Arrest van het Hof (Eerste kamer) van 11 januari 2024 –
Hamers/Cedefop

(Zaak C‑111/22 P) ( 1 )

„Hogere voorziening – Openbare dienst – Ambtenaar – Onderzoek door het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF) – Nationale strafrechtelijke procedure – Nationale beslissing tot vrijspraak van rekwirante – Schade die rekwirante stelt te hebben geleden ten gevolge van de onrechtmatige handelwijze van het Europees Centrum voor de ontwikkeling van de beroepsopleiding (Cedefop) in de loop van de nationale strafrechtelijke procedure – Afwijzing van rekwirantes vordering tot schadevergoeding – Beroep tot nietigverklaring en schadevergoeding – Artikel 41, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie – Vereiste van onpartijdigheid – Belangenconflict – Artikel 48, lid 1, van het Handvest van de grondrechten – Vermoeden van onschuld – Beginsel van loyale samenwerking – Gedeeltelijke vernietiging van het bestreden arrest”

1. 

Grondrechten – Handvest van de grondrechten – Recht op behoorlijk bestuur – Vereiste van onpartijdigheid – Begrip – Vermoeden tot bewijs van het tegendeel

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 41, lid 1)

(zie punten 44‑48)

2. 

Ambtenaren – Rechten en verplichtingen – Verplichting tot onafhankelijkheid en onkreukbaarheid – Vereiste van onpartijdigheid – Begrip – Directeur van een agentschap die zich heeft uitgesproken over een verzoek tot schadevergoeding van een functionaris na een getuigenis te hebben afgelegd in het kader van onderzoeksprocedures en gerechtelijke procedures betreffende die functionaris – Schending

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 41, lid 1; Ambtenarenstatuut, art. 11 bis)

(zie punten 49‑53)

3. 

Grondrechten – Vermoeden van onschuld – Omvang

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 48, lid 1)

(zie punten 80‑82)

4. 

Lidstaten – Verplichtingen – Verplichting tot loyale samenwerking – Omvang

(Art. 4, lid 3, VEU)

(zie punt 100)

Dictum

1) 

Het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 21 december 2021, Hamers/Cedefop (T‑159/20, EU:T:2021:913) wordt vernietigd voor zover daarbij het tweede voor het Gerecht opgeworpen middel, dat is ontleend aan een vermeende schending van het vereiste van onpartijdigheid, en de vordering tot schadevergoeding zijn afgewezen voor zover de afwijzing van die schadevordering gebaseerd is op de afwijzing van het tweede middel.

2) 

De hogere voorziening wordt afgewezen voor het overige.

3) 

De zaak wordt terugverwezen naar het Gerecht van de Europese Unie voor een uitspraak over de vordering tot nietigverklaring en de vordering tot schadevergoeding, voor zover deze vorderingen gebaseerd zijn op het tweede voor het Gerecht opgeworpen middel.

4) 

De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.


( 1 ) PB C 222 van 7.6.2022.