitgeoefend via een vaste inrichting – Daaronder begrepen – Mogelijkheid voor economische subjecten om vrijelijk de rechtsvorm te kiezen die bij de verrichting van hun werkzaamheden in een andere lidstaat past – Beperking door discriminerende fiscale bepalingen – Ontoelaatbaarheid

    (Art. 49 en 54 VWEU)

    (zie punten 37‑42, 47)

  4. Vrij verkeer van personen – Vrijheid van vestiging – Belastingwetgeving – Financiering van het nationale socialezekerheidsstelsel – Nationale regeling tot invoering van een belasting voor ingezeten kredietinstellingen, alsook voor dochterondernemingen en filialen van niet-ingezeten kredietinstellingen – Belastinggrondslag bestaande uit de passiva van kredietinstellingen – In mindering brengen van eigen vermogen en als eigen vermogen in aanmerking komende schuldinstrumenten – Filialen die als entiteiten zonder rechtspersoonlijkheid niet gerechtigd zijn om dergelijke instrumenten uit te geven en geen eigen vermogen in mindering kunnen brengen op hun belastinggrondslag – Ontoelaatbaarheid van de nationale regeling

    (Art. 49 en 54 VWEU)

    (zie punten 44, 65, dictum 2)

Samenvatting

Cofidis is een Portugees filiaal van een kredietinstelling waarvan de hoofdzetel in Frankrijk is gevestigd. Als zodanig is het onderworpen aan de adicional de solidariedade sobre o sector bancário (aanvullende solidariteitsheffing voor de bankensector; hierna: „ASSB”), een belasting voor de bankensector die wordt geheven op de passiva ( 1 ) van kredietinstellingen. Deze belasting is door de Republiek Portugal ingevoerd om bij te dragen aan de financiering van het nationale socialezekerheidsstelsel en om de belastingdruk in deze sector, die voor de meeste financiële diensten is vrijgesteld van de belasting over de toegevoegde waarde (btw), meer in evenwicht te brengen met die in alle andere sectoren van de Portugese economie.

Kredietinstellingen met hoofdzetel in Portugal, Portugese dochterondernemingen van kredietinstellingen met hoofdzetel in een andere staat en Portugese filialen van niet-ingezeten kredietinstellingen zijn aan de ASSB onderworpen.

Op 11 december 2020 heeft Cofidis aangifte voor de ASSB gedaan over het eerste halfjaar van 2020. Aangezien Cofidis evenwel van mening was dat de ASSB in strijd is met richtlijn 2014/59 ( 2 ) en artikel 49 VWEU, heeft zij bij de verwijzende rechter ( 3 ) geklaagd over het feit dat zij aan die belasting is onderworpen.

In zijn arrest stelt het Hof vast dat richtlijn 2014/59 zich niet verzet tegen een nationale regeling waarbij een belasting zoals de ASSB wordt ingevoerd, waarvan de wijze van berekening vergelijkbaar zou zijn met die van de bijdragen die kredietinstellingen krachtens deze richtlijn betalen, aangezien de opbrengsten ervan niet worden toegewezen aan de nationale mechanismen voor de financiering van afwikkelingsmaatregelen, anders dan het geval is voor de bijdragen waarin die richtlijn voorziet. De door de artikelen 49 en 54 VWEU gewaarborgde vrijheid van vestiging verzet zich volgens het Hof daarentegen wél tegen een dergelijke nationale regeling.

Beoordeling door het Hof

In de eerste plaats stelt het Hof vast dat de bijdragen die krachtens richtlijn 2014/59 worden betaald geen belastingen zijn, maar integendeel passen in een logica die op de verzekeringsgedachte is gebaseerd. Aangezien richtlijn 2014/59 niet tot doel heeft de fiscale behandeling van kredietinstellingen die binnen de Unie actief zijn te harmoniseren, kan zij niet in de weg staan aan de invoering van een nationale belasting zoals de ASSB. Dat de wijze van berekening van een dergelijke belasting gelijkenissen vertoont met die van de krachtens richtlijn 2014/59 betaalde bijdragen, is in dit verband volstrekt irrelevant.

In de tweede plaats herinnert het Hof eraan dat de vrijheid van vestiging de marktdeelnemers de mogelijkheid biedt om vrijelijk de rechtsvorm te kiezen die bij de verrichting van hun werkzaamheden in een andere lidstaat past, en met name om hun activiteiten via een filiaal uit te oefenen onder dezelfde voorwaarden als die welke gelden voor dochterondernemingen, zonder dat deze keuze wordt beperkt door direct of indirect discriminerende fiscale bepalingen.

In het bijzonder is er bij een verplichte heffing sprake van indirecte discriminatie op grond van de plaats van de zetel van vennootschappen – wat krachtens de artikelen 49 en 54 VWEU verboden is – wanneer die heffing in een ogenschijnlijk objectief onderscheidingscriterium voorziet maar, gelet op de kenmerken ervan, in de meeste gevallen vennootschappen benadeelt die hun zetel in een andere lidstaat hebben en zich in een situatie bevinden die vergelijkbaar is met die van vennootschappen met zetel in de lidstaat van heffing.

In casu is de in het hoofdgeding aan de orde zijnde nationale regeling zonder onderscheid van toepassing op ingezeten kredietinstellingen en op Portugese dochterondernemingen en filialen van niet-ingezeten kredietinstellingen. De belastinggrondslag van de ASSB bestaat uit de passiva van deze entiteiten, dat wil zeggen alle in de balans opgenomen posten die, ongeacht de vorm of het type, een schuld jegens derden vertegenwoordigen, met uitzondering van met name de posten die volgens de toepasselijke boekhoudregels als eigen vermogen zijn opgenomen.

Het Hof stelt vast dat een dergelijke nationale regeling het voor niet-ingezeten vennootschappen minder aantrekkelijk kan maken om hun werkzaamheden in Portugal te verrichten via een filiaal. In tegenstelling tot ingezeten kredietinstellingen en ingezeten dochterondernemingen van niet-ingezeten kredietinstellingen kunnen filialen van niet-ingezeten kredietinstellingen namelijk geen eigen vermogen in mindering brengen op hun belastinggrondslag voor de ASSB aangezien zij geen rechtspersoonlijkheid hebben, en kunnen zij geen als eigen vermogen in aanmerking komende schuldinstrumenten uitgeven. Dit verschil in behandeling, dat de vrije keuze van de geschikte rechtsvorm kan beperken, kan een beperking vormen van de door de artikelen 49 en 54 VWEU gewaarborgde vrijheid van vestiging.

Wil een dergelijk verschil in behandeling verenigbaar zijn met de bepalingen van het VWEU betreffende de vrijheid van vestiging, dan moet het betrekking hebben op situaties die niet objectief vergelijkbaar zijn of worden gerechtvaardigd door een dwingende reden van algemeen belang.

In deze zaak wijst echter niets erop dat de situatie van een niet-ingezeten kredietinstelling die haar activiteiten via een filiaal uitoefent, niet objectief vergelijkbaar is met die van een ingezeten kredietinstelling of een ingezeten dochteronderneming van een niet-ingezeten kredietinstelling.

Voorts oordeelt het Hof dat de betrokken beperking van de vrijheid van vestiging noch kan worden gerechtvaardigd door de noodzaak om de samenhang van het nationale belastingstelsel te verzekeren, waarop de Portugese regering zich beroept, noch door de noodzaak om een evenwichtige verdeling van de heffingsbevoegdheid tussen de lidstaten te waarborgen, die door de Europese Commissie wordt aangevoerd. Wanneer een lidstaat ervoor heeft gekozen om geen belasting te heffen van entiteiten die op zijn grondgebied zijn gevestigd ( 4 ), kan hij zich ter rechtvaardiging van de belasting die wordt geheven van entiteiten die in een andere lidstaat zijn gevestigd, niet beroepen op de noodzaak om een evenwichtige verdeling van de heffingsbevoegdheid tussen de lidstaten te waarborgen.


( 1 ) De ASSB is met name verschuldigd over de passiva die door de belastingplichtigen na aftrek zijn vastgesteld en goedgekeurd.

( 2 ) Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandkoming van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PB 2014, L 173, blz. 190).

( 3 ) In casu de Tribunal Arbitral Tributário (Centro de Arbitragem Administrativa - CAAD) [scheidsgerecht voor belastingzaken (centrum voor bestuursrechtelijke arbitrage), Portugal]

( 4 ) In casu heeft de Portugese Republiek ervoor gekozen om ingezeten kredietinstellingen en ingezeten dochterondernemingen van niet-ingezeten kredietinstellingen niet te belasten over de als eigen vermogen in aanmerking komende schuldinstrumenten.